Onbeholpen bommen
Tijdens de rechtszaak tegen Samir A. deed zich een dilemma voor. Hoe ver kunnen getuigendeskundigen gaan met hun uitleg over het fabriceren van een succesvolle bom?
DEN HAAG Dat sommige politici zich openlijk opwinden over de vrijspraak van Samir A. in hoger be roep getuigt niet van een heldere kijk op de scheiding der machten. De reactie van CDA-fractievoorzitter Maxime Verhagen («onacceptabel») was dan ook grensoverschrijdend. Minister Donner heeft hem, zij het impliciet, op de vingers getikt. Alsof de rechters van het Haagse gerechtshof twijfelden aan de terroristische intentie van de in 1986 te Amsterdam geboren verdachte. Alleen: het Hof oordeelde dat wat Samir A. in dit verband heeft ondernomen zich in een zodanig pril stadium bevond en de handelingen en ingrediënten tot het maken van bommen zo «onbeholpen en primitief» waren, dat daarvan geen reële dreiging voor een aanslag kon uitgaan. Was hij daarvoor wel veroordeeld, dan zou hij zijn gestraft voor gedachten en intenties. Het doet ongetwijfeld iedere rechter pijn om mensen die de rechtsstaat openlijk afwijzen vrij te spreken. Maar om diezelfde rechtsstaat te be schermen tegen terroristen kun je die niet uithollen of afschaffen door te marchanderen met be wijslast.
Het amateurisme van de verdachte, dat hem (vooralsnog) buiten de tralies houdt, werd in de rechtszaal geconstateerd door ver schillende getuigendeskundigen. Zij hielden een klein college professioneel bommen maken. Voor de rechters was dit een di lemma. Want in hoeverre geef je gedetailleerde technische kennis prijs aan iemand die onmiskenbaar geweld tegen de samenleving niet schuwt? Het is balanceren tussen een zuivere rechtsgang en het uit handen geven van ge vaarlijke informatie. In het geval van terrorisme is het iets anders dan bij een verdachte van individuele moord. Achter de schermen van het Hof is daarover gediscussieerd: wat geef je uit handen? Daarbij gaat het niet zozeer om de feiten op zich, maar om de uitleg ervan. Hoe combineer je het een met het ander?
Op internet kun je op tientallen sites lezen (how to make bombs) wat je nodig hebt en hoe je stapsgewijs explosieven en bommen fabriceert. Van tennisballen tot kunstmest: het is een kwestie van de juiste combinatie van ingre diënten. Als tip staat er dat je de voorbereidingen beter buiten kunt treffen, want het kan wel eens voortijdig misgaan. Wat echter vaak ontbreekt bij amateurs is een leraar. Het is net als met koken: het staat allemaal wel in het recept, maar een kok moet het een keer goed uitleggen en voordoen. Samir A. zat met gespitste oren in de rechtszaal.
In het huis van Samir A. is een heel scala aan opmerkelijke voorwerpen aangetroffen. Sommige krijgt hij na zijn vrijspraak niet meer terug omdat zij wettelijk verboden zijn, zoals een luchtdrukpistool, dolken, een balletjespistool en een geluiddemper. Maar wat hij van de rechters weer mee naar huis mag nemen zijn onder meer zoutzuur, ammoniak, gesoldeerde elektronische circuitjes. Los zijn deze materialen niet verboden. Net als plattegronden van de Tweede Kamer, Schiphol en een routekaart naar het gebouw van de AIVD.
MARGREET FOGTELOO
Oom Charles moppert
Nederlandse Universiteiten sukkelen achteraan in de wereld wijde concurrentie. Zegt Charles Groenhuijsen, de nieuwe anchorman van het NOS-Journaal.
AMSTERDAM Nederlanders die langere tijd in de Verenigde Staten wonen, hebben goede kans te gaan lijden aan emigratieverbittering, een sluipende kwaal die, zeker als de patiënt in relatieve welstand leeft, leidt tot een sarcastisch meewarige attitude ten aanzien van het oude vaderland. In Amerika zijn dan «de dingen beter geregeld» en «werken de mensen harder», terwijl «Holland» is veranderd in een zachte-heelmeesterskliniek waar niemand werkt, iedereen ziek is en niemand wil aanpakken. De kwaal wordt verergerd als de patiënt ook nog eens ongecijferd is en daar door nog sterker zijn gevoel voor verhoudingen verliest.
Een zichtbaar slachtoffer van die toestand is Charles Groenhuijsen. Hij wilde, zoals bekend, best anchorman van het 8-uur-Journaal worden, maar hij wilde zijn bestaan in de VS daar niet voor opgeven. Hij zat daar lekker, te lekker misschien. In zijn column op de site van het NOS-Journaal blijkt dat de emigrantenziekte ook bij hem heeft toegeslagen. Groenhuijsen foetert daar op de lamlendigheid van het Nederlandse onderwijs: «In de wereldwijde top-20 staan 17 Amerikaanse universiteiten. Nederland sukkelt achteraan met op 41 Utrecht en op 72 Leiden. De rest komt ondanks kolossale potten Hollandse subsidie van de regering niet in de top-100 voor.» De oorzaak is duidelijk: Nederlanders zijn niet gewend aan hard werk, selectie en competitie: «Het heeft allemaal te maken met onze filosofie van gelijke kansen ( ), onze afkeer van strenge selectie (das niet eerlijk en akelig voor de kwetsbare puberziel) en de overdaad aan regels en wetten (ijver en toewijding dwing je toch niet bij wet af?). Waarom zou je harder werken als je met zesjes ook naar de universiteit mag?»
Groenhuijsen baseert zijn uitspraken op een paar interessante hitparades van universiteiten. De criteria verschillen sterk, maar het beeld is over het geheel genomen hetzelfde. In de top-500 van de Jiao Tong Universiteit van Shanghai staat Harvard op één en Cambridge op twee; Utrecht is 41ste, Leiden 72ste. Op een veel langere lijst van The Times Higher Education Supplement van de tweehonderd beste universiteiten, ook vermeld door Groenhuijsen, staan Harvard en Berkeley bovenaan. De eerste niet-Amerikaanse universiteiten zijn Oxford (5), Cambridge (6) en ETH Zürich (10). De beste Nederlandse universiteit is hier Erasmus Rotterdam (64), gevolgd door Delft (78), TU Eindhoven (83) en (wel ja!) Amsterdam (98). Ook Utrecht (120), Maastricht (123), Leiden (131) en Nijmegen (191) staan bij de beste tweehonderd. Op de lijst met alleen Europese universiteiten staan zes Nederlandse instellingen bij de eerste vijftig.
Het is kras dat een gelouterde journalist als Groenhuijsen op basis van die gegevens tot zulke bittere uitspraken komt. Natuurlijk, de positie van de VS (62 van de 200) en het Verenigd Koninkrijk (30) is uitzonderlijk sterk. De universiteiten zijn er zeer rijk, kunnen scherp selecteren en het reservoir ijverige Engelstalige studenten van over de hele wereld is enorm. Duitsland doet aardig mee met 17 (de beste is Heidelberg op 47), Australië verrast met 13, waaronder zes in de top-50.
Is Nederland met zijn acht vermeldingen dus een sukkel? Zo ja, hoe zou Groenhuijsen dan de positie typeren van Frankrijk (9 van de 200), Japan (6), Canada (6), Rusland (1, op 92), Spanje (1, op 159) of Italië (2, de beste op 162)? Houden Fransen en Japanners ook niet van selectie en competitie? Had Groenhuijsen niet alleen de lijstjes afgevingerd, maar ook het artikel gelezen, dan had hij gezien dat de Times erop wijst dat universiteiten in kleine, rijke landen het verhoudingsgewijs uitstekend doen. Nederland wordt specifiek vermeld («a strong showing») naast Denemarken (drie vermeldingen), Zweden (vijf) en Zwitserland (twee).
Er zijn tientallen factoren die het succes van een universiteit bepalen en vergelijkingen onderling zijn altijd discutabel. De onderzoekers van Times Higher zeggen het zelf: «Few indicators of quality in higher education translate reliably across borders.» De positie op de Shanghai-lijst, bijvoorbeeld, is voor een vijfde gebaseerd op de publicatie van artikelen in Science en Nature waarmee universiteiten met een bètarichting in het voordeel zijn en voor een derde (!) op de aanwezigheid op de campus van Field Medal- en Nobelprijswinnaars.
Wij wagen ons liever niet aan zulke wegingen, maar een klein sommetje op de achterkant van een sigarendoos zet Groenhuijsens boutade te kijk. Het bevolkingsaantal van de Verenigde Staten is achttien keer dat van Nederland (16,3 miljoen 293 miljoen). Het bruto binnenlands product is er twintig keer zo groot (11.667 miljard 577 miljard). Kortom: 62 universiteiten gedeeld door 20 is 3,1. Op de Times-200 lijst doet de Nederlands universitaire wereld het met acht vermeldingen verhoudingsgewijs tweeënhalf keer beter dan de Amerikaanse.
KOEN KLEIJN
Gegevens over bevolking en bbp anno 2004: http://devdata.worldbank. org/edstats. The Times Higher-
onderzoek: http://www.thes.co.uk/
worldrankings.
New Normans
De invoering van identiteitskaarten in Engeland vertoont een gelijkenis met de deelname aan «Irak»: de regering slaagt er niet in duidelijk te maken waar het precies goed voor is.
LONDEN Aanleiding voor de herinvoering van de in 1952 door Winston Churchill afgeschafte identiteitspassen (een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog) was «11 september». Toenmalig minis ter David Blunkett van Binnenlandse Zaken zag in «entitlement cards», zoals identiteitskaarten aan vankelijk werden genoemd, een probaat middel om te voorkomen dat er een gekaapte Boeing binnenvliegt bij de Big Ben. Tevens zouden ze helpen bij het bestrijden van steunfraude, identiteitsdiefstal en illegale immigratie. Het voorstel genoot de steun van de politie, de geheime dienst en, volgens peilingen, van de bevolking.
Kort voor de recente parlementsverkiezingen werd het voorstel simpel door het Lagerhuis geloodst. Bang om voor zachtaardig jegens terrorisme te worden uitgemaakt, stemde de Conservatieve oppositieleider Mi chael Howard met de regering mee. Het merendeel van zijn morrende fractie was tijdens de stemming toevallig ziek, op vakantie of aan het vissen.
Afgelopen week lag het voorstel bij het Hogerhuis, klaar om in versnipperde vorm aan het Lagerhuis te worden geretourneerd. Tijdens de eerste retorische schermutselingen merkte Lord Thomas of Gresford op dat de identiteitskaart in Nederland slechts een bron van extra overheidsinkomsten is, opgebracht door een on evenredig groot aantal uitgaande pubers.
Reeds voor het debat was duidelijk geworden dat het terrorismeargument amper meer opgaat. De ex-bazin van MI5, Stella Ri mington, zei dat haar dienst nooit heeft gepleit voor deze kaart en Charles Clarke moest toegeven dat het geesteskind van zijn voorganger de aanslagen in Londen niet had kunnen voorkomen. Politiebaas Sir Ian Blair, voorheen devoot voorstander, voegde eraan toe dat de kaart pas kan werken wanneer deze technisch volmaakt is, dus zowel vingerafdruk als oogscan bevat. Testen hebben uitgewezen dat de techniek achterblijft bij de politieke idealen.
Ondertussen klonken er vanuit het kabinet «publieksvriendelij ke» argumenten. Clarke beloofde dat het voor Britten eenvoudiger zal worden naar de VS te vliegen, een bankrekening te openen en hun strafblad op te vragen. De premier zelf voegde eraan toe dat medische dossiers beter toegankelijk zullen zijn. Bovendien, zei Blair, betreft het een «idea whose time has come». De prijs voor deze «voordelen» zal niet gering zijn. Dat de kaart 93 pond gaat kosten, gelooft niemand. Eerdere IT-projecten bij het rijk zijn altijd duurder uitgevallen dan gepland en economen van de London School of Economics voorspellen dat deze «plastic poll tax» ongeveer driehonderd pond zal bedragen. Deze scepsis jegens de overheid in het algemeen en New Labour in het bijzonder komt terug bij het privacydebat. Met vijftig soorten gegevens zal de kaart een enorme database scheppen die niet alleen voor overheids instanties en quangos, maar onder voorwaarden ook voor bedrijven te bezichtigen is.
Los van orwelliaanse visioenen zien veel Britten niet in waarom zij zich op hun eiland zonder aanleiding zouden moeten iden ti fice ren. Het ideaal van de Freeborn Englishman, een onbekende notie binnen New Labour, leeft bij de oppositie, die niet alleen uit Conservatieven en Liberaal-Democraten, maar ook uit een groeiend leger linkse rebellen bestaat. Tot laatstgenoemden behoort Bob Marshall-Andrews, die de database vergeleek met het Domesday Book, zijnde «het registratiesysteem van de Normans, of de New Normans zoals ze zich destijds waarschijnlijk noemden».
PATRICK VAN IJZENDOORN
Licht uit in Erichs
lampenwinkel
Het Palast der Republik, de ruïne waar vroeger het DDR-parlement zetelde en de overige Oost-Duitsers mochten kegelen, is gesloten.
BERLIJN De omgang met het hart van de DDR-architectuur is al vijftien jaar lang een hevige wond in de Duitse samenleving. Grosso modo zijn de Wessies voor rappe afbraak van het Palast der Republik en de meeste Ossies radicaal tegen. De geesten scheiden zich allereerst als het gaat om de esthetiek van «Erichs Lampenwinkel», zoals het socialistische paleis in een verwijzing naar Erich Honecker in de volksmond heet. Honnie was van beroep dakdekker en liet tienduizend lampen in zijn Volkspalast branden.
In 1976 gaf hij opdracht tot de bouw. Critici noemden het een «modernistisch monstrum». Maar in feite was het Palast der Republik zijn tijd vooruit. Want in welk West-Europees parlement kun je kegelen, naar theater en restaurant gaan of lekker dansen? Tegelijkertijd bleef de sfeer in het stalen gebouw met de reflecterende rode vensters en de reusachtige hamer en sikkel bedrukkend. Op 7 oktober 1989 hoorde Michael Gorbatsjov hier bij het militaire defilé ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de DDR: «Hilfe, Gorbi, Hilfe!» «Wie te laat komt, wordt door het leven bestraft», waarschuwde de perestrojkapionier zijn gastheer. Nog geen week later werd Honecker afgezet, een maand later viel de Muur.
Kort nadat in 1990 de laatste Volkskammer van de DDR besloot zich bij de BRD aan te sluiten werd giftig asbest in het Volkspalast gevonden. Het duurde echter acht lange jaren voordat er überhaupt met renovatie werd begonnen. Boze tongen beweren dat de nieuwe machthebbers het paleis zo lang lieten vervallen dat de Oost-Duitsers hun paleis zouden vergeten. Ondertussen maakten historici en nostalgische burgers de herinnering aan het verdwenen Berlijnse stadsslot weer levendig. Deze burcht ter grootte van het Louvre stond eeuwenlang op de plek van het Palast, maar werd in 1945 door bommen beschadigd. Walter Ulbrecht liet het «imperialistische slot» vijf jaar later opblazen.
Vorig jaar heeft de Bondsdag van het armlastige Duitsland (1,3 biljoen schuld) besloten om het Stadtschloss weer op te bouwen. Daarvoor moet het Palast weg, waarvoor de hoofdstad Berlijn op haar beurt (60 miljard euro open vorderingen) geen geld heeft.
Toch zal volgende maand be gonnen worden met de afbraak. Ter gelegenheid van dit trieste einde lieten kunstenaars metershoog het woord «Zweifel» op het dak zetten en organiseerden zij in hun Volkspalast een tentoonstelling over de dood.
ROB SAVELBERG