PARIJS – Waar ben ik? Hoe laat is het? Wie begint, moet zich eerst met simpele vragen oriënteren, schrijft Pierre Manent in zijn voorlaatste boek Cours familier de philosophie politique (2001). In Europa is het volgens hem vijf voor twaalf. Al eerder uitte Manent zijn zorg over het Europese project. Bijvoorbeeld op de Nexus-conferentie The Politics of European Values, waar hij afgelopen jaar op uitnodiging van premier Balkenende in de Trêveszaal debatteerde met Valéry Giscard d’Estaing en Amitai Etzioni. «Is de speurtocht naar Europese waarden», vroeg Manent zich daar af, «niet juist een wanhoopspoging van een onderneming die het zicht op haar politieke motieven is verloren?»
Is Manent, de politieke filosoof die naam maakte met studies over Hobbes, Tocqueville en het moderne liberalisme, drie weken voor het referendum nog even somber gestemd?
Pierre Manent: «Ik ben er niet zo zeker van of het probleem is te vatten in een referendum. Het gaat om een kluwen die moeilijk tot één vraag is te herleiden. Welke politieke vorm zou Europa moeten hebben? Een federatie? Een confederatie? Een eenheidsstaat of gewoon een unie van naties? Die vraag eist al een verhandeling op zichzelf. De vraag zou moeten zijn: wat willen we? Die heeft men in Europa nooit beantwoord en komt ook niet aan de orde in de grondwet. Ik geloof, het klinkt misschien gedurfd, dat we aan de vooravond staan van een gigantische mislukking. Om te beginnen is er, ter wille van een oneindige uitbreiding, afgezien van de mogelijkheid tot verdieping tussen de zes landen die aan de wieg stonden van het Europese project. Die uitbreiding transformeert Europa tot een bestuurlijke zone maar sluit tegelijk iedere werkelijke politieke eenheid uit. Ze veroorzaakt wrijving tussen de afzonderlijke landen, omdat ieder land zich verloren voelt in een enorme brij, een brij die steeds troebeler wordt omdat er met iedere uitbreiding landen bij komen die heterogener zijn dan de oorspronkelijke stichters. Het blijft een raadsel dat we, zonder enige hindernis op te werpen, op een trein gesprongen zijn die ons zo overduidelijk naar de mislukking voert.»
De hoofdvraag is dus politiek? Er is geen politieke eenheid, althans die wordt niet als zodanig beleefd?
«Ja, maar die waarheid gaat schuil achter retoriek over ‹Europese waarden›. In politieke zin zijn die waarden echter helemaal niet stichtend, aangezien wij veel van die waarden ook delen met bijvoorbeeld de Verenigde Staten. In Europa krijgt een bestuurlijke superstructuur gestalte die regels en criteria produceert opdat de Europese landen een volgende stap kunnen zetten in hun economische, sociale en morele ontwikkeling. Europa is een administratieve en ideologische onder neming, géén belofte voor de geboorte van een nieuw politiek lichaam of een Europees volk. In tegenstelling tot alles wat men ons wijsmaakt, speelt ons leven zich nog steeds af binnen nationale kaders en zal dat blijven doen. Wij interesseren ons niet wezenlijk voor de andere landen, maar hebben wel onze beslissingsbevoegdheid moeten afstaan. Gevoelsmatig is dat ondraaglijk.
Het is wenselijk, maar heel moeilijk, om terug te keren naar het kleine Europa, het Europa van de zes, of van de negen desnoods. Tussen die landen bestaat voldoende homogeniteit, familiariteit en wellicht ook bereidheid om zich tot een politieke eenheid te ontwikkelen. Met een Europa van 25 of meer lidstaten is dat onmogelijk, omdat geen land wil versmelten met een moloch die wordt bestuurd door commissarissen van wie men er hooguit eentje kent.»
In ‹Democracy in Europe› (2001) waarschuwde de Oxford-filosoof Larry Siedentop dat het Europese project dreigt te verzanden in een bureaucratische superstaat.
Pierre Manent: «Dat is het typisch Engelse verwijt dat ‹Europa› een Franse uitvinding is. Ofwel de uitbreiding van het centralistische, administratieve en verlichte Franse model naar de Europese publieke ruimte: in het centrum plaatsen we verlichte bestuurders die vervolgens de regels bepalen waarnaar de rest van Europa dient te leven. Tot op zekere hoogte is die kritiek terecht, maar ik geloof niet dat ze fundamenteel is. Ik zeg dat wij leven in het rijk van een idee. Het idee van een zuivere democratie, een democratie die de particulariteit van landen en volkeren niet onder ogen wenst te zien en terugbrengt tot onschuldige folklore. Europa is bang om een duidelijke grens te trekken. Zie het gedraai rond de toetreding van Turkije. Ik ben daarvan geen voorstander. Niet dat de Turken geen groots volk zijn, maar Turkije maakt geen deel uit van Europa. Dat is niet alleen een geografisch maar ook een historisch, politiek, religieus en spiritueel gegeven. Alle Europese regeringen hebben deze kloof ontkend omdat het schandalig zou zijn om te doen alsof er zoiets als een buitengrens zou zijn.»
Europa is geen politieke eenheid omdat de lid staten te heterogeen zijn en het referentiekader hoofdzakelijk de natiestaat is. Tegelijk kan Turkije er niet bij omdat het te veel afwijkt. Een contradictie?
«Ja, maar we moeten twee zaken onderscheiden. Natuurlijk bestaat er wel degelijk zoiets als een Europees besef. Er bestaat een Europese geschiedenis, waarmee ik bedoel dat de landen van het continent een aantal vormende gemeenschappelijke ervaringen hebben gehad. Het Romeinse Keizerrijk, de universele kerk van de Middeleeuwen, de Renaissance, de Reformatie, de Verlichting, de natievorming en de constructie van het representatieve systeem. Maar van politieke eenheid was geen sprake. Waarom? Omdat de Europese cultuur vorm kreeg dankzij de scheiding, de samenwerking én de rivaliteit tussen de diverse landen. Je zou een vergelijking kunnen trekken met de Helleense wereld. Alsof de kloof tussen Athene en Sparta het einde van de Griekse cultuur inluidde. Integendeel, die kreeg er juist gestalte door. We moeten ons dan ook de vraag stellen of de Europese identiteit kan voortbestaan zonder de naties als basis. Zelf geloof ik dat geen seconde.
We willen niet weten dat we niet weten wat we willen met Europa. Misschien kunnen we dankzij de grondwet het functioneren van de Unie beter regelen. Maar niemand gelooft toch dat de ministers van Buitenlandse Zaken één beleid vertegenwoordigen? Er bestaat helemaal geen Europees buitenlands beleid. De grondwet stelt voortzetting van het ideologische en administratieve project in het vooruitzicht, maar belooft nergens de politieke kristallisatie die wij zo hard nodig hebben. Vanaf het moment dat we gingen inzetten op ongelimiteerde uitbreiding hebben we de ge zamenlijke onderneming verdoemd. Die rent nu als een kip zonder kop rond: steeds nadrukkelijker aanwezig, steeds dieper ingrijpend in alle aspecten van ons leven. Het is waar dat de Europese onderneming de verschillende landen aanvankelijk bij elkaar heeft gebracht. Maar nu er even geen geld meer is en er landen bij zijn gekomen met afwijkende gezichtspunten, denk ik dat Europa bovenal een factor is die verdeelt in plaats van samenbrengt en hecht. De wittebroodsweken liggen achter ons.»
In welke vorm kan Europa wél gedijen? Pierre Manent: «Als er akte wordt genomen van de heterogeniteit. Als men zich rekenschap geeft van de verschillende welvaarts niveaus, maar ook van het feit dat er zeer uiteenlopende gezichtspunten bestaan. Sommige landen verlangen een sterkere integratie, zoals Frankrijk en Duitsland, terwijl andere dat juist weer niet willen, bijvoorbeeld Engeland. Om het in het bekende jargon te stellen: een Europa van verschillende snelheden. Zelf zou ik graag zien dat Frankrijk, Duitsland, de Benelux, Italië en eventueel Spanje daarin de spil vormen en een manier vinden om de andere landen ervan te overtuigen dat zij een kleinere unie willen vormen. Dat zal heel moeilijk zijn, psychologisch gezien misschien zelfs ondenkbaar. Het meest waarschijnlijk is dus dat wij op de ingeslagen weg doorgaan. Met in elk land een groeiende weerzin tegen het Europese project, zoals we nu al zien in Frankrijk, bij jullie in Nederland, maar ook in Polen, Tsjechië, enzovoort. En met een groeiende weerzin van het ene land jegens het andere.»
Een argument van de nee-stemmers in Frankrijk is de «crise salutaire»: een louterende crisis om de zaak opnieuw ter hand te nemen en ten goede te laten keren.
«Probleem blijft dat het niet zeker is of die crisis ook daadwerkelijk heilzaam zal zijn. Zij kan evengoed leiden tot een verergering van de huidige situatie. Met steeds beperktere financiële middelen en een krimpende militaire macht hebben we gelijktijdig een grotere verantwoordelijkheid op ons genomen maar is onzeker of wij die kunnen waarmaken. Eenvoudig omdat wij geen politieke eenheid zijn. Wanneer ik de Europese Commissie in Brussel bezig zie, vind ik dat eerlijk gezegd een nogal pathetisch schouwspel. Bedenk dat wij worden geregeerd door lieden die helemaal niets vertegenwoordigen. Het enige wat zij vertegenwoordigen is het Europese idee. Dat is prima wanneer alles goed gaat. Maar op het moment dat er echt iets ernstigs gebeurt, zullen wij dan plotseling gehoorzamen aan meneer Barroso? Met het Parlement is het in zekere zin als met de Commissie, ook al is dat gekozen. De Duitsers voelen zich vertegenwoordigd door de Bundestag, de Fransen door de Assemblée Nationale en de Nederlanders door hun regering in Den Haag, maar niet door het Europees Parlement. Allemaal komen wij uit landen die er eeuwen over gedaan hebben om zoiets te realiseren als een represen tatief stelsel. Maar nu hebben wij op Europees niveau een regering die minder representatief is dan ooit tevoren. Op het moment dat er een serieuze crisis uitbreekt, en die crisis is al in de maak, zal alles verbrokkelen.»
Wat gaat Manent op 29 mei, de dag van het Franse referendum, zelf doen? Na afloop van zijn wekelijkse seminar drommen studenten rond hem samen. «Europa is als een trein die niet te stoppen is», merkt iemand op.
«Reden te meer om eens flink aan de noodrem te gaan hangen», antwoordt Manent met een malicieuze grijns.
Pierre Manent doceert politieke filosofie aan de
École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs