We moeten meer praten. Over wat ons overkomen is, over verdriet en somberheid, als we meer delen, zijn we minder alleen. Het taboe moet van de duisternis af. Dirk De Wachter zegt het in zijn nieuwe boek De kunst van het ongelukkig zijn: ‘Pak elkaar vast.’ Het ministerie van VWS zegt het in de doorlopende campagne Hey! Het is oké: ‘Depressie is een serieus probleem dat we kunnen aanpakken door er met elkaar over te praten.’ En de gemeente Amsterdam zegt het sinds deze maand ook, #Jijstaatnietalleen, tegen vrouwen die zijn lastiggevallen op straat. Daarom wordt er vanaf nu een vriendin beschikbaar gesteld met wie je kunt appen of afspreken: ‘Als je bijvoorbeeld nageroepen bent of je onveilig voelt, gewoon om erover te praten of om te kijken hoe je daar het beste mee om kunt gaan.’ Mogelijke vriendinnen zijn ‘influencers, journalisten en kunstenaars’.

Moeten we het niet hebben over de daders? dacht ik zelf. Maar nee, in de nasleep van #MeToo heerst kennelijk het idee dat een hashtag en wat vrouwelijke solidariteit genoeg is om dingen te veranderen. Die influencers maken het bovendien lekker sexy.

Van Hey! Het is oké herinner ik me vooral het commentaar onder een gesponsord Facebook-filmpje van een vrouw die volgens eigen zeggen ook aan een depressie leed. Beste overheid, schreef ze, zorg er eerst maar voor dat ik een betaalbare woning en vaste baan kan krijgen, dan praten we daarna verder.

Of, zou ik willen toevoegen, bezuinig niet alles weg waar mensen elkaar nog weleens ontmoeten om te praten, bibliotheken bijvoorbeeld, buurthuizen, jeugdhonken en sportverenigingen. En laat die wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg verdwijnen. In gelul kun je niet wonen, zei Jan Schaefer al.

Ik weet het niet met al dat praten en delen. Zelf zie ik het tekort ook niet zo. Marco Borsato en Jan Smit hebben momenteel een burn-out. Adele, Brad Pitt en J.K. Rowling hebben een depressie gehad. Herman Koch en Lady Gaga leden aan paniekaanvallen, Leonardo DiCaprio heeft OCD, Elton John had boulimia, en zo kan ik wel even doorgaan. Om maar te zeggen: voor een taboe worden psychische problemen opvallend veel besproken. In hiphop is er zelfs een heel genre voor: sad rap. ‘I’m sad and low, yeah’, rapte XXXTentacion die op zijn twintigste werd doodgeschoten, ‘I won’t fix, I’d rather weep’.

Iemand die ook aan depressies leed was een van Engelands bekendste televisiepresentatrices, Caroline Flack. De dag na Valentijnsdag maakte ze op veertigjarige leeftijd een eind aan haar leven. Ze stond bekend als warm, grappig en met een voorkeur voor jonge mannen. Én als iemand die haar demonen had. Want ook Flack sprak openlijk over haar somberheid, en over de schaamte die ze daarover voelde, dat juist iemand als zij, iemand die ogenschijnlijk alles had, moeite had om uit bed te komen.

Wie is verantwoordelijk? Hoe ver moet je uitzoomen om de schuldige te zien?

Toch nam die eerlijkheid niet weg dat ze een onvoorstelbare hoeveelheid bagger over zich kreeg uitgestort via roddelbladen, talkshows en sociale media. Het zijn nu eenmaal niet altijd warme armen die je vindt.

Ik moest denken aan het zestienjarige meisje in Maleisië dat vorig jaar een poll op Instagram zette waarin ze haar volgers vroeg haar te helpen kiezen tussen leven en dood. 69 procent koos voor de dood, het meisje hield zich aan de uitslag.

Toen twee jaar geleden het Chinese meisje Li op het dak van een flatgebouw stond, riepen omstanders dat ze een lafaard was en wanneer ze nu eindelijk eens ging springen. Dat gebeurt vaker bij zelfmoordpogingen, dat omstanders staan te juichen en te klappen. Li sprong en er werd inderdaad gejuicht. Ze liet een afscheidsbrief achter waarin ze zei depressief te zijn geworden nadat haar universiteit en de lokale autoriteiten niets hadden gedaan met haar melding van seksueel misbruik.

We moeten meer praten, ons meer uiten, vertellen wat ons dwarszit, maar hoe zorg je ervoor dat daarmee niet een beerput van woede wordt opengetrokken? Ook haters en trollen delen immers hun gevoelens.

De gemeente Amsterdam had zich natuurlijk op de daders moeten richten. Wie iets wil veranderen zoekt naar een oorzaak. In Engeland is na Flacks dood een debat losgebarsten over de verantwoordelijkheid van de media, oud en nieuw. In Maleisië betoogde de advocaat van het zestienjarige meisje dat iedereen die voor ‘dood’ had gekozen vervolgd moest worden voor het assisteren bij moord. Maar is Instagram dan niet medeverantwoordelijk? Zij lieten de poll staan. Of wat te denken van het verdienmodel van sociale media dat #ophef beloont waardoor gebruikers als hongerige bloedhonden van de ene rel naar de andere rennen? Hoe ver moet je uitzoomen om de schuldige te zien? Is straatintimidatie te danken aan opgeschoten jongens en mannen of ligt het aan een cultuur waarin ze opgroeien die vrouwen veel te vaak reduceert tot object?

Al dat gepraat over verdriet, het delen van ellende, soms zie ik het als een manier om status te verkrijgen in een cultuur die slachtoffers steeds meer vereert. Of is dat te hard? In een van haar laatste berichten op Instagram richtte Caroline Flack zich tot alle potentiële daders, oftewel tot iedereen, en deed een oproep die nu vooral als smeekbede leest. Ze schreef: ‘In a world where you can be anything, be kind.’ Wees aardig, misschien is dat inderdaad toch waar alles mee begint.