Interne Zaken

De dood van een Braziliaan in Londen is meer dan een politiekwestie. Wie heeft wat echt ge zien of denkt iets gezien te hebben?

Een jaar na de Bijlmerramp kreeg een groep Nederlanders de vraag voorgelegd: «Hebt u de tv-beelden gezien van het moment waarop het vliegtuig het flatgebouw raakte?» De meesten antwoordden niet alleen bevestigend, maar wisten ook bijzonderheden over de beelden te vertellen. In werkelijkheid hebben zulke beelden nooit be staan. Toch konden veel proef personen, aangespoord door de vraag, in een oogwenk een schijnherinnering oproepen.

Was dat ook het geval met de ooggetuigen die onmiddellijk na de dood van Jean Charles Menezes op 22 juli in het Londense metrostation Stockwell verklaarden dat de jongeman een voor de tijd van het jaar veel te dikke jas droeg (waaronder hij springstof had kun nen verbergen), dat hij zich verdacht gedroeg, politiebevelen negeerde, over een tourniquet sprong en zich verzette tegen zijn aanhouding?

Volgens een uitgelekt rapport van de IPCC, de onafhankelijke commissie die klachten tegen de Britse politie onderzoekt, had Menezes slechts een spijkerjasje aan en gedroeg hij zich volkomen normaal. Op de beelden van het interne tv-circuit van de ondergrondse zou te zien zijn hoe hij rustig het perron op loopt, een gratis krantje meepakt en zich laat zakken op een treinbank. Om vervolgens door agenten overmeesterd en acht maal door het hoofd geschoten te worden.

Het IPCC-rapport is mede gebaseerd op uitspraken van betrokken veiligheidsmensen en ooggetuigen die hun aanvankelijke verklaringen hebben herroepen. Bijvoorbeeld de getuige die Menezes over het tourniquet had zien springen. Hij meent bij nader inzien dat hij niet de jonge Braziliaan erover zag springen, maar een politieman die hem achtervolgde. Die omslag onder getuigen (zowel agenten als burgers) is opmerkelijk.

In sommige Britse kranten wordt gesuggereerd dat de dodelijke schoten zijn gelost door een lid van een paramilitair commando, het Special Reconnaissance Regiment, dat is opgebouwd uit leden van opgeheven Britse doodseskaders in Noord-Ierland. Het regiment zou zijn gespecialiseerd in li quidaties en het toedekken van zijn sporen, waarbij inbegrepen de intimidatie van onwelkome ooggetuigen. Het vermoeden wordt niet hardop uitgesproken, maar het leeft wel: de Britse terreurbestrijding bedient zich van beroepsmoordenaars die zij niet in de hand heeft. Als het binnenkort te verschijnen IPCC-rapport ook in die richting wijst, dan hebben premier Blair en zijn minister Geoff Hoon van Defensie een groot probleem.

Er is ook een alternatieve verklaring voor de herroepen ooggetuigenverklaringen. «Het gebeurt niet zelden dat ooggetuigen zich een versie van een gebeurtenis herinneren die aansluit bij hun kennis van de afloop», zegt Willem Wagenaar, hoogleraar cognitieve psy cho logie en aanjager van een internationaal debat over de betrouwbaarheid van menselijke getuigenissen in rechtszaken. «Schijn herinneringen spelen een rol in veel zedenzaken zoals de affaire in Oude Pekela. Nadat een paar kinderen begonnen te praten over een clown hadden opeens tal van in woners ook die clown zien lopen.» Evenzo kunnen passanten, bewakers en politieagenten zich massaal hebben «vergist» in wat ze in dat metrostation hebben gezien. «Het geheugen is per definitie re constructief», aldus Wagenaar, «en de reconstructie van voorvallen is niet los te denken van de afloop. Denk bijvoorbeeld aan de zaak van de zwerver die in september 1997 uit het politiebureau Warmoesstraat werd gezet en meteen overleed. Getuigen die de dodelijke afloop kenden, zeiden dat ze een agent de zwerver hardhandig hadden zien duwen. Een getuige die niet van de dodelijke afloop wist, kon zich ook een dergelijke duw niet herinneren.»

Het is niet ondenkbaar dat de interne tv-beelden van Menezes’ laatste minuten de Londense ooggetuigen hebben aangespoord nog eens bij zichzelf te rade te gaan. Ook de betrokken agenten, want uit het rechtspsychologisch onderzoek van Wagenaar en diverse collega’s blijkt dat «professionele» getuigen zoals politiemensen of gevangenbewaarders niet be trouwbaarder zijn dan andere. Eigenlijk is de mens een bar slechte getuige wiens geheugen objectieve aanwijzingen nodig heeft om gebeurtenissen enigszins adequaat te reconstrueren.

Misschien is het interne tv-circuit dan toch een wapen in handen van de burger die onterecht bejegend wordt door de overheid. Wagenaar: «Mensenrechtenactivisten beschouwen interne tv- circuits als een aantasting van de privacy. Zelf heb ik geen bezwaar tegen bewakings camera’s als ze helpen om schuld vast te stellen in zaken waarmee zoveel belangen en emoties gemoeid zijn.»

AART BROUWER

«Allochtoon»

Tweede-Kamerleden willen de term «allochtoon» afschaffen. Mi nister Verdonk heeft geen zin voor taalpolitie te spelen. Hoe moeten we «ze» dan noemen?

Termen voor etnische minder heden hebben de neiging periodiek ter discussie gesteld te worden door vertegenwoordigers van de meerderheid. Momenteel is het weer zo ver. Enkele kamerleden (van PvdA en LPF) pleitten vorige week voor het afschaffen van de woorden «allochtonen» en «vreem delingen». Deze benamingen zijn volgens hen stigmatiserend en discriminerend.

Minister Verdonk heeft in een brief aan de Kamer afwijzend gereageerd. Voor haar beleid is een duidelijke definitie «nuttig»: «Zo lang het nodig blijft om een integratiebeleid te voeren, is het belangrijk om problemen te on derkennen en te benoemen.» Dat vergt volgens haar een duidelijk begrippen apparaat met heldere criteria. Bovendien sluit ze aan bij de terminologie die het CBS ge bruikt.

Een allochtoon is, volgens het Centraal Bureau voor de Statis tiek, een persoon woonachtig in Nederland met minimaal één ouder geboren in het buitenland. Een vreemdeling is iemand die in Nederland woont maar (nog) niet de Nederlandse nationaliteit heeft verworven. Het CBS zegt dat het de definitie begin jaren ne gen tig heeft overgenomen toen de ministeries deze termen introduceerden in stukken. CBS-woord voerder Ron Storm: «Het zijn ge wone termen die we hanteren voor onze statistieken. Het heeft geen enkele gevoelswaarde.»

Verdonk schrijft ook in haar brief dat de betekenis van de begrippen bepaald wordt door de «context». En daar wringt de schoen. Voor de PvdA gaat het niet echt om de bewoordingen zelf, maar om de achterliggende agenda van de minister. LPF’ers ergeren zich aan de indeling allochtoon-autochtoon omdat dit be vestigt dat een bepaalde groep niet integreert. Hoe de groeperingen zichzelf betitelen ligt vaak eenvoudiger: ze noemen zichzelf Nederlander of Turkse Nederlander of Amsterdamse Turk.

De gevoeligheid ligt in de perceptie, en dat maakt het woord «allochtoon» een typisch product van Nederlandse schijnheiligheid ten aanzien van migranten. Nergens in Europa wordt zo moeilijk gedaan over de terminologie als in ons land. In Engeland bijvoorbeeld mogen mensen zelf aangeven tot welke groep zij zich rekenen. In de meeste landen wordt gesproken over migranten. In een immigratieland als Canada noemt iedereen, Koreaan of Irakees, zich Canadees.

Het idioom in Nederland is in de laatste decennia meegedeind op het politieke tij. Toen gastarbeiders niet bleken terug te keren naar hun moederland gingen ze mediterrane werknemers heten. Dat werd onhoudbaar toen velen van hen arbeidsongeschikt of werkloos raakten. Maar niemand zou het wagen om ze mediterrane uitkeringstrekkers te noemen. Ze gingen buitenlanders, immigranten, culturele of etnische minderheden heten. Dat was lastig, want binnen deze containerbegrippen vielen ook vluchtelingen uit alle delen van de wereld en rijksgenoten uit de voormalige koloniën.

Ook toen was er angst voor stigmatisering. De directeur van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies, Rinus Penninx, schreef begin jaren tachtig bijvoorbeeld: «Het minderheden beleid werkt in zekere zin stigmatiserend. Het gaat om statistische categorieën die kunstmatig onder één noemer gebracht worden. Dat is een van de belangrijkste negatieve gevolgen van het beleid. Bepaalde subgroepen zitten in de problemen en die bepalen het beeld van de hele groep.»

Dat geldt nu meer dan ooit. Met de kritiek op het multiculturalisme kreeg het woord een andere la ding. Een troetelallochtoon was ie mand die door welzijnswerkers werd rondgeleid langs hulpinstanties en cursussen in de eigen taal. Met eigenwaarde had dat niks te maken. Het woord ging in de beleving bovendien steeds meer slaan op één specifieke groep die in de statistieken negatief scoort: Ma rok kanen (jonge jongens welteverstaan), en wordt geassocieerd met een andere probleemcategorie: moslims. Af schaf fen van de terminologie is een kunstgreep die de werkelijkheid niet verandert. Het zou omgekeerd moeten zijn.

MARGREET FOGTELOO

Body Count

Na een uitstel vorige week heeft het Iraakse parlement zich op nieuw drie dagen respijt gegeven inzake de grondwet.

Het Iraakse parlement zoekt naarstig naar een mogelijkheid een grondwetsvoorstel te fabriceren dat niet alleen acceptabel is voor de sjiïeten en Koerden, maar ook voor de soennieten. Dit gebeurt onder enorme druk van de Amerikanen. Ze hebben hun Irak-project bijna volledig zien mislukken en zetten nu alles op alles om niet ook het laatste agendapunt te zien sneuvelen: Irak moet en zal een democratische grondwet krijgen.

Een recent rapport van de organisatie Iraq Body Count (IBC), werkend vanuit Groot-Brittannië, laat echter zien dat vrijheid en democratie in het voetspoor van de dood komen. IBC onderzocht meer dan tienduizend media berichten over gesneuvelden en gewonden en nam alleen de cijfers over uit berichten die minimaal één primaire bron (doorgaans een ooggetuige) vermeldden. De organisatie stelt dat haar gegevens niet voor honderd procent betrouwbaar zijn, maar dat dit de enige manier is om het aantal burgerdoden in kaart te brengen. Niemand houdt die bij, terwijl Bush en Blair uitspraken blijven doen over de moorddadigheid van Saddam Hoesseins regime. Deskundigen denken dat de cijfers van IBC lager zijn dan de werkelijke aantallen slachtoffers.

Resultaat van het IBC-onderzoek: tussen maart 2003 en maart 2005 vielen 24.865 burgerdoden in Irak, twintig procent daarvan waren vrouwen en kinderen. Door de Amerikanen geleide troepen waren verantwoordelijk voor 37 procent van de doden. De rebellen, met hun bommencampagnes, hebben negen procent van de onderzochte sterfgevallen op hun geweten. Dat doet afbreuk aan het beeld dat de meeste burgerslachtoffers in Irak vallen door de hand van de soennitische opstandelingen. 36 procent van de doden werd veroorzaakt door criminelen; in elf procent van alle gevallen was niet vast te stellen wie voor het moorden verantwoordelijk was.

Deze cijfers zijn extra wrang nu de Iraakse ambassadeur bij de Verenigde Naties, Samir Sumaidaie, een onderzoek heeft geëist naar de dood van zijn neefje Mohammed. Mohammed, die studeerde voor ingenieur, bezocht zijn familie in de buurt van Hadith in West-Irak. Om tien uur ’s ochtends stond een groep mariniers voor de deur met een Egyptische vertaler. Mohammed deed open en was blij dat hij eindelijk eens zijn Engels kon oefenen. De mariniers vroegen of er wapens in huis waren. Mohammed antwoordde dat er een jachtgeweer was zonder munitie. Hij nam de mariniers mee naar de kamer waar het geweer was opgeborgen. De mariniers kwamen zonder Mohammed terug en sleurden een van zijn broers het huis uit. Hij werd geslagen. De familie moest buiten wachten. Toen de mariniers vertrokken, volgens Sumaidaie met een lach op hun gezicht, vertelde de Egyptische tolk dat Mohammed gedood was. De familie vond hun zoon in de slaapkamer, liggend in een plas bloed. Hij was gedood met slechts één kogel, in zijn nek.

Inmiddels zijn de Amerikanen een onderzoek begonnen naar de dood van Mohammed. Maar dat is alleen omdat het hier het neefje van de Iraakse VN-ambassadeur betreft. In vrijwel alle andere sterfgevallen zwijgt het Pentagon.

JOERI BOOM

Twee iconen,

één massa

Tijdens de Wereldjongeren dagen waren er meer dan een miljoen jongeren op de been. Bij de begrafenis dinsdag van frère Roger in Taizé waren er een respectabele tienduizend.

In Taizé, een oecumenische kloos tercommune in Frankrijk, overstijgt het aantal bezoekers in de zomermaanden de vierduizend per week. De jaarlijkse Taizé- meetings in verschillende grote steden over de wereld trekken ook tienduizenden mensen aan. Wat zegt dat? Dat zegt dat jongeren behoefte hebben aan geborgenheid, zin en vrijheid. Niet te verplichtend; een weekje samen zingen, bidden en kletsen en dan weer naar huis.

Taizé is sinds eind jaren vijftig een populair toevluchts- en va kantieoord voor jongeren. In het heuvellandschap van Bourgogne is die ene heuvel blijkbaar uitnodigend. Katholieken, orthodoxen, evangelisten en wie maar wil, ze blijven er meestal een week, waarin ze het vaste programma volgen van driemaal daags gebed met daartussendoor workshops en corvee. Bewaking of detectiepoortjes waren tot nu toe niet nodig.

Frère Roger, icoon van deze oecumene, werd een week geleden vermoord door een gekke Roemeense. Dinsdag werd hij begraven. Hij arriveerde in 1940 in Taizé als Roger Schutz om een geloofsgemeenschap te beginnen. Teruggetrokken leven, maar toch de wereld verbeteren, was het doel. Verzoening was het kernwoord. Aanvankelijk hielp hij vluchtelingen, waaronder veel joden, na de oorlog ook Duitse krijgsgevangenen.

Kritische bezoekers vonden de preken van de frère, als je ze van het Frans in het Nederlands vertaalde, vaak wat simpel en voorspelbaar. Het maakte de meeste jongeren niet uit. In de jaren zeventig trokken ze massaal naar Taizé, waar ze hun geloof konden beleven zoals ze dat bij hun ou ders nog nooit ervaren hadden. Niets nieuws aan die Wereldjongeren dagen dus.

Benedictus XVI heeft als paus nog weinig op zijn naam staan. Zijn opvattingen over abortus of homoseksualiteit waren al be kend. Als Ratzinger gaf hij de heilige communie aan de protestantse frère Roger. Door het Vaticaan werd dit later als een vergissing afgedaan. De jongeren in Keulen bejubelden de paus niettemin. Hoewel velen er niet dezelfde stand punten op nahouden als Benedictus ging het hun niet om de discussie, maar om het gevoel van saamhorigheid. De redenen voor een bezoek aan Keulen zijn volgens www.wjd.nl: gewoon jezelf zijn, geen idee hebben wat de paus zei maar wel geraakt zijn, meemaken «helemaal kapot te gaan» en toch volhouden met steun van anderen. Je hebt geen drank of pillen nodig om je uitgelaten gelukkig te voelen en de kerk beter te begrijpen. Kortom: «Red Bull voor je geloof.»

De kick van het samenzijn wordt door de jongeren gelijkgesteld aan een religieuze ervaring. Een angstvisioen voor diegenen die de Wereldjongerendagen be schouwen als amusement of Taizé als goedkoop vakantieparadijs. Maar het is niet nieuw. Religie is altijd gevonden in de diepste stiltes of de grootste massa’s.

FENNEKE SYSLING

Mo Mowlam

(1949-2005)

Na Robin Cook, het brein van New Labour, is met Marjorie «Mo» Mowlam ook het spontane erfgoed van de partij definitief verdwenen.

De necrologieën over de voormalige minister van Noord-Ierse Zaken stonden bol van anekdotes over haar spontane, onpolitieke gedrag. Over hoe ze bij een praatprogramma een G-string om haar hoofd bond, op een eettafel de Internationale zong en in een intercity op charmante wijze een pakje sigaretten bij elkaar bietste, voor haarzelf en een eveneens peukloze collega. Vooral haar robuuste optreden jegens lastige politici als Gerry Adams en Ian Paisley was gedenkwaardig. Hoe snel haar ster tijdens Blair I gerezen was, bleek toen de grote leider zijn slottoespraak van de partijconferentie in 1998 moest onderbreken omdat gedelegeerden een daverend applaus gaven voor Mowlams pogingen om, gehandicapt door haar strijd tegen een hersentumor, in Noord-Ierland iets te bereiken dat op vrede leek.

«Our one and only Mo», noemde Blair de populaire afgevaardigde voor het industriestadje Redcar liefkozend. Volgens een onderzoek van het tijdschrift Good Housekeeping was ze invloedrijker dan de koningin. Door haar blije touchy-feely-strategie – haar lievelingsnummer was Blondes Have More Fun van Rod Stewart – had ze het ijs weten te breken in Noord-Ierland. Maar toen het echt spannend werd, kon Blair de verleiding niet weerstaan om zelf de on derhandelingen te voeren. Mowlam mocht voortaan de thee in de mok van de premier gieten. Een jaar na het bewuste applaus moest ze plaatsmaken voor Blairs vertrouweling Peter Mandelson. Als troost bood Blair haar het ministerschap voor Volksgezondheid aan, waar ze zich kon inzetten voor het door haar zo bepleite decriminaliseren van cannabis, of de kandidatuur van het Londense burgermeesterschap.

Maar ze was slechts in één post geïnteresseerd, en wel precies die post die op gespannen voet stond met haar werkwijze: Buitenlandse Zaken. Blair kreeg visioenen vol diplomatieke debacles en sloot haar een paar deuren ginder op in The Cabinet Office, waar ze als Duchy of Lancaster op de ra dio te horen was – deze betrekking staat bekend als Minister for the Today Programme – maar zich voor het overige stierlijk verveelde.

Teleurgesteld gaf ze in 2001 haar kamerzetel op. «Door de Winston Smiths van New Labours ministerie van Waarheid is ze», schreef Matthew d’Ancona in The Sunday Telegraph, «na het verstrijken van de gebruiksdatum uit de partijgeschiedenis geschrapt.»

Die bruikbaarheid beperkte zich niet tot haar Noord-Ierse avontuur. Jarenlang heeft ze een belangrijke rol vervuld bij de opkomst van New Labour. Samen met Jack Straw was ze campagnemanager van Blair, die ze hoger had zitten dan de technocraat Gordon Brown. Ze lanceerde enkele pakkende campagnes om wildvreemde kiezers te winnen, zoals een Prawn Cocktail Offensive voor snelle jongens in de City en het Bimbos Backing Bambi-initiatief voor levenslustige vrouwen. Laatst genoemde slogan kreeg weinig bijval binnen de feministische vleugel van de partij. Gaandeweg zag Mowlam, ge pro moveerd in de politieke wetenschap, hoe Bambi steeds meer werd beïnvloed door de spinnende Mandelsons, Campbells en Powells. Deze cultuuromslag beviel Mowlam niet, en niet alleen omdat Mandelson haar opzadelde met een kolossale rekening voor een ontbijt in de Savoy, een duur etablissement met uitzicht over de Theems. Nee, met haar «emotionele intelligentie» kon ze weinig met de heersende angst voor spontaniteit, voor «zeggen waar het op staat», zoals het voorstel dat ze ooit lanceerde om Buckingham Palace en Windsor Castle te confisqueren om de koningin vervolgens op te bergen in een nieuwbouwpaleis.

In haar autobiografie Momentum: The Struggle for Peace, Politics and the People haalt Mowlam met instemming een analyse van Roy Hattersley aan over de misogyne cultuur op Downing Street, waar geen ruimte is voor vrouwen die op kousenvoeten door congres zalen lopen, die zeggen dat ze cannabis hebben gerookt (en ook nog geïnhaleerd) en in het openbaar vloeken. «Ze kan dan wel blairistische ideeën hebben, ze heeft geen blairistisch karakter en persoonlijkheid», schreef de éminence grise van Labour.

PATRICK VAN IJZENDOORN