Dode Hollanders in Libanon
Waar nu weer bommen vallen, herinnert een monument aan eerder gedode soldaten: niet van Hezbollah maar van de Verenigde Naties.
TYRUS – Vlakbij de weg die vanuit de Zuid-Libanese havenstad Tyrus richting Israël gaat, staat een monument van goedkoop marmer. De steen is op verschillende plaatsen gebarsten en de namen beginnen al te vervagen. Het zijn er 244, en er staat geen Libanees tussen. Wel Nepalezen, Fransen, Finnen, Noren, Polen, Ieren, Indiërs en Italianen. Bij elke gevallene wordt de rang vermeld, de sterfdatum en de nationaliteit. De meest recente dag des doods is 9 januari 2005.
Het zijn de namen van gesneuvelde soldaten van Unifil, de missie van de Verenigde Naties die sinds 1979 in Zuid-Libanon opereert. Er staan ook acht Nederlanders tussen. Korporaal Boonstra, sergeant De Koning, sergeant Nieuwenhuis, soldaat Hoyting, majoor Schuts, sergeant Seebregts, korporaal Barneveld en soldaat De Wolf sneuvelden in de periode 1979-1983.
Hun missie is in Nederland vergeten. Maar de oorlog waarin Libanon zich dezer dagen bevindt, maakt de herinnering aan hun offer des te prangender. Het was grotendeels Israëlisch vuur dat hen doodde, en nu beschiet Israël opnieuw VN’ers. Op 25 juli werden vier ongewapende waarnemers gedood in hun observatiepost. Israël heeft inmiddels toegegeven dat het zijn raketten waren. Al meer dan vier weken bombardeert Israël Libanon in een poging de macht te breken van Hezbollah, de militante sjiitische «Partij van God», die twee Israëlische soldaten ontvoerde en het land bestookt met raketten.
Op de parkeerplaats van het Resthouse Hotel, op een steenworp afstand van het monument, treft de Nederlandse majoor Rob Aoys voorbereidingen op het vertrek van een konvooi VN-wagens. Hij leidt een groep waarnemers op weg naar hun hoofdkwartier in Naqoura, twee kilometer van de Israëlische grens. «Het waren mijn collega’s. Ik kende ze. We zijn maar een missie met weinig deelnemers», zegt Aoys. «Ons hoofdkwartier is gelukkig nog niet geraakt.» Er klinken explosies. De kustweg naar Naqoura is onder hevig Israëlisch vuur gekomen. Voor Aoys en zijn mannen rest een machteloos wachten. «We reizen alleen met toestemming van de Israëliërs», zegt Aoys.
Na het incident hebben de VN besloten dat de 47 overgebleven waarnemers beschermd moeten worden door gewapende Unifillers, waarvan er in de loop der jaren al zoveel zijn omgekomen. Vorige week raakten opnieuw twee waarnemers gewond bij Israëlische beschietingen. Majoor Rob Aoys moet met zijn mannen terug zien te komen naar Naqoura, in ongepantserde auto’s, beschermd door één pantserwagen die niets kan uitrichten tegen Israëlische straaljagers. Bang is hij niet. «Hooguit professioneel gespannen», zegt hij. Na vijf uur wachten vertrekken de wagens eindelijk. Een uur later is het konvooi heelhuids aangekomen. Die nacht klinkt op de VN-basis vier keer het luchtalarm en vallen de bommen tot op 250 meter. Dit keer zonder doden.
JOERI BOOM
Eén, twee, veel
Nederland
Zeeuwse bolus, Brabantse gastvrijheid of een toespraak van de burgemeester over democratie: als nieuwkomers op de eerste nationale naturalisatiedag op 24 augustus iets opsteken over het Nederlanderschap, is het wel dat daar niet slechts één versie van bestaat.
AMSTERDAM – Nieuwkomers op Schouwen-Duiveland boffen: een gebakje van eigen bodem, een Zeeuws kwartetspel aangeboden door de burgemeester en een rondleiding door het gemeentehuis mét vertoning van de film Schouwen-Duiveland een bijzonder eiland.
Ook Amsterdam pakt op 24 augustus flink uit met de eerste officiële naturalisatieceremonie. Burgemeester Cohen, die eerder aangaf weinig te zien in een dergelijke dag, zal tijdens een toespraak ingaan op zaken als democratie, het gelijkheidsprincipe en het kiesrecht. Na het zingen van het volkslied door mezzosopraan Tania Kross krijgen de nieuwe Nederlanders een kunstwerk aangeboden.
In Den Haag zal de koningin haar kersverse onderdanen toespreken, evenals minister Rita Verdonk voor Vreemdelingenzaken & Integratie, tevens uitvinder van deze dag.
In Brabant gaat het weer anders. Breda trakteert zijn nieuwe burgers op een optreden van Bredase artiesten. Allochtonen in Tilburg die dit jaar de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, mogen aanschuiven bij een intercultureel diner. De Brabantse gemeente kiest daarmee voor een «kosmopolitische en laagdrempelige» invulling van de eerste officiële landelijke naturalisatiedag. «De nieuwe Nederlanders zullen de Tilburgse gastvrijheid aan den lijve ondervinden», legde burgemeester Ruud Vreeman eerder uit. «Informeel, persoonlijk en doorspekt van lekker eten en lekker drinken.»
De voornaamste les die de nieuwe burgers zo over Nederland en het Nederlanderschap krijgen, is dat daar niet slechts één versie van bestaat. Gemeenten mogen de sinds dit jaar verplichte ceremonie, waarvoor de rijksoverheid jaarlijks 1,5 miljoen euro uittrekt, naar eigen inzicht «aankleden». Dat leidt niet alleen tot geografische diversiteit – het Bourgondische Tilburg, het institutionele Den Haag, een kennismaking met de lokale cultuur in het museum van Urk – maar ook tot verschillende politieke accenten. Nederland, is dat een verzameling vaststaande tradities, gebruiken en culturen, of bovenal een voor iedereen toegankelijke, democratische politieke gemeenschap?
De slag om de essentie van Nederland speelt zich ook af op een abstracter niveau, onzichtbaar voor de meeste direct betrokkenen. Met 24 augustus als landelijke naturalisatiedag heeft minister Verdonk reeds een opvallende keuze gemaakt. 24 augustus, dat is de verjaardag van de grondwet van 1815, waarmee Nederland opnieuw een koning kreeg die lak had aan het machteloze parlement. Alleen belangrijke mannen mochten in dat land meepraten – vergelijk het met een conservatieve moskee. Niet echt een geschikt historisch uitgangspunt om nieuwe burgers het belang van democratie, emancipatie en grondrechten bij te brengen. Waarom niet gekozen voor de eerste grondwet van Nederland, die van 1798? Deze constitutie van de Bataafse Republiek was volgens historici democratischer dan de gewijzigde grondwet van 1848, die ook al een verbetering was ten opzichte van die van 1815.
Alleen al de stemming over deze grondwet was een farce, schreef Joop van den Berg, oud-pvda-senator en hoogleraar in Leiden, onlangs in zijn column op de website Parlement & Politiek. Een meerderheid van de Belgische stemgerechtigde notabelen keerde zich tegen aansluiting bij het Koninkrijk der Nederlanden, deels uit bezwaar tegen de godsdienstvrijheid. Velen bleven thuis. Van den Berg: «De koning rekende de thuisblijvers tot voorstemmers. Degenen die zich tegen de godsdienstvrijheid hadden verklaard, werden als ongeldige stemmers gekenmerkt.» De Belgen spraken van «Arithmétique Hollandaise». «En dat wordt nu voor nieuwe staatsburgers de grote feestdag: de formele kennismaking met de Nederlandse Rekenkunde?»
Vermakelijk is het wel. Sterker nog: het is misschien zelfs positief. Het toont in alle eerlijkheid dat iets als een Nederlandse natie niet bestaat, maar voortdurend ter discussie staat en opnieuw uitgevonden wordt. Daar schuilt misschien wel de belangrijkste boodschap in voor de kersverse Nederlanders. Het laat ook hun zelf nog wat ruimte om de eigen toekomst en die van hun nieuwe land actief mee vorm te geven. Met die wetenschap in het achterhoofd kan zo’n Zeeuwse bolus nog lekker smaken.
KOEN HAEGENS
Gaten aan de grens
Texaanse boeren proberen de overlast van illegale immigranten te minimaliseren. Tevergeefs, want niemand gelooft in hun ladders.
WASHINGTON – Ondernemers hebben even sterke politieke opvattingen als de rest de bevolking. Misschien nog wel sterkere opvattingen. In Nederland lijken ze een sympathie voor minister Rita Verdonk van Vreemdelingenzaken & Integratie te delen. In Amerika willen ze vooral geld verdienen. De portemonnee is het belangrijkste richtsnoer bij hun politieke handelen.
Onlangs bleek dat weer eens duidelijk in Texas. Op de Mexicaanse grens, dichtbij het stadje Falfurrias, hadden enkele ranchers een paar ladders uitnodigend tegen hun omheining gezet. Ze hoopten daarmee te voorkomen dat Mexicanen en andere Zuid-Amerikanen nog langer grote gaten in hun hek knippen bij hun pogingen illegaal het beloofde land binnen te komen. Want het vee van de boeren ontsnapt door de gaten.
Over de hele grens genomen proberen dagelijks honderden illegalen binnen te komen. Dat zorgt in Amerika bij tijd en wijle (en nu is het zo’n tijd) voor grote politieke opwinding. Dit recente wapengekletter van enkele conservatieve Republikeinen dringt kennelijk tot in de armste uithoeken van Mexico door. Want slechts weinig gelukzoekers die bij Falfurria de grens oversteken durven de trappen te gebruiken. Ze vrezen dat er een addertje onder het gras zit, verklaarde een van de teleurgestelde boeren die zijn vee nog steeds naar de andere kant van het «ijzeren gordijn» ziet wegvluchten.
PIETER VAN OS
God’s Wonderful
Railways
De Britse Conservatieve Partij ziet in dat de privatisering van de spoorwegen niet goed werkt. En komt met een originele oplossing.
LONDEN – In 2001 viel op het station van Welshpool een lamp uit. Dit vormde het begin van een levendige correspondentie per brief, fax en mail tussen de treinmaatschappij Welsh & Border, Network Rail, de gemeente Powys en de regering van Wales omtrent de verantwoordelijkheid. Na twee jaar was men eruit: de gemeente moest de lamp vervangen. Deze episode was natuurlijk niet volledig zonder evaluatierapport van de reizigersvakbond waarin stond dat de vertraging te wijten was aan «de fragmentering van de spoorwegen».
Dat laatste was het directe gevolg van de privatisering van British Rail onder premier John Major. In feite betrof het een herprivatisering, aangezien de Britse spoorwegen ooit in handen waren van bedrijven die winst maakten met de ontwikkeling van een hoogwaardig spoorwegnet, een geschiedenis die uitvoerig wordt belicht in het boek George Hudson – The Rise and Fall of the Railway King: A Study in Victorian Entrepreneurship.
Deze economische romantiek moet Major voor ogen hebben gestaan bij zijn fnuikende beslissing, waarbij trein en rails van elkaar werden gescheiden. Zo zou het beursgenoteerde bedrijf Railtrack de Victoriaanse infrastructuur onderhouden, ware het niet dat de ingenieurs en masse plaatsmaakten voor accountants. Het bedrijf was er immers voor de aandeelhouders, niet voor de passagiers. Een nieuwe bank op het perron werd al gauw bejubeld als een «major improvement».
Na enkele fatale treinongelukken liet de nieuwe Labour-regering «Failtrack» failliet gaat. Voortaan ging Network Rail de rails, seinen en stations onderhouden. De winst zou niet naar aandeelhouders gaan, maar naar investeringen, na een korte tussenstop bij de bankrekeningen van de bestuurders.
Op die rails laten dertig bedrijven inmiddels steeds minder treinwagons rijden. Deze vermindering van het aantal diensten heeft te maken met de groei van het aantal passagiers, die dagelijks staan te mopperen over mededelingen aangaande «severe minor delays» door «excessief instapgedrag» en «kleefproblemen op de rails». Een gewoon bedrijf zou met uitbreidingsplannen komen, maar ondernemingen als First Capital Connect en Great Western Railway (ooit bekend als God’s Wonderful Railway) verhoogden de prijzen en verkleinden de capaciteit.
Een en ander is fraai beschreven door Christian Wolmar in zijn boek On the Wrong Line: How Ideology and Incompetence Wrecked Britain’s Railways. Van eenzelfde strekking zal de film zijn die thans wordt gemaakt over de treinramp bij Ladbroke Grove, West-Londen, alhoewel Network Rail alles doet om de film te verhinderen, daar de regisseur treinrampen zou «verheerlijken».
Binnen Conservatieve kringen is onderwijl het besef doorgedrongen dat Majors privatisering niet geheel vlekkeloos is verlopen. Schaduwminister van Transport Chris Grayling wil dat rails en treinen weer in dezelfde handen komen. Het ligt daarbij voor de hand om de falende treinmaatschappijen, net als Railtrack, te verlossen van het winstoogmerk. Grayling heeft echter voorgesteld om ze juist te belonen met het geven van zeggenschap over de infrastructuur. Dit voorstel moet goed zijn ontvangen bij de diverse advocatenkantoren (die profiteren van rechtszaken na rampen en fusies) en de banken. De Royal Bank of Scotland bezit bijvoorbeeld Angel Trains, een treinbedrijf dat volgens de Competition Commission «excessieve winsten» maakt door «anticompetitief» handelen. Een van de directeuren van deze bank is toevallig Sir Steve Robson, de man die op het ministerie van Financiën ooit de grote aanjager was van de spoorwegprivatisering.
PATRICK VAN IJZENDOORN
Oranje theekransje
President Joesjtsjenko van Oekraïne is door de bocht. Vorige week is tegenstander Janoekovitsj premier geworden. De oranjerevolutie verkeert in haar thermidor.
AMSTERDAM – De kabinetsformatie in Oekraïne heeft zich conform Nederlands tijdschema voltrokken. Ruim vier maanden is er overheen gegaan. Eind maart waren er verkiezingen voor het Oekraïense parlement. De partijen, die in december 2004 de oranjerevolutie hadden ontketend en uiteindelijk gewonnen, waren ruim een jaar later de verliezers. President Viktor Joesjtsjenko voorop: zijn politieke formatie werd slechts derde, nog na het blok van de altijd goed geklede en gecoiffeerde ex-premier Joelia Timosjenko. De partij van de eind 2004 gemankeerde president Viktor Janoekovitsj won overtuigend, zij het niet voldoende om een meerderheid in het parlement te kunnen forceren.
In die vier maanden die na de parlementsverkiezingen volgden, gebeurde er van alles. Eerst sloten de «oranje partijen» een coalitie met de socialisten van Oleksandr Moroz. Vervolgens nam Moroz daar weer afstand van en stak hij over naar Janoekovitsj. Waarna er tentenkampjes werden opgezet en er nog zo wat uitingen van civiele participatie waren. Sommigen speculeerden zelfs op een ontknoping à la Jeltsin, de Russische president die oktober 1993 het rebellerende en gewapende parlement naar huis schoot dat hem zelf in het zadel had gehesen.
Joesjtsjenko had daar geen zin in. Afgelopen vrijdag aanvaardde hij de terugkeer van zijn Angstgegner: als premier met meer macht dan hij zelf ooit had als premier onder voorganger Koetsjma. Twee derde van zijn eigen partij plus de fractie van Timosjenko boycotten de plenaire sessie. Zijn positie als politiek leider is Joesjtsjenko daarmee kwijt. De oranjerevolutie is gesmoord, zij het minder agressief dat de cederrevolutie in Libanon.
Deze week waren zijn voorgangers er snel bij om uit de doeken te doen wat Joesjtsjenko fout had gedaan. Leonid Koetsjma, die in 2004 alle seinen corrupt op groen had gezet om Janoekovitsj tot opvolger te katapulteren, verweet hem drie fouten. Ten eerste: geen aandacht voor het oosten en het zuiden van Oekraïne, de regio waar de Russisch sprekenden in de meerderheid zijn. Correct verwijt. Zeker het oosten is economisch van belang geworden: daar staan de kolenmijnen die tien jaar geleden, toen de olieprijs ongeveer vijftien dollar per vat was, werden afgeschreven als archeologie, maar die nu juist weer razend interessant zijn. Ten tweede: geen aandacht voor Rusland. To the point. Rusland is een grootmacht, Europa lurkt aan diens gaspijp en Amerika heeft het elders te druk. Ten derde: geen aandacht voor de bureaucratie. Juiste diagnose. De zuivering van de ambtelijke kaders, na de oranjerevolutie voortvarend ter hand genomen, riep verzet op van exact die echelons waaraan de burgers nolens volens gewend zijn geraakt.
De voorganger van Koetsjma had minder woorden nodig, maar wel adequatere woorden. Leonid Kravtsjoek – de communistische regeringsleider die Oekraïne eind november 1991 via een referendum tot onafhankelijkheid aanspoorde en begin december dat jaar samen met Boris Jeltsin en diens Wit-Russische collega Stanislav Sjoesjkevitsj in één etmaal de Sovjet-Unie ophief – zei in de krant Hoofdstedelijk nieuws simpel: «Politiek is geen theekransje.»
HUBERT SMEETS