Knus trouwen

Slechts dertig genodigden zullen het huwelijk van Prins Charles en Camilla zaterdag bijwonen in de Ascot Room in Windsor.

LONDEN – De koningin en haar eega hebben besloten hun aanwezigheid te beperken tot het staatsportret aan de muur. Ze missen een stukje eigentijdse cultuur. Soberheid is kenmerkend voor een huwelijk op een Brits gemeentehuis. Steeds meer Britten trouwen buiten de kerk, een gegeven dat mogelijk verband houdt met het toenemend aantal scheidingen. In december 2003 trouwden mijn vrouw en ik in het Register Office in Catford, een ge bouw dat leek op een noodlokaal van een school. Drie weken eerder hadden we ons daar verloofd, waarbij we een samenvatting van onze levensloop moesten toevertrouwen aan een begripvolle dame met knotjeshaar. Vervolgens werden onze gegevens op het prikbord gehangen, waaronder onze beroepen en het adres waar mensen zich konden vervoegen om de bruiloft te verhinderen. Niemand zou zich melden.

Eigenlijk wilden we trouwen in een romantisch kerkje op One Tree Hill, maar daar was geen plaats. Het werd dus de Evelyn Suite in de gemeentelijke barak die naast het ziekenhuis aan Lewisham High Street ligt. Er bleken net genoeg stoelen te zijn om onze dertien gasten te huisvesten. Vanaf de beige muren keken Queen Elizabeth en de Duke of Edinburgh minzaam toe. De Superintendant Registrar en haar notulerende assistente voltrokken het huwelijk op routineuze wijze. Niet het omdoen van de ringen zorgde voor gespannen gegiechel, maar het plaatsen van de handtekeningen. Zowel getuigen als getrouwden moesten namelijk uitleggen waar de krullen, strepen en haaientanden voor stonden. Na een korte fotosessie stonden we een dik kwartier (inclusief het betalen van de rekening) weer buiten.

PATRICK VAN IJZENDOORN

Landjepik

Het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg heeft de onteigening van duizenden Duitse grootgrondbezitters na 1945 rechtsgeldig verklaard.

BERLIJN – De Bondsregering in Berlijn was hiermee erg in haar nopjes. De slachtoffers van deze Bodenreform (grondhervorming) reageerden daarentegen onthutst. «De communisten hebben eerst ons land gejat en nu billijken regering en rechtbanken deze discriminatie», sist Wolfgang Schütz (75). Zijn grootouders werden van hun land verdreven toen de Russen in 1945 Oost-Duitsland bezetten. Driehonderd hectare bezat de familie Schütz en werd daarom als grootgrondbezitter gezien.

Deze zogenaamde Junkers werden door de nieuwe machthebbers rigoureus verjaagd. «Junkernland in Bauernhand!» was het parool. Iedereen met meer dan één hectare land – dat betrof al gauw tienduizenden boeren – verloor dat in de Sowjettische Besatzungs zone. Op dat onteigende land kregen landarbeiders en verdreven boeren uit Oost-Pruisen kleine perceeltjes. Later werden die gecollectiviseerd naar het voorbeeld van de kolchozen uit de Sovjet-Unie. In 1990 nam de Bonds republiek de in het moeras van de geschiedenis verdwenen DDR over.

Lothar de Maizière was de laatste Oost-Duitse minister-president. De van Stasi-connecties be schuldigde jurist zegt over het oordeel in Straatsburg: «Wij moesten in Moskou deze grondhervorming beves tigen, anders zou een veto tegen de Duitse eenwording dreigen.» Hij vindt dat men de geschiedenis niet moet terugdraaien: «Na de onteigeningen werkten mensen zestig jaar op dat land. Wat van 1945 tot 1949 gebeurde valt de DDR niet aan te rekenen.»

Deze mening deelt ook de Duitse minister van Justitie Brigitte Zypries (SPD). Ze was vooral blij dat ze geen miljarden aan de Alteigentümer en hun erfgenamen hoefde te betalen. Want dat kan de onder schulden en lege kassen lijdende Duitse staat zich niet permitteren.

De Bondsregering nam in 1994 weliswaar een wet aan om conform «schadeloosstelling voor terug gave» het leed van de erfgenamen iets te verzachten. Maar Tom Apfel, die de onteigende wasserij van zijn grootouders terugkocht, wacht al elf jaar op zijn geld: «Ik ben stinksauer. Mijn opa was geen nazi en toch heb ik nog geen cent van deze staat gekregen.»

De vereniging Heimatverdrängtes Landvolk kreeg zowel in Duitsland als in Straatsburg nul op het rekest. Advocate Sylvia von Maltzahn vertegenwoordigt 71 erfgenamen van onteigende landerijen. De raadsvrouw verwijt de rechters een politieke – en geen juridische – beslissing te hebben genomen. Haar eigen grootouders bezaten in Mecklenburg-Vorpommern bijna zevenduizend hectare. Ook Von Maltzahn ontving nooit geld of genoegdoening voor de ontvreemde grond. Het lijkt erop dat met een Schlussstrich een omstreden kapittel van de naoorlogse Duitse geschiedenis is gesloten.

ROB SAVELBERG

PCM contra PCM

De belangrijkste krantenuitgever voert de strijd om de lezer op twee fronten. Ook in eigen huis.

AMSTERDAM – In Rotterdam wil PCM de helft van de regionale pers opeten door het Algemeen Dagblad om te bouwen tot kopblad van bijna alle lokale kranten ten zuiden van de as Assen-Amsterdam. De Haagsche Courant, het Utrechts Nieuwsblad en andere «brandende huizen» van concurrent Wegener, die binnen een jaar wegens gebrek aan rendement op instorten staan, moeten daarin opgaan. Tegelijkertijd is PCM in Amsterdam bezig met een aanval op de landelijke dagbladen die het zelf uitgeeft.

De jongste loot aan de plannenstam is een zondagskrant: Zeven. Die moet in de voetsporen treden van de Krant op Zondag, die rond 1991 acht maanden vegeteerde op een noodlottige oplage van dertigduizend en een concurrent worden van de dikke zaterdagkranten van de Volkskrant en NRC Handelsblad, die sinds een jaar bovendien speciale weekeindabonnementen hebben voor de overspannen lezer.

Voormalig adjunct-hoofdredac teur Frank Kalshoven van de Volkskrant is «projectleider» van Zeven. Ruim twee weken geleden heeft hij een nulnummer ge maakt. «Nederland kan wel een nieuwe krant gebruiken», schrijft hij. «Zondag leesdag, hogere kwaliteit, een krant voor een generatie die het nu zonder moet stellen»: dat zijn de «krachtige pijlers onder een nieuwe krant». Kalshoven doet «zeven beloftes» («de lezer is president», «de toon is zakelijk»). Hij formuleert «zeven kwaliteitskenmerken» («journalisten zijn deskundig, onafhankelijk, kritisch maar niet drammerig», «hebben een warm hart en een koel hoofd» en worden «beoordeeld door een onafhankelijke visitatiecommissie»). En hij poneert een wereldbeeld in «zeven stellingen» («emancipatie is de motor voor de vooruitgang», «omgangsvormen zijn belangrijk» en «Nederland is klein»).

Op die visitatiecommissie na klinken deze drie maal zeven theses niet nieuw maar eerder als een echo van Onze Beginselen waarmee NRC Handelsblad zich in oktober 1970 voorstelde. Dat is niettemin van weinig belang. Het gaat er volgens Kalshoven om dat zijn generatie en haar jongere neven en nichten (iedereen na 1965) worden genegeerd door de kranten die niets ondernemen om de 40-minners te gerieven. «Het besef dat dit eigenlijk vooral aan de kwaliteitskranten ligt, en pas in tweede instantie aan het drukke leven en soepele internetgebruik van mijn generatie is weerzinwekkend langzaam tot me doorgedrongen.»

Mea culpa? Half. Kalshoven wijt dat late inzicht aan het feit dat hij al tien jaar bij de Volkskrant werkt. Een archeologisch instituut?

HUBERT SMEETS

Moedig kiezersbedrog

De politieke scheidslijn in Amerika is: pragmatisch, weldoordacht met plaats voor twijfel en op basis van cijfers versus principieel, gevoelsmatig en rotsvast.

WASHINGTON –Deze week bleek opnieuw dat dit een overtrokken beeld is. Vooral Republikeinse politici blijken niet zo gelovig en principieel als doorgaans wordt aangenomen. Eerst onthulde de Los Angeles Times dat de rechtlijnig veronderstelde Tom DeLay, de meerderheidsleider in het Huis van Afgevaardigden die deze dagen de belangen van de ouders Schiavo luidruchtig behartigt, jaren geleden zijn eigen vader, met instemming van de hele familie, had laten «inslapen». Vader Charles was na een ongeluk in coma beland. De «hamer», zoals DeLays bijnaam luidt, had kort voor deze onthulling nog gebruld dat het verwijderen van de voedingssondes een «daad van medisch terrorisme» was. Met weinig verhuld leedvermaak voegde de L.A. Times eraan toe dat de familie ook nog eens een fabrikant succesvol had aangeklaagd (250.000 dollar smartengeld) omdat die een onderdeel van de kabelwagen produceerde die vermoedelijk verantwoordelijk was voor de dood van zijn vader. Saillant, omdat DeLay voorgaat in de strijd om letselschadezaken onmogelijk te maken. DeLay: «Het is walgelijk dat advocaten hun kas spekken met de pijn van anderen.»

Nog verwarrender zijn de door hen gekozen gouverneurs die, de een na de ander, hun nooit-nieuwe-belastingen-belofte breken. Niet alleen Bill Owens van Colorado maar ook de Republikeinse gouverneurs van Idaho, Georgia, Ohio en Indiana hebben aangekondigd meer belasting te gaan innen voor publieke diensten. Mitchell E. Daniels jr. van Indiana, in een eerder leven beroemd en berucht om zijn niet-aflatende strijd voor belastingverlaging, wil de inkomensbelasting in zijn staat zelfs met 29 procent verhogen. Sommige Republikeinen reageren woedend, zoals afgevaardigde Joe Stengel van Colorado. Zijn gouverneur Owens – «Zo lang ik gouverneur ben, zullen de belastingen niet worden verhoogd» – zei over hem: «Wanneer het volgende deel van Profiles in Courage wordt geschreven, zal Stengel daarin niet voorkomen.»

PIETER VAN OS

Stunt van Riezenkamp

Op de Dali-tentoonstelling in Rotterdam hangen twee portretten van de Engelse dichter en verzamelaar Edward James. Waarom?

De foto’s zijn in 1980 gemaakt door de fotograaf Vincent Mentzel. Voormalig wethouder Jan Riezenkamp kocht ze kort geleden en schonk ze aan de stad. De portretten herinnerden hem aan finan ci ele transacties eind jaren zeventig, toen hij veertien werken van Salvador Dali en Rene Magritte kon kopen van de Edward James Foundation. James had een collectie, gedeeltelijk uit de tijd dat hij de toen doodarme Dali in leven hield.

Op 12 juni 1977 vloog Riezenkamp (wethouder financiën en kunst) met onder anderen Renilde Hammacher van den Brande (hoofdconservator) naar Londen. Voorzitter Noel Simon van de James Foundation had een seintje gegeven dat men bereid was wat werken van Dali en Magritte te verkopen. Simon had geld nodig voor een permanent museum met surrealistische kunst. Riezenkamp, een van de weinige geharde Rotterdamse politici met gevoel voor moderne kunst, liet via Hammacher weten tot 600.000 ponden te willen gaan. Riezenkamp begon met 420.000 pond (toen 1,3 miljoen gulden). Simon pareerde: «Doctor Riezenkamp, we would hate to give you the impression that this would be a reasonable offer to use.»

Omdat Boijmans geen geld had en hij geen subsidie wilde verstrekken, haalde Riezenkamp het uit een fonds, bedoeld voor infrastructuur. De raad keurde het voorstel in augustus 1977 goed. Wat hij de raad niet had verteld, was dat hij in juni, direct na terugkeer uit Engeland, op termijn Britse ponden had gekocht, een valutaspeculatie waartoe men een PvdA-wethouder niet in staat achtte. In augustus stond de pond acht cent hoger. De prijs zakte zo met bijna 100.000 gulden naar 1,95 miljoen gulden. Riezenkamp geeft nu toe dat dit «roekeloos» was. «Ik had geen goed beeld van de risico’s die ik heb genomen.»

Risico’s met belastinggeld in Rotterdam: zo is het altijd in die stad gegaan. Soms lukt het niet (de rare transacties van het gemeentelijk havenbedrijf), soms wel.

FRISO ENDT

Eenzame vuurzuil

Wageningen bezint zich zonder Pechtold op de vuurzuil.

WAGENINGEN – Terwijl burgemeester Alexander Pechtold op bezoek was bij de koningin boog de gemeenteraad van Wageningen zich vorige week dinsdagavond over een motie van GroenLinks en PvdA tegen de «vuurzuil», een penisvormig monu ment ter nagedachtenis van prins Bernhard en symbool van «blijvende vrede».

Na een lange zitting werd de motie «ter heroverweging van de keuze van het monument» met één stem verschil aangenomen.

Wordt de vuurzuil straks op 5 mei, tijdens de herdenking van zestig jaar vrede, onthuld of niet? Als het aan de linkse partijen en de burgers ligt niet. Er zijn ruim 1500 handtekeningen opgehaald en bijna zestig bezwaarschriften ingediend. Het gemeentehuis meldt: «Het is in heroverweging.»

Maar de tijd dringt. Kunstenaar Hanshan Roebers knutselt al maanden aan zijn ingewikkeldekunstwerk. De zuil kan namelijk onder invloed van daglicht automatisch van vijf naar tien meter hoogte uitschuiven.

MARGREET FOGTELOO

Ger Harmsen (1922-2005)

Vanaf het einde van de jaren zestig tot ergens in de jaren tachtig betekende Ger Harmsens Inleiding tot de geschiedenis voor veel geschiedenisstudenten de eerste kennismaking met de theorievorming rond hun vak. Het was een begrijpelijk boekje en bovendien was het, heel belangrijk in die jaren, geschreven door een onmiskenbaar progressief auteur. Volgens Harmsen diende de historicus namelijk «het historisch proces te doorgronden en te helpen de voorwaarden te scheppen tot ontplooiing van de mens».

Harmsen hield zich vooral bezig met de in die jaren uiterst populaire geschiedenis van de arbeidersbeweging en gold als een groot Marx-kenner. In een tijd waarin het arbeiderisme hoogtij vierde gold het als extra aanbeveling dat Harmsen niet alleen uit een arbeidersmilieu kwam, maar dat hij in zijn jeugd zelfs nog fabrieksarbeider was geweest.

Via de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie had hij zich intellectueel ontwikkeld en na de oorlog was hij in de sterk expanderende CPN al spoedig benoemd tot landelijk scholingsleider. Hoewel hij deze rol bijzonder fanatiek en volmaakt linientreu had vervuld, was hij in 1951 in ongenade gevallen, waarna ook zijn eerste vrouw hem de wacht had aangezegd. Om dat hij geen op zijn teentjes getrapte kleinburger wilde zijn, bleef hij de partij manmoedig dienen, totdat na Chroesjtsjovs geheime rede in 1956 de twijfel toesloeg en hij korte tijd later de partij verliet.

In 1961 promoveerde hij op een geschiedenis van de Nederlandse jeugdbewegingen en daarna ontwikkelde hij zich tot kritisch historicus van het Nederlandse communisme. Hij schreef biografieën van de vooroorlogse partij-intellectueel Alex de Leeuw en van Komintern-agent Daan Goulooze en veel artikelen, die in 1982 werden gebundeld onder de titel Nederlands kommunisme. Als hoogleraar «dialectische en Oost-Europese filosofie» in Groningen werd hij begin jaren zeventig door fanatieke CPN-studenten uitgescholden voor «Navo-professor», maar aan het einde van dat decennium begon een zekere kentering. Toen na de val van Paul de Groot sommige studenten de CPN probeerden te «destaliniseren», gold Harmsen als een belangrijke bondgenoot en grote autoriteit.

Ondanks alle kritiek op het stalinisme bleef Harmsens houding ten opzichte van het communisme ambivalent. Dat bleek in 1992, toen hij bij de presentatie van de bundel Russische schurken zo tekeerging tegen het feit dat ook Lenin hiertoe werd gerekend, dat het leek alsof hier weer de oude scholingsleider aan het woord was. Ook in zijn memoires leek hij de communistische tirannie nog steeds te zien als de pervertering van een nobel ideaal.

Zijn tragiek was dat hij nog altijd gebukt ging onder het schuldbesef dat hij in de oorlog niet in het verzet was gegaan maar slechts de vegetatie van spoorwegbermen had bestudeerd en zelfs in Duitsland was gaan werken. Na de oorlog had hij dat willen goedmaken, maar hij zou zich altijd de mindere blijven voelen van de helden die wél hun leven in de waagschaal hadden gesteld. Kritiek op de idealen van het communisme bleef hij altijd zien als verraad aan hen die vervolgd of vermoord waren.

Wel was hij in de loop der jaren heel wat somberder geworden over de haalbaarheid van een rechtvaardige samenleving. Toen in 1998 een sterk herziene herdruk van zijn Inleiding verscheen, eindigde deze minder strijdbaar dan de eerste druk uit 1968. Hij besloot met een citaat van Schopenhauer: «Van hout zo krom als dat waarvan de mens gemaakt is, kan niets rechts worden getimmerd.» Ook een interview dat ik met hem had was hij somber: «Het enige wat we kunnen doen, is het allerergste te voorkomen. Het valt niet mee om op mijn leeftijd van zo’n wereld afscheid te moeten nemen. Sterven is waarschijnlijk gemakkelijk als je denkt dat het de goede kant op gaat.»

ROB HARTMANS