Schooluniform

De Lutonse Denbigh High School heeft de mensenrechten van een leerlinge geschonden door haar in 2002 met jilbab en al naar huis te sturen.

LONDEN –Zowel het recht van de zestienjarige Shabina Begum op onderwijs als haar recht om haar geloofsbeleving vorm te geven, gaat boven de plicht om een schooluniform te dragen. Dat heeft het Britse gerechtshof vorige week bepaald. Het Brits- Ben gaal se meisje, dat juridisch werd bijgestaan door Cherie Blair, noemde de uitspraak «een overwinning voor alle moslims op vooroordelen en haat» en dat allemaal in «het zogenaamd vrije Westen». Het valt te betwijfelen of hier sprake is van een zege. De meeste reacties zijn negatief. Het hoofd van het moslimparlement was «verdrietig» om de uitspraak en de populistische Daily Mail vreest het einde van het schooluniform. Kunnen onze kinderen, vragen veel Britse ouders zich nu af, met de uitspraak van Lord Justice Brooke in de hand besluiten om als David Beckham of Teletubbie naar school te gaan?

Op de school zelf, waar 79 procent van de ruim duizend leerlingen van Aziatische komaf is, heerst teleurstelling. Voor rectrix Yasmin Bevan, net als Begum oorspronkelijk afkomstig uit Bangladesh, is het uniform een van de middelen om de delicate balans tussen de 21 geloven en culturen op haar staatsschool te vinden. Zij vreest dat vrije kledingkeuze leidt tot een hiërarchie in vroomheid. Het schooluniform laat ruimte voor een shalwar kameez-combinatie, een wijde broek met daar over een tuniek. Hoofddoekjes, keppeltjes en tulbanden zijn toegestaan. Begum wilde er echter niet bijlopen als hindoe, sikh of vrijgevochten moslima, laat staan als blanke medeleerling. Kleren die de contouren van het vrouwenlichaam prijsgeven aan de spiedende blikken van het mannenvolk, zouden in strijd zijn met de koran.

Tijdens het proces voerde overigens niet alleen de vrouw van de premier het woord, maar ook Begums oudere broer Shuweb Rahman. Dit gaat verder dan zusterliefde. Rahman hangt Hizb ut-Tahrir aan, een organisatie die het woord van de islam op politieke wijze verkondigt en geen andere wet erkent dan de sjaria (behalve, blijkt nu, de Europese mensenrechten). Deze groepering is in de meeste moslimlanden gedoemd tot illegaliteit. Margaret Moran, afgevaardigde voor Luton-Zuid, noemde het proces een politieke stunt van Hizb ut-Tahrir. Met zijn welbespraaktheid en opleidingsniveau – hij studeert computer wetenschappen – voldoet Rahman aan het profiel dat de geheime diensten koesteren van de moslimterrorist. Dit beeld werd twee weken geleden nog eens bevestigd tijdens het proces tegen de intelligente en vriendelijke Saajid Badat (25) uit Gloucester, die voor de rechter toegaf dat hij concrete plannen had een vliegtuig op te blazen. Ter promotie van zijn omstreden antiterrorismewet maakte Tony Blair bekend dat er in het land momenteel zo’n tweehonderd Badats rondlopen. Een van de plaatsen die bekend staan als kaderschool voor terroristen is, toevallig, Luton.

PATRICK VAN IJZENDOORN

Orgaandonatie

In de donorkwestie is de aandacht verlegd naar – daar gaan we weer – de moslims.

Minister Hoogervorst van Volksgezondheid stelde vorige week dat er een verband bestaat tussen de islam en het schrijnende tekort aan orgaanaanbod. Hij zegt dat moslims op religieuze gronden weigeren donor te worden, terwijl ze wel een donororgaan willen als ze dat nodig hebben. Ze zijn met andere woorden profiteurs. Na tuur lijk heeft het Contact orgaan Moslims en Overheid (CMO) woedend gereageerd. Het is namelijk helemaal niet waar dat het niet zou mogen. Bovendien is donatie in álle religies in beginsel problematisch. God heeft het lichaam geschapen. De mens heeft het van Hem tijdelijk in beheer gekregen. Na de dood moet het lichaam in zijn geheel terug.

Hier staan andere beginselen tegenover. In het christendom wordt een beroep gedaan op naastenliefde. Zowel de islam als het jodendom hanteert het idee dat het redden van andermans leven vóór gaat. Zo staat in koransoera 2, vers 173: «Degene die zich in een noodsituatie bevindt zal geen zonde begaan bij het toepassen van wat (eigenlijk) niet is toegestaan.» Eind jaren tachtig is op een congres in Saoedi-Arabië zelfs een fatwa uitgevaardigd over dit dilemma: niets in de islam staat orgaandonatie in de weg.

Artsen zeggen dat ze nog nooit een moslim met een codicil hebben ontmoet in de operatiekamer. Ook stuiten ze bij islamitische nabestaanden op een hermetische muur als ze hen benaderen voor de organen van een familielid dat hersendood is. Die bezwaren zijn niet uniek, blijkt uit onderzoek van de Nederlandse Transplantatie Vereniging. In de eerste uren nadat iemand officieel dood is verklaard (de hersenen geven geen activiteit meer, maar de organen zijn nog doorbloed) is de shock te groot om te beslissen over het laten opensnijden van een geliefde voor diens hart of nieren.

De minister heeft wel een punt om mensen die een codicil dragen voorrang te geven als zij zelf transplantatie nodig hebben. Volgens de statistieken is de verhouding tussen geven en krijgen scheef. Jaarlijks worden 220 mensenlevens gered met een donor orgaan (vooral nieren), terwijl veertienhonderd mensen op de wachtlijst staan. Voor ruim tweehonderd mensen is het te laat.

Uit enquêtes onder de Nederlandse bevolking blijkt dat tach tig procent voor postmortale donatie is. Slechts twintig procent heeft dat vastgelegd. Ter verklaring van deze paradox worden al jaren dezelfde oorzaken ge noemd: gebrek aan informatie, angst om concreet over je eigen dood na te denken, organisatorische problemen en de registratie van wilsuitingen. Daarom wordt in de Kamer gepleit voor vervanging van het huidige toestemmingssysteem (actief ja zeggen) in een geen-bezwaarsysteem. Het argument zou kunnen zijn dat het een troost is om na de dood door te leven in een ander.

MARGREET FOGTELOO

Demonstuderen

Na de recente bezetting van het administratief centrum van de Universiteit van Amsterdam kregen de actievoerders een souvenir.

«Ik was in het Maagdenhuis en het enige wat ik kreeg – naast een fikse boete en een strafblad – was dit stomme T-shirt.» De actievoerder had geageerd tegen de plannen van staatssecretaris Rutte van Onderwijs om studenten in een stelsel van «leerrechten» als klanten te benaderen.

«Kritische consumenten» wenste Rutte eind vorig jaar toen hij de plannen presenteerde. Hij opperde zelfs ludieke acties van studenten tegen de eigen universiteit als het product niet naar de zin is van de klant. Het Amsterdamse gelegenheidsverband van studentenraden, bonden, krakers en andere activisten wenste zich echter niet aan die speelse spel regels te houden.

Het is de eerste hobbel die de staatssecretaris op zijn pad tegenkomt. Anders dan voorganger Annette Nijs speelt hij het slim. In plaats van voor de bezuinigende staat die studenten afknijpt, kiest Rutte voor de zich terugtrekkende overheid die geen partij meer moet zijn tussen de marktpartijen – universiteiten, hogescholen en studenten – als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Desondanks richten de bezetters van het Maagdenhuis zich met hun eisen op Den Haag. De overheid stelt de financiële en beleidsmatige kaders. En die bepalen dat studenten sneller moeten gaan leren.

Nog is er niets aan de hand voor Rutte. Na de eerste acties buitelen politieke en studentenorganisaties over elkaar met verschillende voorstellen. De periode van vijfenhalf jaar goedkoop studeren waar Rutte in voorziet, is voor veel studenten te kort, luidt het algemene oordeel. Consuminderen wil niemand. Maar over de achterliggende kwestie – kunnen onderwijs en marktwerking samengaan? – lopen de meningen uiteen.

Voorzitster Kim Toering van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVB) wil niets weten van de student als consument: «Onderwijs is geen markt, en een studie is niet als een auto die je terugbrengt als hij niet bevalt.» Zo ver gaat voorzitster Madelein Hofmijster van die andere studentenorganisatie, het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), niet. Ze ziet wel voordelen in een aangepast systeem van leerrechten. Maar er zijn ook grote bezwaren: volgens Hofmijster wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor een daadwerkelijk vrije markt: «Studenten kunnen niet zomaar wisselen van instelling als het onderwijs ze niet bevalt. Ze zitten vast aan een sociaal leven, aan een stad.»

Als de actieve studenten onderling al zo verdeeld zijn, zullen ze dan de grote meerderheid in beweging krijgen? Een haastig opgezette, niet representatief te noemen internetenquête doet het ergste vermoeden: het merendeel van de studenten kent de inhoud van de plannen niet. Niet vreemd. Waar bezuinigingen lekker mobiliseren, zullen studenten niet onverkort warmlopen voor lesjes «Adam Smith voor beginners». De studentenorganisaties is er daarom veel aan gelegen de plannen van Rutte te «ontmaskeren» als een verkapte korting op het hoger onderwijs. Op 21 maart gaat de LSVB «demon studeren» in Den Haag. Pas dan zal blijken of de eerste hobbel van Rutte een kiezel of kei is. Want voor een jolig T-shirt alleen zal de massa niet komen.

KOEN HAEGENS

Google is ook politiek

Na een lange winter lijkt sinds vorige maand dan toch de dooi in de Frans-Amerikaanse verhoudingen te zijn ingetreden.

PARIJS – President Bush dineerde in Brussel met zijn Franse ambtsgenoot. Chirac, verklaarde Bush, was weer welkom op diens ranch in Texas. Als cowboy weliswaar, maar toch. Wie denkt dat het Franse verzet tegen de Anglo-Amerikaanse hegemonie zich met een etentje laat apaiseren, heeft echter buiten de waard gerekend.

Afgelopen week werd bekend dat de Bibliothèque Nationale de France niet zal deelnemen in het ambitieuze project van Google. Met hulp van Google zullen grote Amerikaanse (universiteits)bibliotheken en de aan de Universiteit van Oxford gelieerde Bodleian Library hun collecties digitaliseren en deze vervolgens op internet voor iedereen toegankelijk maken.

Een prachtidee, maar de Biblio thèque Nationale de France moet er vooralsnog niets van weten. De afgelopen jaren is er weliswaar veel verbeterd, maar op het gebied van de toegankelijkheid heeft de BNF nog steeds een reputatie. De boeken bevinden zich in vier glazen torens met uitzicht over de Seine, de gebruikers zijn weggestopt onder de grond. «Alles wat er sinds de uitvinding van de boekdrukkunst in Frankrijk gepubliceerd is» claimt een medewerker van de très grande bibliothèque in huis te hebben. Maar al dat moois is slechts voorbehouden aan onderzoekers met speciale pas. De gewone sterveling is aangewezen op de leeszaal. Lenen is uitgesloten en kopiëren kost vijftien eurocent. Waarom niet Google aangegrepen?

In Le Monde sputtert directeur Jean-Noël Jeanneney eerst over de waardevastheid van het boek in papieren vorm, maar al snel komt de aap uit de mouw. Selectie en rangordering in het Google-project zullen Amerikaans zijn. Door het ontbreken van een «Europese sensibiliteit» zal de wetenschappelijke productie uit de Angelsaksische wereld volgens de Franse opperbibliothecaris oververte gen woordigd zijn. Met chauvinisme heeft dat volgens Jeanneney niets te maken. Hoe dan ook pleit hij ervoor dat de Europese landen hun knapste koppen aan het werk zetten om een eigen en gemeenschappelijke zoekmachine te ontwikkelen. Als die er is «zullen we wel weer verder praten met onze Amerikaanse vrienden».

MARIJN KRUK

Richter Roegholt (1925-2005)

«De leeuw heeft nog een keer ge bruld», constateerde Richter Roeg holt begin februari. Hij doelde op zijn artikel in NRC Handelsblad waarin hij uithaalde naar Simon Kuper, die had geschreven dat het Nederlandse verzet tijdens de oorlog niet voldoende had ge daan om joden te redden. Het was zijn laatste wapenfeit. Roegholt stierf vorige week op 79-jarige leeftijd.

Richter Roegholt, in 1925 geboren in Semarang, verhuist met het gezin naar Nederland als hij anderhalf jaar is en groeit hier op in een intellectueel milieu. De middelbare school brengt hij deels door op het Vossius Gymnasium in Amsterdam. Over zijn geschiedenisdocent Jacques Presser schrijft hij in zijn memoires De stad is een gesprek (2003): «Hij kon een vreselijke frik zijn, die controleerde of je je boeken wel goed had gekaft, maar hij was ook enorm inspirerend.» Presser moedigt hem aan. Roegholt gaat geschiedenis studeren. In de re dactie van cultureel en universiteitsblad Propria Cures schrijft hij van 1948 tot 1952 zwaarwichtig over literatuur en politiek. Hij ontketent in 1949 een storm van protest met een artikel waarin hij stelt dat het legaliseren van abortus de enige manier is om de illegale abortus te bestrijden. Als het om seksualiteit gaat, behoort hij tot ver in de jaren zestig tot de liberale voorhoede.

Zijn leefomgeving vanaf de bevrijding is een woning aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam, waar een bohémienachtige sfeer heerst. Beneden woont anarchist Jan Kolthek. Kunstenaars als Gerard van het Reve en Karel Appel komen er over de vloer. Vanaf 1953 werkt Roegholt op de kunstredactie van Het Vrije Volk. Na vijf jaar is «de pijp leeg» en wordt hij geschiedenisleraar aan de mms. In 1961 keert hij terug in de journalistiek: als eindredacteur van Verstandig Ouderschap, het orgaan van de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH) waarvan oud-schoolgenoot Mary Zeldenrust voorzitter is. Het blad, met een oplage van enige honderdduizenden exemplaren, schrijft over kwesties als de rechtspositie der ongehuwde moeder, anticonceptie en homoseksualiteit, voordat het in de loop van de jaren zestig door de maatschappelijke ontwikkelingen wordt ingehaald.

Roegholt behoort tot de voortrekkers van de vooroorlogse ge ne ratie die sympathiek stonden tegenover de babyboomers die de revolte in de jaren zestig massa gaven. Tegelijkertijd bewaart PvdA’er Roegholt ook enige afstand tot de tijdgeest. Karakteristiek voor deze houding is een brief aan provo Irène van de Weetering, die tijdens een manifestatie was gearresteerd. Roegholt onderstreepte dat hij haar «behoefte om moeilijkheden uit te lokken» niet deelde, maar dat hij het optreden van de Provo beweging «zo speels en verstoken van kwaadaardige mo tieven of bedoelingen» vond dat hij «verbijsterd» was door het «optreden van het openbaar ge zag».

Op gevorderde leeftijd neemt Roegholt een nieuwe wissel. In 1972 promoveert hij op een studie over de geschiedenis van uitgeverij De Bezige Bij. Geschiedenis is volgens Roegholt pas leuk als het ook «niet begrijpelijk» is. Hij is voortdurend op zoek naar de «hobbels». Pas in de tweede helft van de jaren zeventig vestigt hij zijn naam als historicus van de hoofdstad met de twee delen Amsterdam in de 20e eeuw, gevolgd door kleinere monografieën, een biografie van Ben Sijes enhet overzichtswerk De geschiedenis van Amsterdam in vogelvlucht.

Als begin jaren negentig de Wibautleerstoel voor de studie van grootstedelijke problematiek aan zijn neus voorbij gaat, is Roegholt «verbijsterd». Hij had dit bijzonder hoogleraarschap «een heel logische afsluiting» van zijn carrière gevonden. Maar hij blijft verknocht aan de stad.

NIEK PAS