Drie technologieën staan op het punt de menselijke voortplanting revolutionair te veranderen. De productie van kunstmatige zaad- en eicellen via in-vitrogametogenese is door wetenschappers aangekondigd; het dna van menselijke embryo’s is voor het eerst succesvol gewijzigd door middel van human gene editing, en de eerste baby met drie genetische ouders is geboren na celkerntransplantatie. Meer dan ooit is de mens in staat om de toekomst van menselijke voortplanting en daarmee ook zijn eigen toekomst als soort te bepalen. Hoe hiermee om te gaan in een liberale, op humanistische waarden gebaseerde democratie?

In politieke en wetenschappelijke kringen is het volgende antwoord steeds vaker te horen: echte liberaal-democraten en humanisten leggen voortplantingstechnieken niet aan banden, maar zoeken naar manieren om deze veilig te introduceren in de vruchtbaarheidskliniek. Maar dat antwoord getuigt van een kortetermijnvisie die noch aan de complexiteit van deze dilemma’s, noch aan het liberaal-democratische en humanistische gedachtegoed recht doet. Een nadere blik op de drie genoemde voortplantingstechnieken kan dat duidelijk maken, te beginnen met de creatie van kunstmatige geslachtscellen.

Met in-vitrogametogenese (ivg) moet het mogelijk worden om zaad- en eicellen in het lab te creëren. Bij muizen is het gelukt om nageslacht met zulke kunstmatige geslachtscellen te produceren. Binnen tien tot twintig jaar denkt men deze techniek ook aan wensouders te kunnen aanbieden. Het plan is om menselijke huidcellen eerst te herprogrammeren tot pluripotente stamcellen, en vervolgens deze stamcellen te stimuleren om zich te ontwikkelen tot geslachtscellen. Het eerste is al mogelijk, naar de tweede stap wordt nog veel onderzoek gedaan.

ivg doorbreekt de laatste biologische barrières van de menselijke voortplanting. Mannen kunnen dan zelfs genetisch eigen eicellen produceren, en vrouwen zaadcellen. Niet alleen zullen onvruchtbare en homoseksuele wensouders in staat zijn om een genetisch eigen kind te krijgen, ook solo-voortplanting, waarbij eicellen worden bevrucht met het sperma van dezelfde persoon, wordt dan mogelijk. Of postmenopauzaal genetisch moederschap waarbij vijftig-plusmoeders niet langer afhankelijk zijn van gedoneerde eicellen, en meer-ouder-voortplanting, waarbij het kind genetisch verwant is aan meer dan twee ouders, bijvoorbeeld zes of twintig ouders. Sommigen verwelkomen deze ontwikkeling als een democratisering van voortplanting. Voortplanting door en met iedereen, ongeacht geslacht, vruchtbaarheid, leeftijd of aantal wensouders.

Als we Stanford-jurist Henry Greely mogen geloven, zullen uiteindelijk ook jonge, vruchtbare, heteroseksuele koppels massaal overstappen op ivg. Hij voorspelt in zijn boek The End of Sex and the Future of Human Reproduction (2016) een nabije toekomst waarin iedereen met een kinderwens zich langs kunstmatige weg voortplant. Zijn redenering gaat als volgt. Dankzij ivg wordt ivf een laagdrempelige vorm van voortplanting. Binnen de huidige ivf-praktijk moeten eicellen nog worden geoogst via een chirurgische ingreep nadat de wensmoeder een intensieve hormoonbehandeling heeft ondergaan. Dit traject is niet vrij van gezondheidsrisico’s voor de vrouw. Bij ivg hoeft de wensmoeder alleen wat huidcellen achter te laten in het ivf-lab. Daar komt geen mes of hormoon aan te pas.

De vraag blijft waarom men zich überhaupt langs kunstmatige weg zou willen voortplanten. De ouderwetse manier is en blijft toch plezieriger? Greely’s antwoord is dat ivg de creatie van embryo’s zo eenvoudig zal maken dat voortplantingsartsen aan wensouders een ongekend menu van genetische keuzes kunnen voorschotelen. Want waarom zou je je beperken tot de creatie van een handvol embryo’s? ivg maakt het mogelijk om in één keer honderd embryo’s of meer te creëren. Een aantal Harvard-wetenschappers muntte de term embryo farming al om die toekomstige praktijk te benoemen. Uit deze embryo’s kunnen de ouders in spe vervolgens een selectie maken op basis van genetische screening.

En ook deze screeningsmethoden ontwikkelen zich in een rap tempo. Bij huidige vormen van embryoselectie, ook wel ‘preïmplantatie genetische diagnostiek’ (pgd) genoemd, zoekt men doelgericht naar bepaalde ernstige genetische mutaties. Dat wordt anders zodra men het complete dna-profiel van embryo’s in kaart kan brengen, en daarmee allerlei genetische predisposities op het spoor kan komen. Dit laatste wordt mogelijk met de toepassing van zogeheten whole genome sequencing-technieken op embryo’s.

ivg gecombineerd met whole genome sequencing resulteert in een proces van voortplanting dat Greely easy PGD noemt. Volgens hem zal ieder weldenkend mens easy pgd uiteindelijk omarmen. Want zijn wij onze kinderen niet het allerbeste verschuldigd? In de huidige prestatiemaatschappij lijkt zijn toekomstvoorspelling niet ongegrond. In vergelijking met hightech-voortplanting is seksuele voortplanting maar een amateuristische, onveilige en klunzige bedoeling met suboptimale uitkomst.

Oxford-filosoof Julian Savulescu ziet daarom alleen maar voordelen, niet alleen voor de wensouders, maar ook voor de kinderen zelf en de samenleving. Stel je voor dat je honderdduizend embryo’s creëert, vertelt hij glunderend in de eerste aflevering van De volmaakte mens (vpro/human), dan kun je kinderen krijgen met de gunstigst denkbare genen. ‘Zulke kinderen zou je langs seksuele weg nooit hebben kunnen produceren, tenzij je honderden levens tot je beschikking had’, aldus Savulescu.

Op de vraag of deze keuzemogelijkheden niet leiden tot een eugenetische samenleving antwoordt Savulescu dat aan dat begrip ten onrechte negatieve associaties kleven. In tegenstelling tot bij bijvoorbeeld de nazi-eugenetica is hier sprake van een vorm van mensverbetering die gebaseerd is op de vrije keuze van ouders. Met andere woorden: eugenetica vindt dan niet van staatswege plaats, maar wordt, net als andere domeinen van het leven, geprivatiseerd. Deze geprivatiseerde eugenetica noemt men in academische kringen een liberale eugenetica.

Waar ivg vooralsnog toekomstmuziek is, schrijft human gene editing, een soort cut-copy-paste-techniek om de menselijke genetische code te herschrijven, nu al geschiedenis. In augustus 2017 is een Amerikaans team van wetenschappers erin geslaagd om het dna van menselijke embryo’s succesvol te bewerken. Het doelwit van de ingreep was een genetische mutatie die gelieerd is aan een ernstige hartafwijking.

Met deze doorbraak is het startschot gegeven voor kiembaanmodificatie: het aanbrengen van wijzigingen in het dna die niet alleen doorwerken in het genetische profiel van het kind, maar ook in dat van toekomstige generaties. Kiembaanmodificatie is sinds de jaren negentig verboden in verschillende internationale verdragen en verklaringen. Ook in Nederland is er sprake van een absoluut verbod. De vraag is echter hoe lang dat nog zo blijft. Sinds de recente successen met gene editing staan wereldwijd de bestaande verbodsbepalingen onder druk, ook hier in Nederland.

Een derde en laatste ontwikkeling is celkerntransplantatie, een soort mengvorm van ivg en kiembaanmodificatie. Met deze techniek kan men defect mitochondriaal dna vervangen door gezond mitochondriaal dna van een eiceldonor, om zo te voorkomen dat de mitochondriale aandoening van de wensmoeder aan het nageslacht wordt doorgegeven. Dit proces zou een oplossing kunnen bieden voor ongeveer vijftien procent van de mitochondriale aandoeningen. Hierbij wordt een eicel van een gezonde donor uitgehold en gevuld met de kern van een eicel van de wensmoeder. Vervolgens wordt deze samengestelde eicel bevrucht met het zaad van de wensvader.

Ook al vertegenwoordigt mitochondriaal dna minder dan één procent van het totale dna van een persoon, toch is ook deze techniek baanbrekend te noemen. Strikt genomen is hier sprake van ingrijpen in de kiembaan: de wijziging in het dna wordt doorgegeven aan toekomstig nageslacht. Daarnaast is het resultaat van de ingreep een kind dat genetisch verwant is aan twee vrouwen en één man. Om die reden spreekt men in de volksmond van ‘three parent babies’.

In 2016 is in New York dankzij een Chinese arts bij Jordanese wensouders de eerste three parent baby geboren

In Nederland is celkerntransplantatie, net als ivg, ongereguleerd. Hierover heeft de politiek zich nog niet uitgesproken. Momenteel is Engeland het enige land wereldwijd waar het parlement het licht op groen heeft gezet voor het gebruik van celkerntransplantatie ter preventie van mitochondriale aandoeningen. Desondanks is in september 2016 de eerste three parent baby in New York geboren bij Jordanese wensouders dankzij een in Amerika werkzame Chinese arts, John Zhang. Om de Amerikaanse regelgeving te omzeilen vond de conceptie van het kind plaats in Mexico, waar nauwelijks regulering op dit terrein is. Zhang vergelijkt de grensoverschrijdende ‘productie’ van het kind met de totstandkoming van een iPhone, die ontworpen is in Californië, maar geassembleerd in China.

De eerste tastbare gevolgen van deze technologische ontwikkelingen worden dus nu al zichtbaar. Tegen het einde van het vorige kabinet deed Edith Schippers, als toenmalig minister van Volksgezondheid, een voorzet voor regulering. In mei 2016 stelde zij de Tweede Kamer voor om de Embryowet te wijzigen. De huidige wet staat alleen onderzoek met restembryo’s toe, oftewel embryo’s die zijn overgebleven van vruchtbaarheidsbehandelingen. Voor onderzoek naar de drie hierboven genoemde technologieën hebben wetenschappers echter behoefte aan embryo’s uit het allereerste stadium van ontwikkeling.

Reden voor Schippers om te pleiten voor opheffing van het verbod op het kweken van embryo’s. Zij wil de creatie van embryo’s toestaan voor onderzoek dat mogelijk bijdraagt aan oplossingen voor wensouders die lijden aan ongewenste kinderloosheid of aan ernstige genetische ziektes die zij niet aan hun kinderen willen doorgeven. Volgens Schippers voldoet onderzoek naar ivg, kiembaanmodificatie en celkerntransplantatie aan deze eisen. Door de verkiezingen en formatie-onderhandelingen is het nog niet tot een parlementair debat over haar voorstel gekomen, laat staan tot een wijziging van de Embryowet.

Schippers’ plannen waren veel besproken in de media, en leken zelfs een splijtzwam bij de formatie-onderhandelingen. Maar ondanks alle ophef en aandacht bleven de meest verstrekkende gevolgen van het voorstel onbenoemd. Vrijwel alle aandacht in politiek en media ging naar de vraag of het voorstel wel door de beugel kan vanuit het oogpunt van de beschermwaardigheid van het embryo. De fricties tussen d66 en de ChristenUnie op dat front werden breed uitgemeten.

Op zich betekent Schippers’ brief inderdaad een fundamentele koerswijziging ten aanzien van embryo’s. Haar voorstel geeft groen licht aan de productie van menselijk leven: menselijk leven dat niet voor menselijke reproductie wordt gekweekt, maar voor zuiver instrumenteel-wetenschappelijke doeleinden, door samenvoeging van een eitje en zaad van verder niet betrokken donoren. Maar dat is nog maar de helft van Schippers’ plannen. Aan de basis van haar voorstel staat een langetermijnvisie op de legitimiteit van controversiële voortplantingstechnologie die in de meeste landen niet is toegestaan. Schippers’ embryopolitiek is daarmee in wezen ook een vorm van voortplantingspolitiek.

In maart 2017 volgden de Gezondheidsraad en de Commissie Genetische Modificatie (cogem) in Schippers’ voetsporen. Deze organisaties adviseerden in een gezamenlijk rapport om niet alleen het kweekverbod, maar ook het verbod op kiembaanmodificatie op te heffen zodra deze techniek klinisch veilig is bevonden om in te zetten voor het verwijderen van ernstige genetische defecten. Ook het Humanistisch Verbond liet bij monde van voorzitter en ex-d66-parlementariër Boris van der Ham weten zich achter deze voorstellen te scharen.

Als de Tweede Kamer deze adviezen overneemt om de Embryowet op te rekken, neemt zij dus stilzwijgend ook een visie over op de morele aanvaardbaarheid van ivg, kiembaanmodificatie en celkerntransplantatie. Het huidige kabinet heeft de knoop nog niet doorgehakt. Uit het regeerakkoord blijkt dat Rutte III eerst het maatschappelijke debat en nadere advisering wil afwachten, voordat er principiële keuzes worden gemaakt.

De belangrijkste vraag in dat maatschappelijke debat zal zijn welke plaats voortplantingstechnologieën moeten krijgen in een liberale democratie die gebaseerd is op humanistische waarden als vrijheid, autonomie en menselijke waardigheid. Schippers, d66, de Gezondheidsraad en cogem en het Humanistisch Verbond hebben hun antwoord al klaar: we mogen deze technologieën niet te veel belemmeren. Voor hen is het vanzelfsprekend dat een democratische samenleving ‘ja’ zegt tegen ‘democratisering van voortplanting’. Zolang wensouders in vrijheid gebruik maken van het genetisch keuzeaanbod zegt een liberaal geen ‘nee’ tegen de liberale eugenetica. Sterker nog: de keuzevrijheid van wensouders moet worden beschermd als een mensenrecht.

Deze alliantie van vvd- en d66-liberalen en adviesorganisaties heeft natuurlijk een belangrijk punt. Nieuwe voortplantingstechnologie kan bijdragen aan het voorkomen van ernstige ziektes. Maar hun visie doet geen recht aan de complexiteit van de dilemma’s die deze ontwikkelingen teweegbrengen. Ook voor liberaal-democraten en humanisten is er alle reden om zich ernstig zorgen te maken over de mogelijk radicale gevolgen van deze technologieën.

Zo kan een liberaal-democraat zich afvragen hoe democratisch het is om technologieën toe te laten die niet alleen ingrijpende gevolgen hebben voor het huidige electoraat, maar ook voor toekomstige kinderen en generaties. De stem van deze kinderen en generaties wordt, in tegenstelling tot die van bijvoorbeeld wensouders, niet gehoord. Dat geeft te denken over het democratisch gehalte van deze voorstellen. Zoals techniekfilosoof Hans Jonas al in 1985 opmerkte over de krachten die worden ontketend door genetische modificatie: ‘The other side of the power of today is the future bondage of the living to the dead.’

Met name wanneer het gaat om kiembaanmodificatie is dat duidelijk: wijzigingen die worden aangebracht in het dna van een kind worden eveneens doorgegeven aan toekomstige generaties. Daarmee raken deze ingrepen aan de integriteit van het menselijk genoom. De Unesco International Bioethics Committee is dan ook bezorgd over kiembaanmodificatie. In internationale verdragen wordt het menselijk genoom beschermd als ‘gemeenschappelijke erfenis van de mensheid’. Volgens de commissie is deze erfenis ‘one of the premises of freedom itself and not simply raw material to manipulate at leisure’.

Dat roept de vraag op waarom men überhaupt de radicale weg van kiembaanmodificatie wil inslaan. Er zijn ook minder ingrijpende manieren om ernstige ziektes te voorkomen bij het nageslacht. Zo kan men met embryoselectie in veruit de meeste gevallen hetzelfde doel bereiken, zeker gezien de nieuwe screeningsmogelijkheden. Kinderen die geboren zijn via embryoselectie zullen zich bovendien minder snel beklagen over de interventies van hun ouders, aangezien het alternatief was geweest dat zij niet waren geselecteerd en dus niet geboren.

In het geval van kiembaangentherapie is dat problematischer aangezien een kind wel degelijk anders geboren had kunnen worden, namelijk zonder modificatie. Zelfs techno-optimist Savulescu geeft om die reden de voorkeur aan embryoselectie boven kiembaanmodificatie. Volgens de Gezondheidsraad en cogem is het feit dat kiembaanmodificatie ook doorwerkt in volgende generaties juist pure winst. Dan ben je als familie en samenleving tenminste voor altijd van de genetische defecten verlost.

De voortplantingsmarkt begint het karakter van een wereldwijde ‘genetische supermarkt’ te krijgen

Vanuit liberaal-democratisch perspectief is ook de dominantie van het risicodenken in deze discussies problematisch. Zo vooronderstelt Schippers’ voorstel tot opheffing van het kweekverbod dat het belangrijkste bezwaar tegen het toelaten van deze technologieën is gelegen in klinische risico’s. Onderzoek met gekweekte embryo’s kan deze gezondheidsrisico’s verminderen of wegnemen. Maar moeten we het niet eerst hebben over de vraag of we deze technologieën überhaupt wenselijk vinden? Of welke maatschappelijke impact zij zullen hebben?

Volgens Harvard-wetenschapsfilosoof Sheila Jasanoff getuigt de risicobenadering van kiembaanmodificatie van een ernstig democratisch tekort. Wetenschappers zullen in maatschappelijke discussies domineren aangezien zijzelf bij uitstek in staat zijn tot de risicocalculatie, en burgers worden niet geprikkeld om na te denken over de vraag welke toekomst zij voor zichzelf en toekomstige generaties wensen.

In dat opzicht is het regeerakkoord van Rutte III te prijzen. Kleurloos is de medisch-ethische paragraaf van het regeerakkoord ongetwijfeld. Maar gezien de grote belangen die op het spel staan, is er ook veel voor te zeggen om deze kwestie niet af te doen via formatie-onderhandelingen achter gesloten deur. Het is in de eerste plaats aan burgers en democratisch gekozen Kamerleden, en niet aan wetenschappers en deskundigen, om te bepalen wat beginselen als vrijheid, gelijkheid en waardigheid betekenen voor de regulering van de liberale eugenetica.

Daarmee komen we bij de waarden en idealen van het humanisme. Voor humanisten is het, meer dan ooit, tijd om op de bres te springen voor de menselijkheid van de mens in een hoogtechnologische samenleving. Maar wat betekent menselijke waardigheid? De Gezondheidsraad en cogem benadrukken in hun rapport dat kiembaanmodificatie zowel in overeenstemming is met de waardigheid van kinderen, aangezien hun defecte genen worden vervangen door gezonde genen, als met de waardigheid van wensouders, omdat hun de vrijheid wordt gelaten al dan niet gebruik te maken van de techniek. Die redenering is krachtig, maar ook simplistisch. Humanisten die onder waardigheid alleen verlichting van lijden en zelfbeschikking verstaan, hebben een te beperkt beeld van wat de mens tot mens maakt. Er zijn in deze context meerdere dimensies van waardigheid in het spel, die tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Neem de toelichting bij het Europese verbod op kiembaanmodificatie. Daarin wordt de centrale gedachte van het bestaande verbod als volgt verwoord: ‘The ultimate fear is of intentional modification of the human genome so as to produce individuals or entire groups endowed with particular characteristics and required qualities.’ Anders gezegd: de internationale rechtsorde vreest voor een verwording van de menselijke reproductie tot de productie van mensen, en een degradatie van kinderen tot objecten van manipulatie. Zo bezien vormt kiembaanmodificatie juist een bedreiging van de menselijke waardigheid.

Dat die bedreiging niet denkbeeldig is, blijkt uit de reeds bestaande, wereldwijde voortplantingsmarkt. Daar is alles te koop voor hedendaagse wensouders met een creditcard en internetverbinding, van eicellen tot draagmoeders. Dankzij het uitdijend arsenaal van voortplantingstechnieken begint deze voortplantingsmarkt inmiddels het karakter van een wereldwijde ‘genetische supermarkt’ te krijgen.

Dat ook de resulterende kinderen in die context steeds meer worden opgevat als een consumptiegoed voor de hoogste bieder blijkt uit het toenemende aantal schandalen dat in de afgelopen jaren de media heeft gehaald. De klant is koning, ook op de voortplantingsmarkt, zodat het niet vanzelfsprekend is dat kinderen met een genetisch defect worden ‘afgenomen’. Denk aan de ophef rondom baby Gammy, een jongetje met Down, geboren bij een Thaise draagmoeder, wiens Australische wensouders weigerden hem op te halen in de zomer van 2014. Zijn tweelingzusje Pippa mocht wel mee. De wensouders redeneerden dat de Thaise draagmoeder maar had moeten doen wat zij haar halverwege de zwangerschap hadden opgedragen na genetische screening: de helft van de tweeling aborteren.

Humanisten dienen zich niet alleen om de waardigheid van het kind te bekommeren; ook de waardigheid van wensouders is in het geding. Hoe vrij zullen toekomstige ouders zijn in hun keuze om gebruik te maken van het aanbod van voortplantingstechnologieën? Er is weinig fantasie voor nodig om te bedenken hoe ivg kan leiden tot ‘ouderschapsdiefstal’. Iemand hoeft alleen maar wat van jouw huidcellen te bemachtigen om zich met jou te kunnen voortplanten. Daarnaast spelen financiële beperkingen. Het gevaar bestaat dat sociaal-economische verschillen in de maatschappij zich zullen voortzetten op genetisch niveau.

De vraag is ook hoe ouders zullen beslissen voor welke doeleinden zij de technieken willen inzetten. Nu luidt het voorstel om het gebruik alleen toe te laten ter preventie van ernstige ziektes. Het begrip ‘ernstige ziekte’ is echter lastig af te bakenen. Dat hebben we al gezien in de discussie over voltooid leven, waarbij het begrip ‘lijden’ steeds verder is opgerekt; en dat zien we ook bij het bestaande aanbod van kunstmatige voortplanting. Een goede illustratie biedt de London Sperm Bank, die eind 2015 verkondigde voortaan zaad te weigeren van spermadonoren met add, adhd en dyslexie. Niet alleen draaiden Einstein, Da Vinci en Mozart zich om in hun graf, maar ook maakte de maatregel veel verontruste reacties los.

Die verontrusting heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de manier waarop een zekere maatschappelijke norm zich begint af te tekenen met betrekking tot voortplanting. Hoe men zich voortplant, met wie, onder welke omstandigheden en met gebruikmaking van welk screeningsaanbod is dan niet langer een vrijblijvende keuze, maar zal mede het resultaat zijn van dominante visies in de samenleving over wat ouders aan hun toekomstige kind verplicht zijn. Bovendien voorzien nieuwe voortplantingstechnieken niet alleen in bestaande behoeften. Zoals het Centrum voor Ethiek en Gezondheid schrijft in een recente signalering (2017) zal bijvoorbeeld het aanbod van ivg ook een nieuwe vraag creëren. Mensen die nooit aan voortplanting hebben gedacht krijgen dankzij ivg opeens voortplanting binnen handbereik.

Die nieuwe behoeftes worden mede gestuurd en gevoed door de markt. Dat heeft John Zhang, de arts die de eerste three parent baby op de wereld heeft gezet, goed door. Sinds juni 2017 runt Zhang start-up Darwin Life die met de techniek van celkerntransplantatie een nieuw marktsegment wil aanboren: vrouwen tussen de 42 en 47 jaar, van wie de eicellen wel een verjongingskuur kunnen gebruiken. Het overplaatsen van de celkern van een ‘oude’ eicel in de ontkernde eicel van een jonge donor zou precies dat effect kunnen hebben. Behandeling gaat tussen tachtig- en honderdduizend dollar kosten. Zhang kijkt er al naar uit om deze techniek te combineren met kiembaanmodificatie. Want, zo zegt hij zelf over zijn bedrijf, ‘everything we do is a step toward designer babies. With nuclear transfer and gene editing together, you can really do anything you want.’

Hoewel liberaal-democraten en humanisten op het eerste gezicht alle reden lijken te hebben om nieuwe vormen van kunstmatige voortplanting te vieren als een uitbreiding van menselijke vrijheid en autonomie geven diezelfde waarden bij nader inzien eveneens aanleiding tot ernstige bedenkingen bij deze technologische ontwikkelingen. Die ambivalentie kan verklaren waarom organisaties die de mensenrechten hoog in het vaandel houden, zoals de Raad van Europa en Unesco, al sinds de jaren negentig voortplantingstechnieken als kiembaanmodificatie en klonen in verschillende verklaringen verbieden, ook al wordt daarmee het recht op voortplanting van de wensouders ingeperkt.

Voor die inperking bestaat een goede reden. Want hoe kunnen mensenrechtelijke vrijheden als hoogste waarde blijven functioneren als het fundament van deze vrijheidsrechten, oftewel onze menselijkheid zelf, tot inzet en object wordt van deze vrijheidsrechten? Niet alleen het onderscheid tussen persoon en zaak, en tussen geboren en gemaakt, dreigt daarmee te vervagen; ook is op voorhand niet duidelijk of de mens de consument of het product zal zijn van de genetische supermarkt.

In die zin is er veel te leren van het huidige debat over internetdata, algoritmen en techgiganten als Google en Facebook. Daar wordt zichtbaar hoe technologie die belooft de menselijke vrijheid te vergroten zich uiteindelijk ook tegen de menselijke vrijheid kan keren. Volgens een recent rapport van het Rathenau Instituut, Regels voor het digitale mensenpark, is er zelfs een sterke verwantschap tussen de ‘persuasieve technologieën’ die IT-bedrijven inzetten en kiembaanmodificatie. Waar de mens wordt getemd via persuasieve technologie die in staat is het gedrag van mensen te beïnvloeden op basis van de datasporen die ze achterlaten wanneer ze gebruik maken van digitale media, daar wordt de mens geteeld via genetische interventies zoals kiembaanmodificatie op basis van de data die vrijkomen bij genetische screening en sequencing. De overgang van menselijke reproductie naar de productie van menselijke embryo’s en van embryoproductie naar de productie van mensen is daarmee compleet.


Britta van Beers is universitair hoofddocent rechtsfilosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam