Allemaal willen we de hemel: zo’n titel verraadt een groots opgezette roman. In die enkele woorden lijkt ons eeuwigdurend heilsverlangen besloten, het verlangen naar verlossing en levenszin. De Vlaamse auteur Els Beerten koos een zwaar thema voor haar nieuwste (adolescenten)boek, dat ze literair uitdagend uitwerkte tot een aangrijpend verhaal over De Tweede Wereldoorlog en de jaren daarna. Het speelt zich af in Vlaanderen en – nog niet eerder tegengekomen – in Oekraïne, waar aan ‘het oostfront’ tussen Duitsers en Russen een bittere, onmenselijke strijd zonder God en gebod werd geleverd.
Net als het met een Gouden Zoen bekroonde Lopen voor je leven (2003), waarin hoofdpersoon Noor tijdens het lopen van een marathon middels flashbacks een trauma verwerkt, is Beertens nieuweling een geraffineerde compositie met tijdswisselingen en maar liefst vier protagonisten. Jef, Renée, Remi (oudste, middelste en jongste van de familie Claessen) en Ward Dusoleil – Jefs beste vriend en lief van Renée – geven hun eigen, waardoor beperkte, kijk op de gebeurtenissen en vertellen allemaal hun eigen verhaal.
Ward, begenadigd saxofonist en romanticus, ziet de wereld branden en wil die brand met de Duitsers aan het oostfront blussen om het communistische gevaar te keren en het (katholieke) geloof en Vlaanderen te redden. Jef wil Ward volgen, maar is een ‘schrikschijter van de bovenste plank’ en laat zich tegenhouden door zijn ‘oorlogsneutrale’ vader. Renée vlucht in de muziek, terwijl Remi’s jeugdige onwetendheid tot blijvend geloof in grote en kleine helden leidt.
Het zijn vier invoelbare, zeer menselijke levensverhalen die Beerten knap vervlecht tot een omvangrijke vertelling waarin de scheidslijn tussen goed en slecht, verzet en verraad heel dun blijkt en de hemel heel lelijk. Want wat voor houding moet je aannemen wanneer het leven zich in al zijn absurditeit aan je voordoet? Wat moet je kiezen? En waarvoor? Nadenken en doodgaan? Of overleven op leegte en hoop?
Aanvankelijk duurt het even voordat de vier jongeren een eigen ziel en herkenbare stem hebben. En ook gaat het voortdurend wisselende perspectief enigszins ten koste van het tempo. Daar staat tegenover dat Beerten door haar complexe vertelstructuur de clou van de plot lang geheim weet te houden. De vragen die gaandeweg worden opgeroepen, prikkelen en doen je moeiteloos doorlezen. Is alles wat is gebeurd de schuld van de oorlog? Of heeft ieder mens elk moment een keuze en is hij dus verantwoordelijk?
Op die existentialistische vragen geeft Beerten gelukkig geen eenduidig antwoord. Niet voor niets is het motto van Allemaal willen we de hemel, ontleend aan T.S. Eliots Four Quartets (vier verwante gedichten): ‘For us there is only the trying/ The rest is not our business’. ‘Leven is proberen’, schrijft Beerten. ‘We zijn God niet, we zijn maar gewone mensen.’ Met dit soort zinnen zet ze je aan het denken, de regie onverminderd strak in handen houdend met een moderne precieze stijl, kordate dansende zinnen en indringende beelden.
Bijvoorbeeld Wards bezoek in het veldhospitaal aan het oostfront, waar de verpleegsters geen namen maar enkel lichamen kennen. Ward besluit op zijn sax te spelen voor een Frans sprekende soldaat die stervende is. ‘Zijn lippen bewogen. Ik hoorde flarden van woorden. Hij was er telkens iets te laat mee, maar ze bleven wel komen. Toen ik stopte met spelen, ging hij gewoon verder. “Au Clair de la lune, mon ami Pierrot, prête-moi ta plume, pour écrire un mot. Ma chandelle est morte, je…” Zijn stem stokte. De greep om mijn been verslapte, de lijnen om zijn mond werden zacht. Dit is het, dacht ik, nu gaat hij dood./ “Je n’ai plus de feu, ouvre-moi ta porte, pour l’amour de Dieu”. (…) De woorden kwamen stamelend uit de mond van de man. Hij opende zijn ogen. Hij wist dat hij doodging./ (…) Ik veegde snel met mijn rechterhand over mijn ogen. Ik hoorde het klagen niet meer van de mannen in de veldbedden, de sussende woorden niet meer van de verpleegsters. Ik had in dit bed kunnen liggen als ik even pech had gehad, Weg Ward, afgelopen ermee. En waar had ik dan naartoe gemoeten want de hemel was lelijk.’
En toch, misschien tegen beter weten in, behouden we allemaal dat eeuwigdurend verlangen naar een mooi(er)e toekomst. ‘Allemaal willen we de hemel’. Een groot thema, waarover Beerten een groot verhaal schreef. Geen nieuw verhaal, wel verrassend en onvergetelijk.