Asieldossiers «nooit meer» op straat

Het is niet voor het eerst dat vertrouwelijke gegevens van asielzoekers in verkeerde handen belanden. Al in 1999 tikte de rechter het ministerie van Justitie op de vingers.

Vluchtelingenorganisaties op de achterste benen, de Tweede Kamer in rep en roer en de PvdA die (op de televisie, niet in het parlement) het onverwijlde aftreden eist van de minister. De onthulling van EO’s Netwerk dat persoonlijke gegevens over asielzoekers bij de autoriteiten van Congo waren beland, heeft het Binnenhof een kleine week in de greep gehouden. Maar de gretigheid van PvdA-woordvoerder Klaas de Vries werd in een spoeddebat afgestraft: Rita Verdonk hoeft voorlopig niet weg.

Zes jaar geleden bestierde PvdA-staatssecretaris Job Cohen het vreemdelingendossier. Ook hij kwam in problemen door rondslingerende privacygevoelige in for matie over asielzoekers. Vele honderden, niet geanonimiseerde asieldossiers waren beland bij het Haagse onderzoeksbureau NSS. De Mensensmokkel Informatie Groep van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hoopte met een statistische analyse van asielgegevens inzicht te krijgen in vluchtroutes van asielzoekers.

Maar dat mocht niet. Asielzoekers zouden onnodig in gevaar komen als dit soort particuliere gegevens buiten de deur van de IND terecht zou komen. Zo oordeelde niet alleen de koepel van Nederlandse vluchtelingenorganisaties, die na publicatie in De Groene Amsterdammer een kort ge ding aanspande, maar nota bene ook het interne privacy reglement van de IND.

De eisen van de vluchtelingenorganisaties werden na het ge wonnen kort geding direct ingewilligd: de dossiers moesten terug naar de IND en vergelijkbare privacygevoelige informatie zou «nooit meer» aan externe partijen worden uitgegeven. De lands advocaat ontraadde de staats secretaris een hoger beroep. Justitie zat duidelijk fout. Persoonlijke gegevens over asielzoekers mogen slechts bij de IND, de marechaussee en advocaten bekend zijn.

Minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie wacht nu met haar oordeel totdat oud-burgemeester Havermans van Den Haag de onthullingen van Netwerk heeft nageplozen. Maar met de uitspraak uit 1999 in herinnering kan er maar één conclusie zijn: die do cumenten horen niet in Congo.

Gelukkig voor Verdonk is er ook nog een ander precedent uit 1999. Staatssecretaris Cohen hoefde in dertijd ook niet af te treden.

PETER VERMAAS

Holland Festival 2005

Crisis in de kunst? Het is al een tijdje mooi weer, maar de kunstliefhebber weet dat de zomer pas echt begonnen is wanneer de nieuwste crisis in de kunst is gesignaleerd.

Tijdens de kerst of in de lente hoor je er nooit iemand over. Dit keer zijn de getuigen à charge vier directeuren van het Holland Festival, die in de Volkskrant de crisis in de gehele kunst ophangen aan het feit dat zij de middelen niet hadden om een of andere Oostenrijkse regisseur voor hun festival uit te nodigen. De directeuren (Audi, De Ruiter, Van Hove, ’s-Gravesande) hebben vooral verstand van de wereld van het theater. De crisis die zij in dat gebied signaleren, plakken ze met een royaal gebaar direct op alle kunsten. De hele Nederlandse kunst kan er werkelijk niets van. Kunstenaars zijn wel met meerdere disciplines bezig, zegt De Ruiter, maar vraag niet hoe. Om de stemming verder op te pompen wordt in de Volkskrant ook nog door «experts» een strenge neoliberale kritiek geleverd op het subsidiebeleid. De «enorme overheidssteun» aan kunstenaars doet uiteindelijk meer kwaad dan goed, laat de krant Maria Abramovic zeggen. «Er is een apathische en luie atmosfeer ontstaan» en daarom gaat ze nu verhuizen naar New York.

De hier gesignaleerde crisis lijkt toch voornamelijk de crisis van een generatie die midden in zijn tweede midlifecrisis zit. Het is veel meer een zelfportret van die groep dan een objectief en kritisch beeld van de kunstwereld. Abramovic lijkt het vooral over haar eigen vriendenkring te hebben. Ook zij laat zich door de stemmingmakers ophitsen haar persoonlijke sores op de gehele wereld te projecteren. Curieus is ook dat aan geen van de sprekers wordt voorgelegd onder wiens auspiciën de toestand heeft kunnen ontstaan.

Het meest opvallende aan de verslaggeving over deze crisis is dat er eigenlijk geen lijn in te ontdekken valt. De heren zeggen dit, Marina zegt dat, weer iemand anders zegt dat Nederlanders een surrealistisch zelfbeeld hebben. Vervolgens lezen we dat zo’n heisa als om het fietspad bij het Rijksmuseum bij de Tate Gallery nooit zou zijn voorgekomen en dat de Nederlandse kunst in het buitenland niet serieus wordt genomen.

Van een aantal beweringen zou ik toch graag de harde onderbouwing willen zien. De cijfers. Want mijn even ongefundeerde gevoel zegt me juist dat er momenteel meer Nederlandse kunstenaars dan ooit aandacht vinden over de grenzen. Ook zou het gewenst zijn om – indien men zulke aandacht als graadmeter voor kwaliteit wenst te beschouwen – deze cijfers relatief te bekijken. Er is, surrealistisch zelfbeeld of niet, nog altijd veel meer buitenland dan Nederland in de wereld.

Het is normaal dat kunstvormen komen en verdwijnen. De roman die wij als vanzelfsprekend deel van onze cultuur zien be stond vijfhonderd jaar geleden nog niet en het is heel wel mogelijk dat hij over nog eens vijfhonderd jaar niet meer zal bestaan. Op hetzelfde moment maakt de al bijna opgegeven poëzie een nieuwe bloeiperiode door dankzij de rap en de poetry-slams.

Kunst is crisis. Constant. Pas als het heel erg rustig wordt, dan wordt het tijd goed op te letten.

DICK TUINDER

Holland Festival

2005 (II)

Het eerste Holland Festival van Pierre Audi is achter de rug. Noch nicht genug.

Het viel niet in alle opzichten mee. Is het genoeg, één enkele cantate ter rechtvaardiging van een festival? Soms wel. De sopraan Lorraine Hunt-Lieberson kon door plotselinge, hevige rugpijn getroffen in plaats van twee maar één Bach-cantate zingen: Ich habe genug. Ikzelf heb niet zo gauw genoeg. Ik ben een Holland Festival-freak. Ik ging er al heen toen ik een jongen van zestien was, in 1956. Ik heb nog aan de beschaafde en klassieke sjiek van Peter Diamant kunnen ruiken, waarmee het festival – in 1948 – ooit begon. Ik heb de voorzichtige vernieuwingen in de jaren zestig van Jo Elsendoorn kunnen meemaken. De uitbundige, veelvormige, provocerende en ingrijpende innovaties van Frans de Ruiter en Arthur Sonnen in de jaren zestig en zeventig. De buiging voor sponsors en wijnetiketten onder Ad ’s-Gravesande in de jaren tachtig. De tegenvallende keuzes van Jan van Vlijmen, die in de jaren negentig door bezuinigingen werd ingesnoerd. De rare, verrassende, schokkende vondsten en onverwachte combinaties van Ivo van Hove in de laatste zeven jaar.

Het festival van 2005 was het eerste jaar van operadirecteur Pierre Audi. Audi is er niet, zoals Ivo van Hove, op uit in heel Amsterdam een festivalsfeer te creëren. Maar hij liet ons dit festival alle kanten van het nieuwe Muziek gebouw aan het IJ van Jan Wolff zien. Dit Wolffinarium werd vanzelf het nieuwe festivalcentrum. Op toneelgebied viel het me tegen. De Amerikaanse theatermaker Bob Wilson kwam Bob Wilson-clichés laten zien in 2 Lips and Dancers and Space, met oudere dansers van het Nederlands Dans Theater III. Peter Brook bracht een mooie, Afrikaanse vertel-voorstelling. Van Peter Sellars dit keer dus maar één Bach-cantate. Drie grote namen, niet op hun allerbest. De enige mij geheel onbekende theatermaker, de Italiaan Pippo Delbono, kreeg goede recensies voor Il Silenzio. Maar het was een erg flauwe combinatie van rijen dansparen à la Pina Bausch, een schamele optocht van circusartiesten als bij Fellini en wat gehandicapte freaks zoals zijn landgenoot Romeo Castellucci die presenteerde.

Pierre Audi had een betere hand bij het kiezen van Nederlandse toneelmakers. De Proust-cyclus van Guy Cassiers en het RO-theater is één van de mooiste theaterevenementen van de laatste jaren. De selectie van twee internationale regies van Johan Simons was interessant. Bij Elementarteilchen van Schauspielhaus Zürich laat hij een valse utopie zien van door genetische manipulatie tot collectiviteit gedwongen modelmensen. De bewerking van Tom Blokdijk legt niet de nadruk op Houellebecqs kritiek op wat de jaren zestig ons allemaal hebben aangedaan, maar op de maatschappelijke waarschuwing: als we er niet in slagen liefdevoller met elkaar om te gaan, zal onze toekomst een dictatoriale dwang tot schijn-geluk zijn. De selectie van Pierre Audi op theatergebied was erg braaf. Hij doet er verstandig aan als hij een goede toneelman als adviseur aanneemt. Misschien Arthur Sonnen, die de toneelselectie maakte in de allerbeste periode van het festival. Sonnen is na het opheffen van Het Theaterfestival weer werkloos. Hij kreeg een bundel essays aangeboden onder de titel: Theater moet schuren! Dat is precies wat dit Holland Festival nog niet genoeg deed.

MAX ARIAN

Strand

Komende week valt het besluit wie de Spelen krijgt. Parijs verdient het, weten de Britten. Stiekem.

LONDEN – De Londenaren lijden onder een hittegolf. Fietsers raken met roet beslagen, treinen stranden halverwege en de ondergrondse stinkt dermate dat de burgemeester zijn stadgenoten heeft opgeroepen ’s ochtends te douchen. Om ook eens van de hitte te genieten, gaan er al jaren stemmen op om een strand aan te leggen. O2 had plannen, maar werd gedwarsboomd door het stadsdeel Southwark. De strand ambities van stadsarchitect Ri chard Rogers stuitten eveneens op bureaucratische onwil. Het is zelfs Bob Geldof niet gelukt om de ambtelijke killjoys te verslaan. Het gerucht gaat dat nu het stadsdeel Lambeth welwillend tegenover het idee staat, al zijn de Health & Safety-deskundigen sceptisch, nu Thames Water de rivier als afvoerputje is gaan gebruiken.

Elk jaar groeit zodoende de jaloezie op de Parijzenaars. Die hebben niet alleen de beschikking over een eiland in de Seine maar ook over Paris Plage, waar tijdens weekeinden kan worden gezonnebaad, gevoetbald en geflaneerd. «So why can’t we match Paris beach?» kopte de Evening Standard wanhopig. Zelfs de hoofdredactie van de francofobe Sunday Telegraph kon een «frisson van jaloezie» niet onderdrukken. Parijse bestuurders mogen dan wel corrupt zijn, ze hebben ook flair, daadkracht en oor voor het volk, luidde de teneur.

De heimelijke jaloezie houdt hier niet op. Meer dan honderdduizend Britten hebben zich de laatste jaren in Frankrijk ge vestigd, waar de nutsbedrijven dankzij het gas- en watersocialis me nog deugdelijk werken, zolang er niet wordt gestaakt. Immers, hier wordt nog gewerkt om te leven, in plaats van andersom. Vice-premier John Prescott wilde in de buurt van Calais zelfs een Britse stad neerzetten, een soort Hongkong aan het Kanaal. Om hun zelftrots te behouden zeggen de Britten dat ze van Frankrijk houden, en dat het oneerlijk is dat de Fransen het bezet houden. Stoere taal. Een overblijfsel van Georgiaans Engeland is een zwak voor de Franse keuken, met bijbehorende tafelmanieren. Sterker, terwijl de Britten steeds minder thee drinken, genieten de Fransen meer dan ooit van dit stukje getrokken beschaving. Ondertussen kijken de Britse lady’s met bewondering naar de Franse ladettes, die nooit schaamteloos dronken worden, goede in plaats van trendy parfum gebruiken en volgens het boek French Women Don’t Get Fat eeuwig slank blijven. De Britse mannen zijn er na beelden van juichende, «nee stemmende» Fransen eindelijk van overtuigd dat de ladettes hun oksels scheren. Uit diverse verkoopcijfers blijkt dat de Britten dol zijn op Claude Monet, Catherine Millet en de «naughty art cinema», zelfs zonder ondertiteling.

Even gloorde er hoop in the English air toen bleek dat «Les Misérables meer antidepressiva dan de Britten gebruiken, maar dat komt waarschijnlijk door de prijs van de treurpillen op het eiland. Op de schrijver Julian Barnes na is Tony Blair stiekem de grootste francofiel van het land. Toen Paris-Match de regeringsleiders Poetin, Schröder en Blair vroeg om iets te schrijven voor Chiracs zeventigste verjaardag was de Britse premier de enige die reageerde. Nooit zou hij «Pardon my French» zeggen, zoals John Major, wanneer Chirac weer eens als een «crazy frog» reageert. Blair is dan ook het brein achter het streven om de rokerige pub te vervangen door een mediterraan café. En nu, tweehonderd jaar na de Slag om Trafalgar, blijkt dat ook Horace Nelson stiekem een francofiel was. In het najaar wordt de historische pre-emptive strike nagespeeld. Het zal gaan om «een zeeslag in de negentiende eeuw» tussen een «blauw» en een «rood» leger. Dit staaltje politieke correctheid moet bedacht zijn door Blair.

PATRICK VAN IJZENDOORN

Presentje

Ook het zondagse debat pro gramma Buitenhof is in verwarring.

De laatste editie van Buitenhof voor het zomerreces had wellicht daarom een winters karakter. Onder leiding van anchorman Rob Trip waren Geert Mak en Paul Scheffer in gesprek. Het zondagse programma had er in de dagbladen stevig voor geadverteerd om te voorkomen dat het mooie weer niemand voor de buis zou houden. Een kleine driehonderd duizend kijkers gaven gehoor aan de oproep van Buitenhof.

Eerst was scheidend ambassadeur Colin Budd van Groot-Brittannië te gast. Thema: Europa, Nederland en immigratie. Vervolgens moest Budd plaatsmaken voor Mak en Scheffer. Thema: Europa, Nederland en immigratie. Waarom Budd niet mocht blijven zitten? Omdat er ook een sub thema was: het intussen vijf maanden oude pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid van Mak waarop Scheffer tot nu toe niet in het openbaar had gereageerd.

Beiden werden door Trip gepresenteerd als voormalig buiten gewoon hoogleraar respectievelijk vigerend buitengewoon hoogleraar grootstedelijke problematiek aan de Universiteit van Am sterdam, kortom, als twee publicisten/academici uit één school. Conclusie na een half uur aanval en verdediging: tussen de huidige hoogleraar en zijn voorganger staat geen brug meer overeind, het is gedaan met de continuïteit van deze speciale leerstoel.

Dat kan gebeuren. Ware het niet dat Trip bij het scheiden van de markt op een andere wijze afscheid nam van Scheffer dan hij hem welkom had geheten: namelijk als de adviseur van Buitenhof die komend seizoen weer iets anders op het snijvlak van publicisme en politiek wil doen.

Adviseur? Paul Scheffer is tot zondag bezoldigd redacteur van Buitenhof geweest en heeft in die hoedanigheid in de collegiale be slotenheid van de wekelijkse redactievergadering zijn stempel op het programma kunnen drukken.

Aan tafel zondag zaten dus twee redacteuren en één buitenstaander. Of dat oorbaar is, is de vraag. Of het gepast is daarvan géén melding te maken, is geen vraag. Daarom voor de goede orde en om misverstand te voorkomen: Geert Mak is niet alleen schrijver van boeken en pamfletten, maar ook bestuurslid van De Groene Amsterdammer.

HUBERT SMEETS