Adela in The Apology; © Foto’s Carus Films

Comfort women, troostmeisjes, zo heten de naar schatting tweehonderdduizend vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door Japan werden gedwongen te werken als seksslaven voor militairen van het Keizerlijk Leger. Aan die eufemistische term kleeft een moeizame strijd om schulderkenning die tot op de dag van vandaag voortsleept. De laatste overgebleven troostmeisjes eisen van de Japanse regering officiële, ondubbelhartige excuses.

Die strijd heeft de Chinees-Canadese filmmaakster Tiffany Hsiung aangezet tot het maken van de documentaire The Apology (2016). Zij volgde drie ‘grootmoeders’, zoals ze nu genoemd worden. De hoogbejaarde vrouwen scharrelen in hun huizen, krijgen bezoek van familieleden die soms nauwelijks weten wat hun moeders precies is overkomen. Alle drie kiezen eenvoudige woorden als ze hun leed proberen uit te drukken. Pijn. Verdriet. Schaamte. Oma Adela uit de Filippijnen wordt gekweld door spijt dat ze haar overleden man nooit deelgenoot heeft gemaakt van haar belaste verleden. Oma Cao adopteerde na de oorlog een dochter van een verkrachte vrouw en voedde haar alleen op, ondanks de sociale schande. En oma Gil, de meest vitale van het stel, vertelt hoe ze op haar dertiende werd verkracht door dronken soldaten. ‘Ik wist niet wat oorlog was, ik wist niet wat mannen waren. Het deed pijn, ik kon alleen maar huilen en roepen “mama, mama”. Nooit heb ik meer als een normaal mens kunnen leven.’

The Apology, Gil hee een moment rust, de volgende dag gaat ze anderhalf miljoen handtekeningen overhandigen aan de Verenigde Naties © Foto’s Icarus Films

Met haar verhaal trekt Gil al jaren door Azië. En ze voert actie tegen de Japanse regering. In de film zie je haar met een groepje lotgenoten, ondersteund door feministen van een jonge generatie, demonstreren voor de Japanse ambassade in Seoul. Het is al weer de duizendste keer dat zij dat doen, sinds 1992 elke eerste woensdag van de maand. Hun doel: dat de Japanse regering de waarheid spreekt en onomwonden excuses aanbiedt. Op enige afstand van de demonstranten staat een groep mannen hen toe te schreeuwen: ‘Ga naar huis, vieze oude heksen. Donder op, smerige hoeren.’ Het is een hartverscheurende scène. De dametjes laten de schimp- en scheldpartijen echter gelaten over zich heen komen. Ze weten langzamerhand wel wat de mening is van de conservatieve kliek in Japan, die beweert dat zij ‘nodig’ waren en hun werk vrijwillig deden.

Deze vrouwen die in hun prille leven door soldaten fysiek en mentaal werden geschonden, worden op hun oude dag opnieuw vernederd om wie zij zijn: objecten. Toen voor de lust, nu omdat ze maatschappelijk lastig zijn. Met het opeisen van officiële erkenning voor het onrecht dat hun is aangedaan raken zij een open zenuw in Japan. Waarom de Japanners moeilijk blijven doen over de erfschuld wordt echter niet helder in de documentaire. Tiffany Hsiung heeft ervoor gekozen om het trauma van drie individuen centraal te stellen, hoe zij ermee worstelen en wat dat voor impact heeft op hun familie.

Op zich is deze vorm van oral history meer dan verdienstelijk; zij zijn de laatste oorlogsslachtoffers die nog leven én ooggetuigen van een van de vele gruwelijke taferelen in de door de Japanners bezette gebieden. Tegenover de niet-aflatende aandacht voor nazi-Duitsland is het zeker goed om de focus te verplaatsen naar de Tweede Wereldoorlog aan de andere kant van de aardbol. Maar de film vraagt wél om meer toelichting.

‘De gedwongen prostitutie van vrouwen die troostmeisjes worden genoemd is een bijzondere vorm van oorlogsverkrachting geweest’, zegt Eveline Buchheim, onderzoeker bij het Niod (Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocide studies) gespecialiseerd in genderverhoudingen in Nederlands-Indië onder de Japanse bezetting. Je kunt hun lot volgens haar alleen maar begrijpen als je de context kent. ‘Troostmeisjes – het Japanse woord is ianfu – is een term die wij nooit zouden gebruiken, want vrouwen en meisjes, vaak nog piepjong, werden gedwongen te werken als seksslaven in comfort stations.’

De formele schuldbekentenis over gedwongen prostitutie door Japan is erg complex en eigenlijk nog steeds niet afgerond, zegt Buchheim. ‘Eind vorig jaar kwamen de Japanse en Zuid-Koreaans ministers van Buitenlandse Zaken bijeen om de kwestie “finaal en onomkeerbaar” te regelen. Maar begin dit jaar was er al weer politiek gedoe over. De Japanse regering wilde dat het gouden standbeeld van het Koreaanse meisje, dat symbool staat voor alle “troostmeisjes”, en waarvan er nu ruim twintig door de wereld verspreid staan, voor de Japanse ambassade in Busan werd weggehaald.’

Comfort stations waren er al voor de Tweede Wereldoorlog. Om het verspreiden van geslachtsziekten te voorkomen zette Japan in de jaren dertig tijdens de oorlog tegen Mantsjoerije een systeem op van comfort stations, goed hiërarchisch georganiseerde bordelen met strenge hygiënische regels. Dat systeem breidde zich verder uit langs de frontlinies in het hele koloniale gebied. ‘Het voordeel, vanuit het Japanse perspectief, was dat jonge mannen met een hoog testosterongehalte niet meer in de bezette gebieden gingen rondneuken – excusez le mot – zodat geslachtsziekten konden worden beperkt’, zegt Buchheim. ‘Dat was tevens goed voor het imago van het Japanse leger. Dit gebeurde wel vaker in de geschiedenis, regelen dat legers voor de seksuele behoeften van hun manschappen zorgen. Het geeft aan hoe er tegenaan gekeken werd: vrouwen zijn net als voedsel en een uitrusting nodig om soldaten zo goed mogelijk te laten functioneren. De Japanners organiseerden het allemaal met enorme precisie: hoeveel meisjes zijn er nodig op hoeveel mannen.’

Aanvankelijk werden hiervoor lokale prostituees aangetrokken, maar hun aantal was al snel niet toereikend. Meer en meer werden vrouwen – ook Japanse – met misleidende advertenties geworven, ontvoerd of onder dwang geronseld om te werken als seksslavinnen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren troostmeisjes afkomstig uit China, Japan, Korea, Taiwan, de Filippijnen, Singapore, Maleisië, Birma, Nederlands-Indië, Thailand en een aantal eilanden in de Stille Oceaan. Zij werden verplaatst door het hele bezette gebied.

Het lot van alle troostmeisjes was vreselijk. Zij moesten permanent klaarstaan en soms op één dag tientallen mannen ‘troosten’. Als ze hun werk niet goed deden, werden ze geslagen, vernederd of vermoord. Velen van hen werden zwanger of onvruchtbaar door infecties aan hun eierstokken en baarmoeder of gesteriliseerd. Vrouwen met een geslachtsziekte werden verbannen of gedood. Met de overgave van Japan hielden de comfort stations op te bestaan. Ze werden door de terugtrekkende legers vernietigd, samen met de documenten. De vrouwen lieten zij achter. Velen kwamen tijdens hun terugtocht naar huis om van de honger en de dorst. Degenen die het wel overleefden spraken er decennialang zelden of nooit met iemand over.

Aanvankelijk kon Japan zich lange tijd beroepen op het feit dat het had voldaan aan zijn plichten. De staat betaalde de door de geallieerden opgelegde schulden en Japan beschouwde zichzelf daarmee als gezuiverd van alle beschuldigingen van oorlogsmisdaden, inclusief de slechte behandeling van vrouwen. Van de troostmeisjes hadden ze verder geen last, die hulden zich in stilzwijgen. Daar kwam in de jaren negentig verandering in toen enkele vrouwen hun verhaal naar buiten gingen brengen, ondersteund met documenten die uit de archieven naar boven kwamen. Die toonden aan dat het keizerlijk leger verantwoordelijk was voor het beheren van de militaire bordelen en de rekrutering van vrouwen.

‘De conservatieve krachten in Japan vinden nog steeds dat troostmeisjes hoeren waren’

en zo begon het pijnlijke verleden zich onvermijdelijk op te dringen aan de Japanse regering. Onder toenemende druk van oud-troostmeisjes, die zich gingen organiseren en steun kregen van internationale organisaties, maakte de Japanse regering vanaf halverwege de jaren negentig tot twee keer toe excuses. Maar die waren omfloerst geformuleerd en het smartengeld van een in 1995 speciaal ingesteld schadefonds kwam niet uit het nationale budget maar van particuliere instellingen – ook dat was onacceptabel. De Japanse politiek bleef draaien over haar verantwoordelijkheid voor het organiseren van de ‘militaire bordelen’ en de interpretatie van de status van de troostmeisjes. Japan gaf weliswaar toe morele verantwoordelijkheid te dragen, maar geen wettelijke. Het argument was bovendien dat door de bordelen de verkrachting van lokale vrouwen juist voorkomen werd. Dat is natuurlijk hypocriet.

Het gemarchandeer zette vrouwengroepen en ngo’s ertoe aan om de zaak voor te leggen aan het Tokio-tribunaal in Den Haag. De rechters van dit volkstribunaal stelden in 2001 vast, op basis van documenten en getuigenverklaringen van troostmeisjes, dat het systeem van comfort stations een misdrijf tegen de menselijkheid was en het particuliere fonds dat de Japanse regering in 1995 oprichtte een ontwijken van de verantwoordelijkheid was. Japan was verantwoordelijk voor het feit dat de schuldigen niet vervolgd werden en de slachtoffers niet gecompenseerd. De Japanse regering negeerde de uitspraak van het tribunaal. Buchheim constateert: ‘Of de excuses nu halfbakken of niet gemeend zijn en of de restitutie uit potje x of potje y komt – het blijft ingewikkeld omdat er in Japan intern allerlei belangen spelen. Er wordt steeds rekening gehouden met de conservatieve krachten in de maatschappij, die nog steeds vinden dat troostmeisjes hoeren waren en de soldaten geen verkrachters zijn. Bij al dat politieke geworstel speelt angst voor gezichtsverlies en het aantasten van de nationale eer.’

In de documentaire The Apology kom je daar niet achter. Wel krijg je het idee dat de afwikkeling van deze heikele kwestie staat voor een mechanisme dat geldt bij alle oorlogen: slachtoffers worstelen met schaamte, de sociale schande ligt bij hen en niet bij de daders.

Oorlog en verkrachting horen al eeuwen bij elkaar. De rechteloosheid, de algehele chaos en het militaire geweld maken mogelijk wat in vredestijd altijd latent aanwezig is: dat mannen vrouwen tegen hun wil grijpen om seksueel aan hun gerief te komen. De gebeurtenissen op oudejaarsnacht in Keulen en in andere steden in Duitsland zijn daar een recent en extreem voorbeeld van. Vanwege de massaliteit en de openbaarheid waarin ze plaatsvond leek de geweldsuitbarsting tegen vrouwen zelfs op een oorlogssituatie. De moeizame rechtsgang tegen de verdachten – er werden uiteindelijk slechts twee daders schuldig bevonden – geeft aan dat verkrachting heel lastig via het strafrecht aan te pakken is. Gebrek aan bewijs is daar voornamelijk debet aan. Maar ook speelt er onderliggend een flinke dosis seksisme. Hoewel er grote morele verontwaardiging was, vielen er ook verwrongen verklaringen te beluisteren. Er was te weinig politie op straat. De (vrouwelijke) burgemeester van Keulen raadde nota bene de vrouwen aan voortaan op straat mannen op armlengte afstand te houden. Slachtoffers moeten zich beter beschermen of laten beschermen – het is een omkering van oorzaak en gevolg.

De lange geschiedenis van oorlogen en gewapende conflicten laat zien dat achteraf, als een samenleving weer begint op te krabbelen, er niet tot vervolging van daders wordt overgegaan. Afgezet tegen het uitmoorden van burgers en het sneuvelen van militairen heeft seksueel geweld geen prioriteit, vanuit een fatalistische opvatting dat dit nou eenmaal bij de vele gruwelen van een oorlog hoort. De troostmeisjes, de Duitse vrouwen die gepakt werden door de soldaten van het oprukkende Rode Leger en hun lotgenoten in de vele oorlogen en gewapende conflicten in de hele wereld hullen zich in vredestijd meestal in stilzwijgen. De daders en de verantwoordelijke leiders van het organiseren van verkrachtingen ontspringen de dans.

Onder invloed van veranderende genderopvattingen kwam daar langzaam verandering in. Bij het oprichten van de oorlogstribunalen in Neurenberg en Tokio werd verkrachting benoemd, maar niet in wetten vastgelegd. De grote doorbraak in het internationaal oorlogsrecht is het Rwanda- en Joegoslavië-tribunaal geweest. Geweld tegen vrouwen, uitsluitend en alleen omdat het vrouwen zijn, werd hier niet langer weggestopt in sporadische voetnoten en wetenschappelijke beschouwingen. Verkrachting is voor het eerst een aparte aanklacht, onder meer als een zware schending van de Geneefse Conventies en een misdaad tegen de menselijkheid en als een instrument in de strijd tegen de vijand; door vrouwen te verkrachten verneder je ook de mannen van de tegenstander. Op de lange termijn ontwricht het niet alleen het leven van een individu, maar ook dat van de sociale omgeving. Dit is overgenomen door de Verenigde Naties en daar zijn internationaal bindende verdragen uit voortgekomen.

Jean-Paul Akayesu (m) voor het gerecht in The Uncondemned; © Film at 11

In Rwanda werden in 1994 onder de ogen van de wereld in honderd dagen tussen de vijfhonderdduizend en één miljoen mensen, voornamelijk Tutsi’s en gematigde Hutu’s, met kapmessen afgeslacht. Voor het eerst sinds ‘Neurenberg’ en ‘Tokio’ voelde de internationale gemeenschap de noodzaak om weer een oorlogstribunaal in te stellen. Dat werd gevestigd in de Tanzaniaanse stad Arusha en functioneerde onder auspiciën van de Verenigde Naties tussen 1994 en 2015. Hoe hier oorlogsverkrachting op de agenda kwam te staan, is te zien in de documentaire The Uncondemned (2016). Deze film, gemaakt door de Amerikaanse regisseurs Nick Louvel en Michele Mitchell, is het verslag van een succesverhaal. Het gaat over een groep jonge, ambitieuze strafadvocaten en mensenrechtenactivisten uit verschillende landen die het voor elkaar krijgen om voor het eerst verkrachting te berechten.

Het verhaal begint bij het inrichten van een klein kantoor in Rwanda om aan de slag te gaan met het inventariseren van de feiten. Maar eerst moeten ze, zo vertellen de leden van het onderzoeksteam in de film, bijkomen van de schok over wat ze aantreffen. Er liggen overal bergen botten en schedels met diepe gaten opgestapeld, grote hopen kleren. In de dorpen lopen duizenden weduwen en weeskinderen rond. Dat staat in schril contrast met het overweldigend mooie landschap van groene heuvels. Een kerk is nu ingericht als herdenkingsmonument, met in het midden het graf van een van de verkrachte en vermoorde vrouwen als symbool voor de hele groep.

Als deze film iets duidelijk maakt is het hoe zwaar het is om getuigenverklaringen te krijgen. Er was weliswaar een lijst met de meest gezochte oorlogsmisdadigers opgesteld, maar door het land gonsden verhalen over getuigen die werden geïntimideerd en zelfs vermoord. Ook hielden vrouwen en meisjes hun mond uit schaamte. Zij hadden bovendien hun handen vol met overleven en waren niet bezig met het willen berechten van de daders. Patricia Sellers, toen een jonge advocaat gespecialiseerd in genderstrafzaken en nu senior onderzoeker bij Human Rights Watch in New York, zegt in de film: ‘Verkrachting is een van de meest gecompliceerde misdaden. Het wordt gezien als iets van mindere ernst, niet hetzelfde als moorden. Wij zeiden tegen de vrouwen: we hebben jullie nodig. Maar je vraagt heel veel van ze, ze moeten hun ervaring herbeleven.’

De onderzoeksters gingen huis aan huis om vrouwen te vragen naar ervaringen. Zij zeiden tegen hen: ‘Er is nog nooit iemand in de geschiedenis veroordeeld wegens verkrachting als oorlogsmisdaad, jullie hebben de kans om daar iets in te veranderen. Het is gerechtigheid, geen wraak.’ Hiermee werden enkele vrouwen overgehaald, in dorpen begonnen ze er voorzichtig over te praten. De onderzoekers vertellen dat ze er soms onpasselijk van werden, de verhalen waren vreselijk, zoals het wegknippen van vagina’s die vervolgens werden gespiest op stokken. Sarah Darehshori, een van de aanklagers in de Akayesu-zaak, zegt: ‘Vrouwen zeiden: “We zijn levend dood, we bestaan niet meer, onze ziel is weg.” Naar aanleiding van de gesprekken vertelden we hun wat we ermee gingen doen maar dat we niet konden beloven dat we succes zouden hebben.’

J, een van de getuigen in de zaak tegen Akayesu, in The Uncondemned © Film at 11
‘Verkrachting wordt gezien als iets van mindere ernst, niet hetzelfde als moorden’

De Rwandese slachtoffers geven in de film aan hoe zwaar het was om erover te praten tegen vreemden, en ook met elkaar. Rwanda heeft geen traditie om over lichamelijkheden te praten en er heerst angst voor sociale uitsluiting. Voor de camera vertellen ze, opnieuw, hun verhaal. Ondanks hun vrolijk gekleurde kleding stralen ze dofheid uit.

Om hen te helpen schreef advocaat Louise Arbour van het team richtlijnen voor de interviews met de slachtoffers, zoals zorgen voor privacy, een glas water en zachtjes spreken, nooit met stemverheffing. Ze geeft toe dat ze in haar jeugd ook is verkracht. Daarom snapt ze hoe belastend het is om erover te praten en dat het, als het tot een rechtszaak komt, zwaar is de scherpe vragen van de rechters te beantwoorden. Godelieve Mukasarasi, sociaal werker in Rwanda, vertelt dat in de rechtszaal vaak wordt gezegd dat de verklaringen van slachtoffers niet coherent zijn. ‘Maar wat verwacht je, ze moeten praten over een onverwerkt trauma.’

Waar uiteindelijk alles om draait is de casus Jean-Paul Akayesu, burgemeester van het stadje Tuba. Bewoners wijzen hem aan als iemand die het mogelijk maakte om honderden vrouwen in het gemeentehuis te laten verkrachten en vermoorden. Enkele geïnterviewde slachtoffers beschrijven hem als een lange, knappe man die veel gezag had in de omgeving, goed kon voetballen en geliefd was. Er worden van hem oude foto’s getoond. Inderdaad, deze oorlogsmisdadiger is een beau garçon. Hij blijft volhouden dat hij er niet bij betrokken was. De zaak loopt in 1997 vast. Sommige aanklagers haken af, de onderzoekers raken gefrustreerd en de getuigen worden berustend. De zaak werd door juristen gezien als een lost case. Voor de spanningsboog van een film is dit echter ideaal. Want hoe gaat het toch lukken?

Aan het eind van The Uncondemned zie je archiefbeelden van een afgeladen volle rechtszaal. Drie vrouwen – die opereren onder de initialen NN, JJ en OO – leggen achter een scherm hun getuigenverklaringen af. Een van hen krijst als ze Akayesu ziet. Hij is dik geworden en staart gespannen voor zich uit. Na afloop van de rechtszaak gaat de kurk van de champagnefles. Er vloeien tranen van vreugde. ‘Als je de waarheid spreekt, ben je nooit bang’, zegt NN – en dat is een belangrijke uitspraak van iemand die het zwaar vond om oude wonden te openen.

De zaak-Akayesu is een wereldprimeur in het internationale strafrecht. Voor het eerst, ruim vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog, is iemand schuldig verklaard aan oorlogsverkrachting. De drie getuigen zijn zich daarvan bewust. ‘Wat ons is aangedaan is erkend door het hof. Wij vertegenwoordigen vrouwen in de hele wereld die in dezelfde positie zitten als wij. Als we op de radio horen over conflicten in andere landen, zoals in Congo, dan weten wij dat zwijgen je langzaam doet afsterven en praten de wond gedeeltelijk kan helen. Dit is onze boodschap.’

Uiteindelijk kregen twaalf mannen in Rwanda van de rechters levenslang vanwege massaverkrachtingen. Een klein aantal in verhouding tot de ontelbare daders die de dans ontsprongen. In het licht van de geschiedenis is het een topscore, en met een precedentwerking. Ook het Joegoslavië-tribunaal zette in 1997 het onderwerp hoog op de agenda.

The Apology en The Uncondemned sluiten inhoudelijk op elkaar aan. Waar Japan nog altijd worstelt met alleen al het onderkennen van verantwoordelijkheid voor seksueel geweld kwam het Rwanda-tribunaal tot de berechting van daders.

Michele Mitchell, de filmmaakster van The Uncondemned, vertelt vanuit New York waarom ze de film samen met Nick Louvel (die is omgekomen bij een auto-ongeluk) wilde maken. ‘Het idee kwam in 2012, toen ik op de radio een man die kandidaat was voor de Amerikaanse Senaat hoorde zeggen dat vrouwen door een verkrachting niet zwanger konden worden omdat hun lichaam zich daar van nature tegen beschermt. Ik dacht: wát? In Servië en Rwanda weten ze wel anders. Ik was het helemaal zat. Ik wilde een verhaal vertellen waarin “de seks” uit de oorlogsverkrachting wordt gehaald en laten zien dat het een daad van machtsmisbruik, marteling en ontmenselijking is. De zaak-Akayesu leende zich daar perfect voor.’

In 2016 werd de film voor het eerst vertoond aan de drie Rwandese getuigen JJ, NN and OO. ‘Ze waren ontroerd’, zegt Mitchell. Daarna organiseerde zij een publieksvertoning waar ook hun families kwamen. Het werd een big deal. ‘President Kagame besloot te komen, en uiteindelijk ook zijn familie, het hele Rwandese kabinet, leden van het tribunaal, militairen, internationale diplomaten en Amerikaanse hoogwaardigheidsbekleders. Zeer indrukwekkend, de president en zijn vrouw zetten de zaal aan tot een staande ovatie voor de slachtoffers.’

Bij de wereldpremière, die vorig jaar oktober plaatsvond in het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York, liepen JJ, NN and OO trots over het rode tapijt naar binnen. ‘Na afloop was er een speciale bijeenkomst georganiseerd door de Secretary General’s Special Representative for Sexual Violence in Conflict. De Rwandese vrouwen ontmoetten daar ook Yezidi-meisjes die het seksueel geweld van IS hebben overleefd. Ze werden daarna heel boos op vertegenwoordigers van de VN en zeiden tegen hen: “We hoopten dat er sinds onze getuigenverklaring iets zou veranderen, maar het gaat gewoon door. Zorg ervoor dat de daders gepakt worden!” Ze namen het besluit zelf actief te worden. Sinds hun bezoek aan New York trekken ze door Rwanda om hun verhaal te vertellen.’

Misschien is het naïef om over hoop te praten, zegt Mitchell. ‘Maar als ik denk aan de Syriërs in vluchtelingenkampen of aan de slachtoffers van Bokom Haram en IS, durf ik te stellen dat er sinds Rwanda binnen het internationaal oorlogsrecht wel iets is veranderd.’ Helaas komt rechtspraak achteraf, de ellende is al geschied.


Behind the Headlines

Van 27 t/m 29 januari wordt in De Balie het Amsterdam Human Rights Weekend gehouden met films, debatten, presentaties en ontmoetingen met onderzoekers van Human Rights Watch die in conflictgebieden werken. Het thema is dit jaar Behind the Headlines, waarbij onderwerpen aan de orde komen die de krantenkoppen niet gehaald hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om minderjarige vluchtelingen die alleen reizen, seksueel geweld als oorlogsmisdrijf, aanvallen op scholen en ziekenhuizen, vrijheid van meningsuiting, militarisering van de politie en de mensenrechten onder Trump. Het programma beslaat de hele wereld: van Rwanda tot de Verenigde Staten en van Birma (Myanmar) tot Denemarken.


The Uncondemned is de openingsfilm van het Human Rights Weekend in De Balie op vrijdag 27 januari om 20.00 uur. The Apology wordt zaterdag 28 januari vertoond om 12.15 uur

Kaarten zijn te koop via debalie.nl of telefonisch: 020-5535100.