Het kruit en de kogel
De Nederlandse militairen die dit weekend zijn omgekomen zijn niet de eerste Nederlanders die sterven door eigen vuur. Het blijft een onvermijdelijk gevolg van oorlog.
AMSTERDAM – Afgelopen zaterdag werden twee Nederlandse militairen gedood door eigen vuur. Ook twee Afghaanse militairen werden door Nederlanders gedood. Een derde Nederlander raakte zwaargewond door Taliban-vuur. Zijn benen moesten worden geamputeerd. De tragedie speelde zich af in het district Deh Rawod, waar de onderbezette Nederlanders sinds begin september een groot deel van het gebied moesten afstaan aan de Taliban. Tienduizend vluchtelingen zijn samengedromd in het dorpje Deh Rawod. Op diverse plaatsen in het district hebben Taliban-strijders zich ingegraven. Nederland en de Afghaanse regering proberen al maanden de situatie onder controle te krijgen, maar hebben daarvoor niet genoeg troepen in het gebied.
Doden door eigen vuur horen bij oorlogvoering als kruit bij een kogel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden tienduizenden militairen gedood door de eigen artillerie als die niet ver genoeg naar voren vuurde. In Vietnam werden naar schatting achtduizend man (veertien procent van het totaal aantal Amerikaanse doden) door eigen vuur gedood. Zo’n tweeduizend van hen waren officieren en onderofficieren die door hun eigen mannen werden vermoord zodat die hun bevelen niet hoefden uit te voeren. Tijdens de Korea-oorlog werden Nederlandse eenheden beschoten door Geallieerde (Zuid-Afrikaanse) vliegtuigen. Daarbij vielen twee doden. Het is nu voor het eerst dat Nederlands vuur heeft geleid tot eigen doden. Dat dit in Afghanistan gebeurt, is niet verwonderlijk. Denen, Amerikanen, Britten en Canadezen werden er ook al door eigen vuur gedood.
Het is vrijwel altijd onoverzichtelijkheid die tot eigen doden leidt. De militairen in Deh Rawod sneuvelden in het donker tijdens slecht weer, terwijl vlakbij elkaar verschillende gevechten tegelijk aan de gang waren. Er worden technieken ontwikkeld om de positie van de eigen eenheden beter te markeren. Met behulp van gps – global positioning system, een plaatsbepalingssysteem dat gebruikmaakt van satellieten – zou in de toekomst elke militair gevolgd kunnen worden. Een pieptoon vanuit een digitale ontvanger moet hem waarschuwen als hij de vuurlinie van zijn collega’s nadert. Maar zullen dergelijke systemen afdoende zijn? In een vuurgevecht is de situatie doorgaans zo onoverzichtelijk dat een hard piepende ontvanger geen waarborg is voor veiligheid.
Tegenwoordig wordt de positie van eenheden bepaald op zicht of met een gps-ontvanger. Daarmee kunnen de coördinaten van de eigen positie worden vastgesteld en via de radio worden doorgegeven, zodat militairen in de omgeving weten waar hun collega’s zich bevinden. Tijdens patrouilles in Chora en Deh Rawod waar ik aan deelnam, werd flink gehannest met de gps-ontvangers, die soms pas na minuten een bruikbaar satellietsignaal opvingen en het soms volledig lieten afweten. Dat leverde penibele momenten op toen tijdens een patrouille in de onrustige Chora-vallei een gevechtshelikopter opdook die lang boven onze positie bleef hangen.
Ook met het radioverkeer gaat het niet altijd goed. Toen een andere eenheid in de Chora-vallei in een zware hinderlaag terechtkwam, bleken de militairen alleen nog te kunnen communiceren met elkaar. Communicatie op het ‘hoger net’ (de verbinding met de basis) bleek onmogelijk. Daardoor konden zij geen vuursteun aanvragen van mortieren of helikopters. Ze hadden bovendien geen idee of er een peloton op weg was om hen te ontzetten en waar zich dat dan bevond. Later bleek dat de veldradio van de eenheid en de radio op de basis goed functioneerden. Werd er wel meegeluisterd door de achtergebleven collega’s? Had de basis wel afgestemd op de juiste frequentie?
Overigens beschoten de Nederlanders in Uruzgan al eerder abusievelijk hun Afghaanse bondgenoten. Begin december 2006 gebeurde dat tijdens een aanval op patrouillebasis Poentjak, zo onthulde De Groene Amsterdammer destijds. Daarbij vielen waarschijnlijk geen slachtoffers. Het incident is nooit onderzocht. Later nam een Nederlandse gevechtshelikopter, na alle verplichte checks te hebben uitgevoerd, een groep vermeende strijders onder vuur. Het bleken agenten te zijn, niet gekleed in uniform. Vier van hen werden gedood.
JOERI BOOM
Lazy Fred
Wie heeft eigenlijk de papieren om op de steun van de conservatieve Republikeinen te kunnen rekenen? Fred Thompson?
NEW YORK – Er kan een streep door de namen van Joe Biden, Chris Dodd en Bill Richardson. Ervaren, witte mannen van middelbare leeftijd maken bij de Democraten dit jaar geen schijn van kans: Hillary en Obama maken de dienst uit. Dat is anders bij de Republikeinen. Daar strijdt als vanouds een handjevol niet al te jeugdige, lelieblanke heren om de eer. Maar een koploper is er nog steeds niet. Geen van de kandidaten is conservatief genoeg voor de kiezers die in 2000 en 2004 George W. Bush aan het presidentschap hielpen.
Vietnamheld John McCain en voormalig predikant Mike Huckabee zijn te mild op het gebied van illegale immigratie. De geslaagde zakenman Mitt Romney heeft hen dit in verschillende debatten ingewreven, maar kan zelf evengoed niet bogen op een onbevlekt blazoen. In Massachusetts, waar hij gouverneur was, stond hij bekend als ‘pro choice’, terwijl de mormoon nu een fel pleitbezorger van ‘pro life’ is. Vergelijkbare kritiek krijgt Rudy Giuliani. In het liberale New York was hij als burgemeester tegen wapenbezit en voor een pragmatische omgang met illegalen, terwijl hij nu als presidentskandidaat de rechtse fatsoensrakker uithangt. Een ‘flip flopper’ dus. Daar komt nog eens bij dat geen van de heren, op Huckabee na, nog bij zijn eerste vrouw is (niet populair bij conservatieven) en dat Romney en Huckabee tijdens hun gouverneurschap in hun respectievelijke staten de belastingen verhoogden (helemaal niet populair bij Republikeinen).
Blijft over Fred Dalton Thompson, geboren als Freddie en beter bekend als aanklager Arthur Branch uit de televisieserie Law & Order. Hij voert campagne met de slogan ‘Consistent Conservative’ en heeft, ondanks zijn jeugdige tweede echtgenoot, écht een conservatief imago.
Maar wil Fred Thomspon eigenlijk wel president worden? Zonder een woord gesproken te hebben schoot hij vorig jaar in de peilingen omhoog. Maar hij aarzelde wel heel lang voordat hij bij de talkshow van Jay Leno – nota bene tijdens een Republikeins debat – zijn kandidatuur daadwerkelijk bekend maakte. Daarna werd weer geruime tijd niets van de acteur en ex-senator uit Tennessee vernomen. Op campagnebijeenkomsten maakte hij een ongeïnteresseerde en verveelde indruk en in de aanloop naar de voorverkiezingen in Iowa en New Hampshire verscheen hij soms een paar dagen in het geheel niet in het openbaar. Als hij wél campagne voert, blijft dat beperkt tot drie optredens per dag. Dat is, volgens The New York Times, een ‘tamelijk ontspannen programma’. Zeker vergeleken met de Democraat John Edwards, die in Iowa 36 uur non-stop campagne voerde.
In The New Republic verscheen eind vorig jaar een ode op de luiheid van Thompson. Omdat de nieuwe generatie journalisten vanwege weblogs, mobiele telefoons en televisieoptredens zelf permanent werkt, wordt volgens het tijdschrift ten onrechte de indruk gewekt dat iemand die geen workaholic is ook ongeschikt zou zijn om het land te leiden. Maar, zoals Thompson op de middelbare school al schreef: ‘Hoe luier iemand is, hoe meer hij plant voor de toekomst.’ Bovendien zijn veel Amerikanen door de hogedrukcampagnes van de laatste weken de alom aanwezige en overambitieuze politici een beetje zat aan het worden. Dat Thompson niet zo nodig hoeft (of dat in ieder geval goed speelt), lijkt sommige kiezers wel te bevallen. Zaterdag kiezen de Republikeinen in South Carolina. Het is voor Fred Thompson een van de laatste kansen om te bewijzen dat luiheid loont.
PETER VERMAAS
Binnenblijven voor Bush
De uitgebreide veiligheidsmaatregelen voor zijn komst naar Ramallah worden president Bush niet in dank afgenomen. En voor zijn hernieuwde pogingen beweging te krijgen in het vredesproces is nog minder enthousiasme.
RAMALLAH – Vanwege de komst van George Bush zijn alle wijken rond al-Mukata, het regeringscentrum van president Abbas, grondig ontruimd door de Palestijnse politie, bijgestaan door verschillende Amerikaanse veiligheidsdiensten. De inwoners mogen vanaf tien uur in de avond voorafgaand aan de besprekingen niet meer naar buiten. Op het dak of achter de ramen staan is streng verboden. De algehele sluiting zal pas op een later te bepalen tijdstip opgeheven worden.
Aangezien de meeste mensen de volgende ochtend gewoon naar hun werk of school willen, komt er snel een kortstondige volksverhuizing op gang en brengen velen de nacht door bij vrienden of familie in andere delen van Ramallah. De volgende ochtend blijkt dat de sluiting zich uitstrekt tot aan al-Manara, het hart van de stad, waardoor belangrijke winkelstraten gesloten zijn en het regionale transport grotendeels tot stilstand is gekomen. De inwoners van Ramallah nemen de tijdelijke ongemakken voor lief en lijken niet warm of koud te worden van de ‘partial curfew’. Op de feitelijke komst van de president zelf wordt echter zeer negatief gereageerd. Een medewerker van een kledingwinkel, die anderhalve dag zonder werk zit, betreurt het gemis aan inkomsten, maar benadrukt vooral het feit dat hij ‘woedend’ is over de komst van Bush. ‘Deze man heeft duizenden moorden in Irak en Afghanistan op zijn geweten. Hij heeft zeven jaar lang miljarden dollars aan Israël gegeven en nooit omgekeken naar de ellende in Palestina. En nu moeten wij geloven in zijn goede wil?’
Tegen de middag is er een demonstratie gepland, die bij voorbaat al verboden is. Spandoeken met teksten als ‘You are starving 1.500.000 in Gaza’, worden onmiddellijk geconfisqueerd en ook een groep demonstranten op weg naar al-Manara wordt hardhandig uiteengeslagen door troepen van de PA. Maar kritische geluiden blijven overal te horen. Op de vraag of de jongste herstart van het vredesproces enig optimisme brengt in Ramallah, reageert een eigenaar van een populair restaurant geprikkeld. ‘Wat moet ik verwachten, als ik zie wat er gebeurd is sinds Annapolis? Het uithongeren van Gaza gaat door, Nablus is bestormd door Israëlische troepen, de ellende houdt niet op!’ De lijst aan gebeurtenissen sinds eind november is inderdaad enorm. De start van de bouw van verschillende nederzettingen, verscheidene sloopacties in Oost-Jeruzalem, 73 gedode Palestijnen, 52 zwaargewonde kinderen, de voortgaande bouw van de muur, 128 invasies op de Westbank en de complete vernietiging van het dorp Kherbet Qessa. Het zijn dergelijke feiten die in Ramallah elke hoop op een positief resultaat voorlopig te niet doen.
RENÉ BOER
Ga naar www.groene.nl voor videoreportages van René Boer vanuit Ramallah
Estlands geweten is niet meer
Jaan Kross (1920-2007)
TALLINN – De Kaarli kirik (Karelskerk) in het centrum van Tallinn stroomt langzaam vol. Jong en oud trotseren de kou om afscheid te kunnen nemen van een bescheiden doch groot man, die als het geweten van de Estse natie gold: Jaan Kross. De schrijver overleed op 27 december in zijn appartement in Tallinn. De dominee ziet toe of de cameraploegen het niet te bont maken. Zes studenten uit Tartu, elk getooid met een blauw-zwart-witte – de kleuren van de Estse vlag – sjerp en dito petje, waken, strak in het gelid, aan weerszijden van de kist. Het zijn leden van de Eesti Üliõpilaste Selts, Estlands oudste studentencorps, waarvan Kross erelid was. Zij zullen de kist dragen tijdens de begrafenis.
Het lidmaatschap van de eüs garandeert nog immer een goede baan in politiek of bedrijfsleven, maar in de jaren veertig garandeerde engagement met zulk ‘klassevijandig bourgeois-nationalisme’ vooral deportatie naar Siberië, of naar de nazigevangenissen: het overkwam Kross allebei. In 1944 was Kross, net na zijn rechtenstudie, door de nazi’s in het gevang geworpen, omdat hij contacten onderhield met de onafhankelijkheidsbeweging. In 1946 stond de kgb voor de deur. In tegenstelling tot zijn vader, die in datzelfde jaar in een Mordovische goelag stierf, had Kross geluk: hij moest vilten laarzen vervaardigen en hoefde dus niet in de moordende vrieskou te werken. Kross verhaalde van zijn achtjarige verblijf (1946-1954) in het barre oosten van de ussr in de novelle Vandenõu (‘De samenzwering’, niet vertaald in het Nederlands).
Kross’ vertalers- en schrijverscarrière nam na terugkeer in het in een sovjetrepubliek omgetoverde Estland een professionele wending. De censor wist hij behendig te omzeilen door zijn verhalen in het verleden te laten afspelen. Door de geschiedenis als toneel te gebruiken, hield hij tevens de nationale vlam brandend. De oplettende lezer kon wel degelijk maatschappijkritiek in zijn oeuvre ontwaren. Zo staan de trieste en wrede lotgevallen van Timotheus von Bock in Keisri hull (De gek van de tsaar, 1978), Kross’ eerste roman en ongetwijfeld zijn bekendste boek, model voor de onderdrukking van de dissidenten – onbuigzame gevangenen, net als Von Bock. Een Ests gerucht wil overigens dat Kross zelf een nazaat was van Von Bocks zwager, de stijve en gierige Herr Von Mantteufel.
De krant Eesti Postimees schreef dat Jaan Kross als geen ander de droom van onafhankelijkheid en vrijheid levend heeft weten te houden en in die zin onsterfelijk is. Maar de oude meester bleef streng over zijn thuisland. ‘Estland is uit een gevangenis gekomen en in een warenhuis geland’, sprak hij eens, zinspelend op het platvloerse materialisme dat Estland na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in zijn greep heeft gekregen. Zelf bleef Kross in zijn sovjetappartement boven het kantoor van de Schrijversbond wonen. Van politiek hield hij zich verre – na één jaar parlementslid te zijn geweest namens Mõõdukad (inmiddels sde), de sociaal-democratische partij en lieveling van de Estse intelligentsia, hield hij het voor gezien. Wel onderschreef Kross in september 2006 een openbaar pamflet dat opriep tot de ondersteuning van de kandidatuur van de kosmopoliet Toomas Hendrik Ilves voor het presidentschap. Zijn morele autoriteit deed nog één keer wonderen: Ilves gaf zijn tegenstander, de stoffige oud-communist Arnold Rüütel, inderdaad het nakijken. Het zou Kross’ laatste publieke daad zijn.
JEROEN BULT