Een oude dame met rode lippenstift en een gecoiffeerd kapsel stapt uit een taxi en scharrelt, de hulp van de taxichauffeur afwerend, achter een rollator naar de ingang. In het grand café voegt zij zich bij haar vriendinnen, die aan een tafeltje klaar zitten met bridgekaarten. Ze begroeten elkaar luid, even later zitten ze voortvarend te kaarten en elkaars slagen te bediscussiëren. De ober moet maar even met de bestelling wachten. Iets verder staat in de gang een vrouw gebogen over een puzzel met duizend stukjes. In de bibliotheek bespreken twee heren aan de leestafel Het diner van Herman Koch.

Ze genieten zichtbaar van hun oude dag, de bewoners van Senioren Residentie Van Ommerenpark. Hierin bevinden zich 98 huurappartementen en het verzorgings- en verpleeghuis het Johannahuis met ruim vijftig plaatsen. Het is gevestigd op het oude landgoed Rust en Vreugd aan de rand van Wassenaar. De ouderenzorg was voorheen ondergebracht in het ‘oude’ Johannahuis, dat in 1931 werd gesticht door het echtpaar Van Ommeren-de Voogt voor dames van goeden huize ‘die buiten hun eigen schuld in financiële problemen waren geraakt’. Het gefortuneerde paar had geen kinderen maar wel een groot hart. Ze vingen ook ‘vermoeide moeders’ op. In de loop der tijd groeide het Johannahuis uit tot een bejaardentehuis, hoewel het niet voor die functie was ingericht. ‘Er paste geen brancard in de lift, het personeel liep zich het apezuur’, vertelt directeur Jacqueline van Tilburg, die wijst op de jaren-dertigvilla in de verte tussen het groen.

Negen jaar geleden verrees elders op het landgoed een gloednieuw gebouwencomplex met verschillende opties om te wonen en/of te worden verzorgd of verpleegd. Er zijn ook huurappartementen. Vanwege de ruime voorzieningen en de locatie is residentie geen eufemisme. Er wonen zowel in de huurappartementen als in het verzorgingshuis oud-ministers en expats, maar ook mensen met een aow. Zij betalen per maand ongeveer driehonderd euro aan eigen bijdrage in het verzorgingshuis voor het hele pakket aan eten, drinken, zorg, wonen, schoonmaken, activiteiten, gas, licht en water. De gemiddelde leeftijd van de bewoners in het verzorgingshuis is rond de negentig jaar. De jongste is 82, en gisteren overleed de oudste bewoonster, die 102 is geworden. Straks gaat ook hier van alles veranderen. ‘We hebben een mega-verzorgingsstaat. Het kan allemaal best wat minder’, zegt Van Tilburg.

Minister Schippers vindt dat de zorg voor ouderen met véél minder geld toe kan. Door de vergrijzing is het fijnmazige systeem van verzorgingshuizen niet meer te betalen via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (awbz) – daar zijn zo’n beetje alle economen het roerend over eens. Het aantal ouderen is op den duur groter dan het aantal mensen dat voor de kosten opdraait. Hetzelfde geluid is te horen binnen de ouderenzorg. ‘En er is straks niet genoeg personeel voorhanden. Zelfs als mensen in een verpleeghuis zitten, moeten vrijwilligers en familie bijspringen met bijvoorbeeld maaltijden’, aldus directeur Aad Koster van belangenvereniging van verzorgingstehuizen Actiz.

De urgentie tot verandering wordt ingegeven doordat de generatie-babyboomers – geboren tussen 1945 en 1955 – massaal met pensioen gaat. Dat begon, gerekend vanuit het recordjaar 1946, per 1 januari 2011 en neemt in de aanstaande jaren hard toe. Volgens het cbs zal het aantal 65-plussers van 2,9 miljoen in 2013 toenemen tot een hoogtepunt in 2041 van 4,7 miljoen. Liane den Haan, directeur-bestuurder van Anbo, de grootste belangenorganisatie voor senioren: ‘De vergrijzing zal andere collectieve voorzieningen gaan verdringen, er moet dus wat gebeuren.’

Behalve fors bezuinigen op de langdurige zorg – met als doel uiteindelijk 3,5 miljard euro per jaar – voert Schippers hervormingen door: de ouderenzorg moet thuis en in de buurt worden georganiseerd met ondersteuning van thuiszorg en vooral ook mantelzorg, het netwerk aan buren, familie en vrijwilligers. Zelfredzaamheid past naadloos in het idee van de participatiesamenleving. Om minder te leunen op de barmhartige staat is het toverwoord vanuit Den Haag ‘cultuuromslag’. En die verloopt op z’n Nederlands: aanscherpen van de wettelijke indicatieregels voor een verblijf in een instelling. Sinds 1 januari dit jaar krijgen ouderen met het zogeheten zorgzwaartepakket (zzp) type 3 geen plaats meer in een verzorgingshuis.

Mantelzorgers voelen zich financieel ‘gestraft’ als ze hun ouders in huis nemen

De zzp’s zijn allemaal keurig omschreven. Zzp 3 zijn ‘mensen die moeilijk ter been zijn, vergeetachtig zijn, beginnende dementie hebben en hulp nodig hebben bij het uit bed komen, bij het douchen of eten’. Tot voor kort mochten zij naar een verzorgingshuis en kregen ze twaalf uur hulp per week, volgens de nieuwe normen heten zij nu ‘gezond genoeg om met de nodige thuiszorg zelfstandig te blijven wonen’. Het jaar daarvoor vielen zzp 1 en zzp 2, mensen die alleen ‘oud’ zijn op basis van hun leeftijd, al volledig buiten de boot.

En vanaf 1 januari 2015 ligt ook zzp 4 – mensen die ziek of dement zijn en dagelijks afhankelijk zijn van hulp – onder vuur. Als zij voldoende ondersteuning kunnen krijgen moeten ook zij thuis blijven wonen. Ze worden met behulp van een ‘zorgkantoor’ en de huisarts ‘regisseur’ van hun eigen hulpnetwerk. Met de vervanging van de awbz door de Wet langdurige zorg (wlz) wil Schippers de hervormingen doorvoeren. Wonen en zorg worden van elkaar gescheiden; zorg blijft onder de hoede van de verzekeraars en wonen komt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Via de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) wordt bekeken wat mensen nog wél in plaats van niet meer kunnen. Actief zijn is het credo.

Binnenkort debatteert de Tweede Kamer hierover. Gaat het niet iets te hard met de afbouw van onze verzorgings- en verpleeghuizen? En hoe moet dat met mensen zonder een nabije buur of verre vriend? Als de Eerste Kamer eind juni akkoord gaat, worden ouderen met aow bovendien vanaf volgend jaar gekort als ze samenleven met hun volwassen kinderen. Dat leidt tot onrust onder mantelzorgers. Ze voelen zich financieel ‘gestraft’ als ze hun oude ouders in huis nemen. In feite draait dit kabinet de klok decennia terug.

De wortels van de professionele bejaardenzorg liggen vlak na de Tweede Wereldoorlog. Na de bevrijding drukte de geboortegolf op de woningen van oude mensen die plaats moesten maken voor jonge gezinnen. Tegelijk ontstond er in de wederopbouw drang tot meer vrijheid, zowel geestelijk als ruimtelijk. Drie generaties onder één dak werd toenemend ervaren als knellend. De veranderende geest zette de toenmalige regering-De Quay in 1963 om in de Wet op de bejaardenoorden, waarmee het voor de overheid mogelijk werd om verhuizen naar bejaardentehuizen te stimuleren – in feite een vorm van nudging dat de laatste jaren in zwang is geraakt onder liberale politici. Die ‘duw’ van de overheid gold toen als vooruitgang, passend in een algehele uitbreiding van sociale zekerheid voor iedereen.

‘Vadertje Drees’ heeft hiervoor de basis gelegd. Als minister van Sociale Zaken voerde hij al in 1947 de Noodwet ouderdomsvoorziening in, die tien jaar later werd omgezet in de Algemene ouderdomswet (aow). Iedereen die premie betaalde kreeg vanaf 65 jaar recht op een aow-uitkering. De naoorlogse opbouw van het sociale stelsel werd mogelijk door een hoogconjunctuur, versterkt door de ontdekking van aardgas (1959) in Slochteren waardoor Nederland kon uitgroeien tot een rijk land met een uitdijende verzorgingsstaat.

De over­gebleven instellingen lopen op termijn vol met zware gevallen

En daar kwam nog iets bij: na de oorlog werd penicilline (uitgevonden in 1928) op grote schaal geproduceerd en toegepast, waardoor de levensverwachting rap steeg. Door de voortschrijdende medische techniek konden bovendien steeds meer ouderdomsziekten worden verlicht of zelfs genezen, wat bijdraagt aan een langer en gezonder leven. Kwakkelende oudjes werden ‘bejaarden’ die niet meer bij hun kinderen in huis woonden of afhankelijk van hun sociale klasse trokken naar een gasthuis, een armenhuis, een oudemannen- of oudevrouwenhuis, een diaconiehuis of een rusthuis. Bejaarden gingen naar het bejaardentehuis of bejaardencentrum – een groot nieuwbouwcomplex met moderne voorzieningen, meestal aan de rand van het dorp of ergens in de bossen. Bejaardentehuizen rezen als paddenstoelen uit de grond, terwijl de wachtlijsten bleven oplopen. Nederland liep met dit gesubsidieerde systeem voorop in de wereld.

Toch kwam er langzaam kritiek op. Wij, Nederlanders, stoppen onze ouders weg en verklaren mensen te vroeg oud en zielig. Door de wildgroei van particuliere instellingen voor bejaarden die meer te besteden hadden, ontstonden bovendien misstanden. Winst ging ten koste van welzijn. Het is allemaal de laatste jaren breed uitgemeten in de media.

Al in 1975 werd in de Tweede Nota bejaardenbeleid bepleit bejaarden niet langer weg te stoppen in bejaardentehuizen en te werken aan ‘het bevorderen van meer zelfstandigheid en het geestelijk welzijn’. Bejaarden gingen ouderen en senioren heten, waaromheen een hele zorgindustrie opkwam. De wandelstok kreeg uitbreiding met het looprek, de rollator en de scootmobiel. De maaltijdenservice tafeltje-dek-je bezorgde ‘lekker eten op maat’. Er reden speciale busjes, wat viel onder verzekerde zorg. Personeel werd beter geschoold om naast dagelijkse praktische hulp ook psychologische ondersteuning te bieden en activiteiten te organiseren.

Het woord bejaardentehuis mocht niet meer in de mond genomen worden en heette, in gelijke tred met de zzp-categorisering, aanleunwoning, serviceflat, verzorgingscentrum, woonzorgcomplex (wozoco), woonzorgcentrum of zorgknooppunt. Volgens de ZorgkaartNederland zijn er daarvan nu ruim tweeduizend, met een gemiddeld rapportcijfer van 7,3. Behalve het dagelijkse personeel zijn hier bijna duizend specialisten ouderengeneeskunde en vele zorgverleners, zoals diëtisten en fysiotherapeuten, werkzaam. Het kost allemaal miljarden. En daar gaat nu het mes in.

‘Er gaat héél veel geld om in deze sector. Maar er wordt ook veel geld verspild en er heerst een mentaliteit van “ik heb er recht op”. Iedereen heeft overal recht op’, verzucht Van Tilburg. ‘Om dat eruit te krijgen kost minstens een generatie – en dat schuurt nu.’

Liane den Haan van de Anbo zegt: ‘Mensen gingen achterover leunen en aankloppen bij de overheid. De kwaliteit van de instellingen was vaak zo goed dat families hun ouders aan de deur afleverden en alles overlieten aan de instelling, inclusief de was. Weer meer voor jezelf zorgen met wat hulp, net als in een gezin, roept een gevoel van onrechtvaardigheid op. Maar de nieuwe koers past juist bij deze tijd.’

‘Er heerst een mentaliteit van “ik heb er recht op”. Om dat eruit te krijgen kost minstens een generatie’

Ze merkt onder babyboomers weinig weerstand tegen de veranderingen. Zij zijn anders dan hun ouders geen oudjes maar fitte onafhankelijke senioren; zij reizen, volgen cursussen, zitten in collegebanken, bezoeken de sportschool en passen op hun kleinkinderen. Zij kunnen op hun 65ste meestal makkelijk thuis wonen en zullen pas op latere leeftijd intensieve zorg nodig hebben. ‘Dan moeten de randvoorwaarden wel goed zijn, en daar pleiten we hard voor’, zegt Den Haan. ‘Het gaat allemaal erg snel en het gaat ook nog eens gepaard met forse bezuinigingen op de thuiszorg. We moeten goed opletten dat mensen zonder netwerk niet verkommeren.’

Meer leunen op de sociale omgeving zoals vroeger zal hoe dan ook niet zonder slag of stoot gaan. Familie woont vaak niet in de buurt, vrouwen werken overdag en buren zijn niet gewend om in andermans dagelijks leven te dringen. Een boodschap doen, iemand even met de auto wegbrengen en weer ophalen, medicijnen afhalen bij de apotheek – het vergt een andere mentaliteit, of in Haagse taal, een cultuuromslag. Met name de pvv en de SP maken zich er boos over: we laten onze bejaarden nu stikken, er moet juist méér geld naartoe. Ze halen dan graag excessen aan. Instellingen waar het geurt naar urine, waar het eten tussen de middag bestaat uit een half opgewarmde vette gaarkeukenhap, waar de bewoners overdag in hun eentje naar de tv staren en dementen na zessen in hun bed gesnoerd worden om niet te kunnen ronddwalen.

‘Niet overal is het zo goed als hier, met appartementjes van 55 vierkante meter en eigen badkamer’, zegt Van Tilburg. ‘Er zijn locaties waar mensen op dertig vierkante meter met het bed in de woonkamer wonen, of in het verpleeghuis soms met z’n tweeën op een kamer met een gordijn ertussen. Waar ik wel moeite mee heb, is iemand die oud is per definitie bestempelen als zielig, en de dooddoener dat deze generatie het land heeft opgebouwd en dus overal recht op heeft. Niemand gaat juichend naar een verzorgingshuis, vroeger niet en nu ook niet. Als mensen er eenmaal wonen, vinden ze het eigenlijk prima. Het kost tijd om weer een eigen plek te vinden. Het is vooral de familie die de verantwoordelijkheid te veel bij het verzorgingshuis legt. We zijn géén geluksfabriek. De basiszorg moet uiteraard goed en menslievend blijven voor iedereen.’

Van Tilburg denkt hardop over wat er op haar afkomt. Ze moet plaatsen inleveren, en dat is doodzonde want het gebouw is nog zo nieuw en helemaal ingericht op de toekomst. Wil je dan de vrijgekomen ruimte gaan verhuren, of ga je ‘verzwaren’: meer verpleging in plaats van verzorging binnenhalen? Dat stelt weer andere eisen aan het personeel, meestal jonge meisjes die voor verzorging zijn opgeleid en dan anders moeten leren werken. Nog een punt van zorg is dat zorgverzekeraars liever met grote instellingen willen werken, en het Johannahuis is klein. Het is nu al een hele koehandel, weet Van Tilburg uit ervaring. En straks gaat het er nog strakker aan toe. ‘Gaan wij het dan wel redden? O ja, en zorgkantoren gaan boetes uitdelen als wij niet voldoen aan de door hen gestelde eisen.’ Deze vragen spelen momenteel in alle bestuurderskamers van de ouderenzorg.

Hoe dan ook zullen er zorginstellingen sluiten, deels leeg komen te staan of omgebouwd worden tot huurappartementen. De overgebleven instellingen lopen op termijn vol met zware gevallen – verzorgingshuizen worden steeds meer verpleeghuizen. Het ouderwetse bejaardentehuis sterft uit. We keren terug naar de tijd van de ouders van de babyboomers. Wel met meer ondersteuning dan toen, maar ook met het risico op een aloude tweedeling. Door de indicatieverzwaring wordt het onderscheid weer groter. Van Tilburg: ‘Als je geld hebt kun je hier altijd wel wonen in een huursituatie, voor mensen met een kleine beurs kan dat dan niet meer omdat de awbz het niet meer financiert.’

Natuurlijk wordt het nooit meer zoals vroeger. Er zijn ontwikkelingen in gang gezet die inspelen op de toekomst. Tekort aan verzorgend personeel? Te weinig mantelzorgers? Familie die te ver weg woont voor dagelijkse hulp? De robot en ict bieden straks de helpende hand in de ouderenzorg.

Binnen de Europese Unie loopt het Ambient Assisted Living-programma waaraan 22 landen meedoen. Er draaien honderdvijftig pilotprojecten, Nederland participeert in een derde daarvan. De Europese Commissie en de overheden van de deelnemende landen investeren in oplossingen voor hét probleem van deze tijd: de vergrijzing die de oude verzorgingsstaat opeet.

In diverse pilotprojecten wordt volop geëxperimenteerd met robots die assisteren bij de lichamelijke verzorging. Apps kunnen bloedwaarden, hartslag en bloeddruk meten. Telegeneeskunde en telezorg worden toegepast voor medische begeleiding. Met het programma Telepresence – een soort Skype – kunnen ouderen op afstand bij elkaar op bezoek gaan. Met behulp van allerlei spelprogramma’s kunnen ze met elkaar kletsen en bridgen. Van de technologische innovatie wordt veel verwacht. Toch weet iedereen dat echt contact onvervangbaar is, vooral als je oud en ziek bent.


Beeld: (1 & 2) Nederland liep met het gesubsidieerde verzorgingssysteem altijd voorop in de wereld (Joost van den Broek).