Antonis Kantas was niet eens een hoge functionaris op het Griekse ministerie van Defensie. Hij had niet de bevoegdheid om zelfstandig over belangrijke zaken te beslissen. Dat stond niet in de weg dat hij al snel na zijn aantreden in de carrousel van smeergeld belandde die op zijn ministerie op volle toeren draaide. Toen Kantas in 2001 bezwaar aantekende tegen de aankoop van dure Duitse tanks kreeg hij prompt bezoek van de vertegenwoordiger van fabrikant Krauss Maffei-Wegmann. Die liet een tas met zeshonderdduizend euro op zijn bank achter. En er kwamen meer vertegenwoordigers, van wie sommigen hem de tips en trucs uitlegden van geheime bankrekeningen in het buitenland. Ondanks zijn bescheiden positie streek Kantas zo’n veertien miljoen euro op. Al wist hij het exacte bedrag niet precies meer. ‘Ik heb zoveel smeergeld aangenomen dat ik de tel ben kwijtgeraakt’, biechtte hij eerder dit jaar op aan de rechter.

Hoewel Grieken wel wat gewend zijn op het gebied van corruptie was dit inkijkje in het oude Griekenland voor velen verbijsterend. De rechtszaak hield het publiek wekenlang in de ban. Niet alleen omdat Kantas details en namen noemde die altijd schimmig waren gebleven, maar ook omdat deze rechtszaak de belofte inhield dat de elite uiteindelijk ook pijn zou gaan voelen. Sinds Griekenland gedwongen werd tot grote bezuinigingen en hervormingen zagen gewone Grieken hun besteedbaar inkomen met gemiddeld veertig procent dalen. De werkloosheid steeg tot boven de 25 procent, de jeugdwerkloosheid tot boven de zestig procent. De corrupte klasse, die de oorzaak was van de erbarmelijke staatsfinanciën en daarmee van de Griekse crisis, ging echter altijd vrijuit en behield haar welvaart. Nu leek er een nieuw hoofdstuk aan te breken. Want behalve Kantas werden ook een scheepsbouwer (wegens smeergeld van de Duitse firma Ferrostaal) en twee bankiers voor de rechter gedaagd, waarvan er eentje vanaf zijn ziekenhuisbed vijf miljoen euro aan borgtocht overmaakte. De vrouwelijke magistraat die achter hen aan jaagde, kreeg al snel de hoopvolle bijnaam The Terminator.

Er zijn meer tekenen dat er een nieuwe tijd is aangebroken in Griekenland. De positieve krantenkoppen over de Griekse financiën, bijvoorbeeld. Waar de Griekse regering vier jaar geleden de aftrap gaf voor de eurocrisis door te bekennen dat haar begrotingstekort eigenlijk vier keer zo hoog was als eerder aangegeven, meldde ze afgelopen februari – na jaren van bezuinigen – warempel een begrotingsoverschot. In april verdrongen investeerders elkaar toen Griekenland terugkeerde op de internationale kapitaalmarkt: het land kreeg acht keer zo veel geld aangeboden als het nodig had.

Het is dan ook niet verbazend dat de term ‘het nieuwe Griekenland’ opeens in zwang is geraakt. Sterker nog, van links tot rechts heeft men het erover. De rechtse premier Antonis Samaras vocht zelfs met de radicaal linkse leider van de oppositie een vermakelijke openbare ruzie uit over het monopolie op de term. Voor Samaras is het nieuwe Griekenland een land waar de zelfbeheersing en het zelfvertrouwen zijn teruggekeerd. Tegen iedereen die het wil horen, vertelt hij dat de Griekse herrijzenis uit de diepste recessie die het land ooit heeft gekend nu een feit is. ‘Offers’, ‘beloning’ en ‘grote vooruitgang’ zijn woorden die Samaras de laatste maanden vaak gebruikt. De Griekse bevolking bedankt hij voor haar ‘volwassenheid’ – lees: het wegsijpelen van het gewelddadig verzet tegen alle maatregelen.

Inderdaad is de rust in de straten van Athene het meest in het oog springende verschil met een paar jaar geleden. Een geliefde wijsheid in het Mediterrane land wil dat revolutie en gewelddadig verzet de Grieken in het bloed zitten. Toen ik Athene drieënhalf jaar geleden bezocht, leek dat ontegenzeggelijk zo. Elke dag was de stad het toneel van massale demonstraties, rellen, aanslagen en veldslagen met de ordepolitie. Op een vreemde manier leek iedereen daar wel content mee. Zelfs bedaagde waarnemers en politiemensen beschreven het geweld als een noodzakelijke uitlaatklep voor alle spanning in de samenleving – de catharsis die al millennia deel uitmaakt van de Griekse cultuur. De stad was volgekalkt met odes aan de strijd, de kalasjnikov en de brandbom, van lelijke graffiti tot hippe street art. Iedereen voorspelde nog veel meer geweld en chaos als de Grieken het moeilijker zouden krijgen.

Anno 2014 is Athene een merkwaardig kalme stad. De massademonstraties zijn weg, net als de autoverbrandingen en de dagelijkse marsen van linkse jongeren met knuppels die bij de minste aanleiding uit de hand liepen. De stakingsagenda’s blijven steken op maar één aankondiging per week. Het nieuwe Griekenland, waar de premier zo graag over spreekt, lijkt een feit.

Hier en daar heerst inderdaad voorzichtig optimisme. ‘Ik denk wel dat we het ergste achter de rug hebben’, zegt bijvoorbeeld Ariti Aristopoulos, een jonge moeder die met een ijskoffie in een van Athene’s rommelige parken zit. Haar baan als zaalwacht bij een museum werd opgeheven, nu doet ze hetzelfde werk, maar wordt ze alleen opgeroepen in het hoogseizoen. Gelukkig is haar man arts, zegt ze. Hij leverde een derde van zijn loon in. ‘Maar het is oké. We hoefden Athene niet te verlaten.’ >

Echt positief is ze echter nog niet, als je doorvraagt. ‘In het begin was het alleen moeilijk voor de armen’, zegt Aristopoulos, ‘nu ook voor de middenklasse. Het afgelopen jaar was het moeilijkst. Veel bedrijven gingen dicht, mensen gingen met hun hele familie samenleven, ze gingen honger accepteren. Griekenland is niet meer hetzelfde land als voorheen. Mensen zijn afgemat. Maar ik zie wel licht aan het einde van de tunnel.’

Het Omonia Plein in het centrum van Athene is zeker niet een van de mooiste pleinen van de hoofdstad, wel een van de grootste. In de angstvisioenen van Grieken over de toekomst figureerde het de afgelopen jaren prominent. Drieënhalf jaar geleden leek het alsof vanuit hier een dreigend gezwel Griekenland in groeide. Drugsverslaafden en criminelen graviteerden hiernaartoe, niet alleen vanuit delen van Griekenland, maar vooral ook van erbuiten. Mensen met verdoofde ogen struinden hier rond, vervuilde immigranten met wonden. Drugsbendes uit het Midden-Oosten bestreden elkaar met absurd geweld: Egyptenaren met messen, Irakezen met zwaarden. Politiemannen liepen ertussendoor, steeds klaar voor geweld. Een enkele keer waren er nóg gewelddadiger patrouilles van de nazistische Gouden Dageraad.

Immigratie gaf de Griekse crisis een giftige rand. Het land is traditioneel een emigratieland, maar na de intrede in de Europese Unie kwamen er opeens tienduizenden immigranten uit Afrika en het Midden-Oosten binnen – net toen de Griekse bubbel barstte. Veel Grieken zagen plotseling een toekomst voor zich van verpaupering en massa-immigratie. Rond Omonia heeft dat scenario in ieder geval niet doorgezet. De buurt is zijn ruige rand niet kwijt, maar het plein is beduidend minder intimiderend dan drieënhalf jaar geleden. Ik loop erdoorheen met Kostas Gousis, een jonge mensenrechtenjurist uit Volos.

‘Griekenland is niet meer hetzelfde land als voorheen. Mensen zijn afgemat. Maar ik zie wel licht aan het einde van de tunnel’

‘Omonia ziet er inderdaad beter uit dan toen. De regering heeft het probleem opgelost zoals de andere problemen van Griekenland: met een façade’, zegt hij. ‘Het vluchtelingenprobleem is in werkelijkheid erger dan een paar jaar geleden. Ze zijn alleen verwijderd en in detentiecentra gestopt. We hebben geen idee hoeveel mensen er precies zitten. Er is geen plan voor deportatie en de regering geeft met opzet geen rechten aan immigranten. Ze doet alsof het probleem niet bestaat. Europa heeft ook geen oplossing. Dus ook Europa kijkt weg.’

Voor Gousis is het een metafoor voor de situatie in heel Griekenland. ‘Niemand weet precies hoe groot de problemen zijn of hoe die moeten worden opgelost. Dus zegt de regering maar dat het de goede kant op gaat. Maar ik zie overal vrienden van me die stopten met studeren, vrienden die Athene verlieten omdat ze het niet meer konden betalen, mensen die aan eten komen via de kerk of solidariteitscomité’s, die in huizen zonder elektriciteit wonen.’

Het is deze week precies vier jaar na ‘Zwarte Vrijdag’, toen de Griekse beurs onderuit ging vanwege de vrees dat het land failliet zou gaan. Het was de week waarin voor het eerst in de pensioenen werd gesneden, en de eerste man zichzelf uit protest in brand stak, in een bank. De Griekse regering had, in ruil voor een lening van 110 miljard euro, drie beleidsdaden toegezegd aan de EU, de Europese Centrale Bank en het imf (de ‘Trojka’). Athene zou een reeks bezuinigingsmaatregelen invoeren (austerity) om het overheidstekort omlaag te krijgen; overheidseigendommen verkopen ter waarde van vijftig miljard euro om de schuld omlaag te krijgen; en ‘structurele hervormingen’ uitvoeren om economische groei te verkrijgen.

Dat lijstje van drie leek een financieel actieplan, in werkelijkheid was het een agenda voor de fundamentele hervorming van de manier waarop de Griekse samenleving werkte. Dat oude Griekenland had natuurlijk geen efficiënt systeem en had de nodige uitwassen. Elke krantenlezer weet inmiddels van de machinist op de Peloponnesos en zijn ton per jaar, en de ‘envelopjes’ bij de dokter en de belastinginspecteur. Anderzijds was het leven in dat oude Griekenland ook niet dramatisch. In de internationale economie deed Griekenland het door het toerisme en de scheepvaart redelijk. De werkloosheid was hoog maar niet alarmerend, de welvaart lag voor EU-begrippen laag, maar de Grieken waren rijker dan hun buren. Dat systeem is afgebroken. Iets nieuws is er nog niet voor in de plaats.

‘De situatie is helemaal uit de hand gelopen. Het was een heel radicaal experiment’, zegt Nikos Konstandaras, adjunct-hoofdredacteur en columnist van Kathimerini, de beste krant van Griekenland. Hij zit in zijn glazen kantoor met uitzicht op een web van dikke snelwegen, met daarachter het blauw van de Golf van Aegina. Konstandaras is geen verdachte bron wat zijn uitspraken over hervormingen betreft: Kathimerini is een conservatief bolwerk. ‘Ik was vanaf het begin voor hervormingen’, geeft Konstandaras toe. ‘Maar er is nooit een plan voor Griekenland geweest, niet vanuit de EU en niet van de Griekse regering. Het probleem van Griekenland was dat het land economisch gezien veel minder efficiënt is dan bijvoorbeeld Duitsland. Daar had de EU geen oplossing voor. In plaats daarvan werd het Griekse tekort voorgesteld als een persoonlijk affront van de Grieken aan andere Europeanen. Wegwerken van het Griekse tekort werd een morele kwestie. Een les die moest worden geleerd. Angela Merkel en andere politici omschreven het probleem zo, kranten in Noord-Europa schreven het na. Nu is die boete dan gedaan.’

Maar het probleem van het Griekse systeem was nooit dat het te veel geld kostte, of dat het immoreel was, vervolgt Konstandaras: ‘Het probleem was dat het Griekse politieke en economische systeem inefficiënt werkte. Daar is nu niets aan veranderd. Nog steeds is de Griekse productiviteit veel lager dan die in Duitsland. Het is als een schip dat permanent scheef ligt, met de Grieken permanent onder water en de Duitsers en Nederlanders permanent hoog en droog. Met hard scheppen kunnen we het hier tijdelijk wel droog krijgen, maar dat lost het probleem van het productiviteitsverschil binnen Europa niet op. Sterker nog, we moeten onze productiviteit proberen op te schroeven terwijl de Griekse economie ongekend hard krimpt.’

In het buitenland leeft kennelijk nog altijd de verwachting dat het in Griekenland vanzelf goed moet komen nu de Grieken boete hebben gedaan, denkt Konstandaras: ‘Maar Griekenland is in een soort perfecte storm van neergang terechtgekomen. Er is ontzettend veel geld uit het land verdwenen. De staat maakt al het geld dat vrijkomt over om schulden te betalen, rijken halen hun geld het land uit, zwart geld kan niet meer worden uitgegeven, banken lenen hun geld niet meer uit. Nog steeds vind ik dat Griekenland veel hervormingen nodig had, maar dit is een soort recept om een samenleving te smelten. Het resultaat is dat de crisis veel erger is geworden dan wie dan ook voorzien had.’

Dat de economische crisis zoveel erger is geworden, wordt nu verklaard met de omineuze term ‘vermenigvuldigingseffect’. De term dook op in interne, uitgelekte e-mails van het Internationaal Monetair Fonds, waarin analisten toegaven dat ze hadden onderschat hoe de negatieve krachten op de Griekse economie elkaar zouden versterken. De Griekse economie kromp daardoor al zes jaar achter elkaar. Tijdens de Grote Depressie in de VS waren dat er vier.

‘Ik keek wel op van die e-mails. Je hoeft geen groot licht te zijn om te voorzien dat als je een land zo hard op de rem laat trappen als Griekenland, terwijl je tegelijk van alle andere Europese landen ook austerity eist, je de terugslag versterkt’, zegt Loukas Tsoukalis, hoogleraar Europese integratie in Athene en aan King’s College en voorzitter van de Griekse denktank voor buitenlandse betrekkingen.

‘Nog steeds vind ik dat Griekenland veel hervormingen nodig had, maar dit is een soort recept om een samenleving te smelten’

In zijn ruim bemeten kantoor, een penthouse in de sjieke wijk Kolonaki met eikenhouten vloeren en uitzicht op de Akropolis, loopt Tsoukalis het Griekse experiment na. ‘Met het mes op de keel moest Griekenland zijn tekort omlaag brengen en structurele hervormingen doorvoeren. Het is een opmerkelijke prestatie dat Griekenland het eerste is gelukt. Maar de prijs daarvan was enorm. De Griekse economie is met een kwart gekrompen. Dat was een paar jaar geleden nog onvoorstelbaar. Elk jaar stelt de Europese Commissie haar inschatting van de schade weer hoger bij. Door economisch dogmatisme is de recessie veel dieper dan nodig was. Nu wordt er voor dit jaar een piepkleine economische groei voorspeld, en meteen stellen onze premier Samaras en eurocommissaris Olli Rehn Griekenland een prachtige toekomst in het vooruitzicht. Maar iedereen die onafhankelijk is, van Paul Krugman tot Thomas Piketty tot The Financial Times, vindt het Griekse herstel bijzonder fragiel. En wat erger is: het lijkt alsof het economische herstel een baanloos herstel wordt.’

Het resultaat is een ‘ongelukkige en onbehaaglijke samenleving’, aldus Tsoukalis. ‘Mensen hebben zich teruggetrokken in hun eigen problemen. De levens van veel mensen zijn door de crisis vernietigd. Als sociaal wetenschapper word je er niet blij van als je alle sociale en economische problemen optelt. Het voelt alsof we op een slapende vulkaan zitten. Beschouwd in monetaire cijfers hebben we misschien het ergste achter de rug. Maar we zullen nog een hele tijd moeten kruipen.’

Gekropen wordt er in Piraeus, de volkse voorstad van Athene en de grootste haven van het land. Het nieuwe Griekenland is hier soms een beangstigende plaats. ‘Voor iedereen is het anders. Ik heb nog twee weken loon te goed uit december, tien dagen uit januari, vijftien uit februari en een paar dagen uit april’, zegt Alex Kyrkos, bemanningslid van de 150 meter lange veerboot Prevelis. ‘Ze maken er expres een chaos van en ze maken het expres voor iedereen anders.’

Kyrkos is een van de naar schatting miljoen Grieken die regelmatig werken zonder loon. ‘Sommige rederijen lopen bijna een jaar achter met betalen’, zegt hij terwijl hij vrachtwagens de veerboot in loodst. ‘Ze zeggen dat er simpelweg geen geld is, maar als we in de krant lezen dat een rederij voor veel geld is verkocht aan Chinezen of Arabieren verandert er niets. Overal in de haven vind je mensen die werken zonder loon. Wie staakt voor zijn geld, mag volgens de noodwetten worden opgesloten. Dus als je het niet pikt, kun je niets anders dan oprotten naar huis. Sommigen doen dat, maar velen niet. Zolang je werkt, geeft het tenminste de hoop dat je uiteindelijk je geld krijgt. Dat je baan weer een normale baan wordt.’

Voor hem zal dat te laat zijn, denkt Kyrkos: ‘Ik ben 36, maar een gezin is voor mij niet weggelegd. Als ik twee maanden geen loon heb, red ik me wel op een of andere manier. Maar wat als ik kinderen heb? Wat zou ik ze te eten moeten geven, gekookte stenen? En wat zou ik ze voor toekomst geven? Alles in dit land zal worden verkocht. De kinderen en kleinkinderen van onze generatie zullen de slaven van Europa zijn.’

Dezelfde woede proef je bij een jongen die zich Michaelis noemt en die met zijn vrienden wat rondhangt in de wijk Gazi. Vroeger gingen ze graag de straat op, zegt hij. Bijna elke dag werd er wel gedemonstreerd en gevochten. Nu gaan ze niet meer. ‘Ik zie het nut niet meer. Twee jaar geleden geloofde ik dat de toekomst uit de loop van een geweer moest komen. Ik wilde het liefst een kalasjnikov leegschieten op de mensen die mijn toekomst kapotmaakten. Nu zou ik niet meer weten wie ik af zou moeten schieten.’

Het zijn typische verhalen, zegt Niki Kitsantonis, freelance journaliste voor onder meer The New York Times. ‘Eerst kwam voor veel Grieken de woede, toen pas de echte impact op hun leven. Mensen zien natuurlijk heus wel dat geweld op straat hun eigen situatie niet helpt. Ze hebben gewoon geen zin meer in alle drama. Overal zie je vooral austerity-moeheid: in de straat, op het werk, in de politiek.’

Het resultaat is een land dat wacht, aldus Kitsantonis bij een ijskoffie in een journalistencafé bij het parlement. ‘Mensen zijn teleurgesteld in de bonden, in de partijen, in Europa, tot er niets meer is om vertrouwen in te stellen. Je zou verwachten dat de Grieken een radicaal experiment willen om door de eindeloze stagnatie te breken. Maar nu ze de afgrond onder zich voelen, hebben mensen daar juist steeds meer angst voor.’

De Griekse verkiezingen zijn illustratief. Bij de Europese verkiezingen, eind mei, versloeg de radicaal-linkse Syriza weliswaar de rechtse regeringspartij ND, maar bij de volgende ‘echte’ verkiezingen, zo verwachten de meeste analisten, zullen veel Grieken weer op de veilige traditionele partijen stemmen. Net zoals in 2012.

Zo’n stem uit angst is bepaald niet hetzelfde als het optimisme waar premier Samaras het land mee wil bestoken, en dat optimisme is ook nergens echt overtuigend te voelen. ‘Het is moeilijk om te zien waarmee Griekenland zich uit de problemen zou kunnen trekken’, vindt Kitsantonis. ‘Er zijn geen veelbelovende sectoren in de economie, de talentvolle jonge mensen gaan allemaal naar het buitenland. Maar mensen willen niet meer horen dat we nog heel lang vast kunnen blijven zitten, ze willen ook niet meer de straat op om te demonstreren en te vechten. Als je mensen vraagt of we de bodem hebben bereikt, zullen ze meestal ja zeggen. Ze wíllen geloven in een nieuw Griekenland, waar het weer goed gaat.’


Beeld: (1) Athene, kapper zonder winkel (Petros Giannakouris/AP). (2) Groenten en fruit worden gratis uitgedeel door protesterende marktkooplui, Athene 3o april (Alkis Konstantinidis/Reuters).