De filosofie van China wordt meestal geassocieerd met het moralistische denken van Confucius of de taoïstische natuurfilosofie van Lao Zi. Ontegenzeggelijk hebben deze wijsgeren de Chinese ziel diepgaand beïnvloed, veel dieper dan het uit het Westen geïmporteerde marxisme – een leer die ideologisch gesproken morsdood is en enkel nog floreert in zijn leninistische uitwerking als systeem om de staat te organiseren. Veel minder bekend is de in dezelfde tijd als Confucius en Lao Zi (zesde eeuw voor Christus) levende filosoof Sun Zi, auteur van De kunst van het oorlogvoeren. ‘Filosoof’ is eigenlijk een misleidende benaming, want hij was een politieke raadsheer die zijn adviezen verkocht aan de best betalende koning van het toen nog in vele staten verdeelde China. In zijn denken was geweld het domste en misleiding het hoogste middel om de strijd in je voordeel te beslechten.

Een van Sun Zi’s beroemdste adagia was: ‘De hoogste kunst van het oorlogvoeren is de vijand te onderwerpen zonder te vechten.’ Spionage, schijnaanvallen, afleidingsmanoeuvres en vele andere tactieken om de vijand te verschalken komen in De kunst van het oorlogvoeren uitvoerig aan bod. Het heeft in China tot een cultuur geleid waarbij in het Westen gekoesterde waarden als openheid en transparantie niet alleen dom, maar potentieel ook als levensgevaarlijk worden gezien. Het maakt je kwetsbaar tegenover de intriges van je tegenstrever. En daarom is een ander beroemd adagium van Sun Zi: ‘Wees zo subtiel dat je onzichtbaar bent, dan heb je het lot van de vijand in je handen.’

Het is verleidelijk om de val van Bo Xilai – zoon van de beroemde revolutionair Bo Yibo en tot voor kort partijsecretaris van de provincie Chongqing – uit te leggen als het gevolg van een richtingenstrijd aan de Chinese top. Aan de ene kant, zo gaat dit denken ongeveer, staan de vooruitstrevenden die de in 1978 door Deng Xiaoping ingezette hervorming van de economie willen voortzetten en verdiepen; zij staan voor meer privatisering en meer mogelijkheden voor het westerse bedrijfsleven om in de binnenlandse economie te participeren. Aan de andere kant staan de conservatieven die de staat een sterkere rol willen geven en nostalgisch terugdenken aan de dagen van Mao toen iedereen arm was en de partijkaders nog niet door het virus van de corruptie waren besmet.

Van die laatste school was Bo de meest uitgesproken exponent. In zijn dagen als baas van Chongqing bestreed hij de maffia en organiseerde campagnes waarbij studenten ‘rode liederen’ zongen en naar het platteland werden gestuurd om te leren van de boeren. Net als in de Culturele Revolutie in de jaren zestig. In die strijd moest Bo het afleggen tegen de hervormingsgezinden, die eensgezinder waren en het tij van de geschiedenis beter begrepen.

Maar de werkelijkheid is gecompliceerder, veel – om met Sun Zi te spreken – subtieler dan het beeld dat zich aandient. Tot nu toe is alleen bekendgemaakt dat Bo zich schuldig heeft gemaakt aan ‘ernstige disciplinaire overtredingen’, dat is alles. Het onderzoek is nog gaande, maar de geschiedenis van de Volksrepubliek China leert dat sancties tegen hoge partijkaders zelden gepaard gaan met een detaillering van de aantijgingen, noch met de strengste sanctie van alle – de doodstraf – hoewel op papier geen land ter wereld meer misdrijven met de dood bestraft dan China. Dat is verklaarbaar: in een land dat niet door wetten maar door mensen wordt geregeerd is de elite terughoudend om straffen uit te delen die haar morgen zelf ten deel kan vallen.

Een tweede subtiliteit betreft de persoonlijkheid van Bo zelf. Als partijsecretaris van Chongqing ontpopte hij zich als een neomaoïst, maar in zijn eerdere posities als burgemeester van de noordelijke havenstad Dalian en minister van Handel stond hij bekend als een fervent, in maatpak gestoken hervormer. Hij maakte van Dalian een moderne metropool en als minister versoepelde hij de toegang van buitenlandse bedrijven tot de Chinese markt. En dat is niet zijn enige tegenstrijdigheid: terwijl zijn vader en moeder als vijanden van het volk werden vervolgd, bestreed hij tijdens de Culturele Revolutie als Rode Gardist de bourgeoisie te vuur en te zwaard. Zijn moeder stierf in die periode onder niet opgehelderde omstandigheden. Als partijsecretaris van Chongqing lanceerde hij een anticorruptiecampagne tegen degenen die zich onrechtmatig verrijkten, maar nu wordt duidelijk dat de familie Bo zelf in allerlei duistere zakelijke transacties was verwikkeld. Overigens op een manier waarop alle hoge partijleden van het land dat doen: door het bevoordelen van bedrijven waar leden van de familie de scepter zwaaien of door oprichting van bedrijven in Hongkong, dat sinds 1997 is teruggekeerd in de Chinese moederschoot, maar qua bestuur en rechtsgang een hoge mate van autonomie bezit. Bo Xiyong, de oudere broer van Bo Xilai, was vice-voorzitter en aandeelhouder van Everbright International, een groot op de beurs van Hongkong genoteerd bedrijf dat zich bezighoudt met afvalverwerking en waterzuivering. Ook het gedrag van de zoon van Bo, Bo Guagua, past volledig in het patroon van hoe elitefamilies in het huidige China zich gedragen.

Bevoordeling van de eigen familie is zo oud als China zelf. In dit land is de familie een sacraal instituut waarvan de belangen boven andere menselijke verbanden als de gemeenschap, de staat of zelfs het geloof prevaleren. De voorouders worden vereerd als halfgoden, de kinderen gekoesterd als kleine keizers.

Ondoorgrondelijkheid, bevoordeling van de familie en een in de westerse beleving onbegrijpelijke samensmelting in dezelfde ziel van yin en yang – wat die aspecten betreft is er in de zaak van Bo Xilai niets nieuws onder de Chinese zon. Wat zijn geval uitzonderlijk maakt is de mate waarin de vuile was op straat is komen te liggen. Zijn wraakzuchtige vrouw Gu Kailai zou de familievriend (en minnaar?) Neil Heywood hebben vergiftigd. Een spectaculaire aantijging, te meer daar in de duistere gevechten achter de Chinese schermen het zeer ongebruikelijk is dat er buitenlandse slachtoffers vallen. De Brit zou niet hebben willen meewerken aan het illegaal overmaken van geld naar het buitenland en zelfs hebben gedreigd de zaak aan het licht te brengen. Met dodelijke afloop.

Zoon Bo Guagua maakte eerst Peking onveilig door veel te hard in zijn Ferrari te rijden en organiseerde vervolgens grote feesten als student op Harvard. De jongere Bo heeft inmiddels een verklaring afgegeven waarin hij deze aantijgingen met kracht van de hand wijst. Van Gu Kailai is sinds haar arrestatie begin april op verdenking van moord, niets meer vernomen. Ook circuleerden er in maart berichten dat Zhou Yongkang – baas van de veiligheidspolitie en lid van het negen man tellende Permanente Comité van het Politbureau – een militaire coup beraamde om zijn vriend Bo Xilai te rehabiliteren. Vooral dat laatste gerucht is in de door de Partij gecontroleerde pers tegengesproken, maar opvallend is wel dat begin april een campagne is gestart om het leger te instrueren dat de krijgsmacht ondergeschikt is aan de Partij.

Deze geruchtenstroom wordt vooral via nieuwe media als Sina Weibo, de Chinese vorm van Twitter, verspreid. Sneller dan de censuur het kan bijbenen plaatsen actieve bloggers berichten op allerlei sites en verspreiden die. De Partij laat het daar overigens niet bij zitten; beheersing van informatie is in het denken van de communistische leiders een van de kern­instrumenten van machtsbehoud. Bepaalde sites zijn gesloten, de meest actieve bloggers opgepakt en de grote providers onder druk gezet om aan zelfcensuur te doen. Met succes. De grootste provider, Sina, deed onlangs een oproep om ‘de wetten gewetensvol te volgen, niet in geruchten te geloven, zelf geen geruchten te verspreiden en de verspreiding ervan door anderen onmiddellijk aan te geven’. Ook riep het op ‘om samen te werken voor het behoud van een gezonde internetomgeving en een goede sociale orde’.

Aan het einde van de jaren negentig voorspelde Bill Clinton dat internet ‘het einde van alle dictaturen’ zou betekenen. De Chinese overheid is vastbesloten om zijn voorspelling te logenstraffen en lijkt daar goed in te slagen. Sterker nog, het internet wordt door de staat gebruikt als uitlaatklep van nationalistische gevoelens die de legitimiteit van de Partij versterken. Maar daarin schuilt ook een risico: emoties die vandaag worden gezien als versterking van de positie van de Partij worden morgen misschien al ondermijnend beschouwd. Het gevolg is een ongemakkelijke balans tussen de behoefte van de Partij aan controle en de onvermijdelijkheid van het gebruik van internet.

Een tweede aspect dat de zaak van Bo Xilai uniek maakt is de diepte van zijn val. Dat wijst op de vele vijanden die hij in de loop der jaren heeft gemaakt. Daar zitten persoonlijke grieven bij, maar het wijst ook op de afkeer die leeft bij de top van het land tegenover zijn stijl van leidinggeven: uitgesproken, individualistisch en flamboyant. Een man van grote gebaren in plaats van kleine stappen. Een man, met andere woorden, die het zorgvuldig opgebouwde imago van een eensgezinde, door consensus gedreven Partij te grabbel gooide. Dat wekte niet alleen naijver, maar deed ook de demonen van de Culturele Revolutie herleven, een periode die de zestigers die nu China besturen voorgoed heeft getekend. Niet voor niets verwees premier Wen Jiabao in zijn speech die de val van Bo inluidde naar de Culturele Revolutie als ‘een historische tragedie die nooit meer herhaald mag worden’.

Maar ook hier lijkt de werkelijkheid meer gelaagd dan de woorden van Wen doen vermoeden. In het artikel The Revenge of Wen Jiabao in Foreign Policy betoogt China-correspondent John Garnaut dat de speech van de premier een wraakactie is voor de rol die Bo Xilai’s vader heeft gespeeld in de val van Hu Yaobang, de vooruitstrevende partijsecretaris die politieke hervormingen wilde doorvoeren en daarvoor in 1987 werd gezuiverd. Wen Jiabao was een groot bewonderaar van de postuum gerehabiliteerde Hu Yaobang en pleit net als zijn mentor voor democratische hervormingen.

Is dit waar? We weten het niet, en de kans dat we het ooit zullen weten is klein. Wel is zeker dat Bo Xilai met de omsingeling op 6 februari van het Amerikaanse consulaat in Chengdu, de op driehonderd kilometer van Chongqing gelegen hoofdstad van de provincie Sichuan, zijn eigen graf heeft gegraven. Hij voerde die onbezonnen actie uit om zijn politiechef Wang Lijun, die daar asiel had gezocht, op te pakken. Overigens zonder succes. De Amerikanen leverden Wang Lijun na één dag uit, niet aan Bo, maar aan de centrale autoriteiten die in allerijl waren binnengevlogen. Wat er was voorgevallen tussen Bo en Wang is onderwerp van intense speculatie, maar het geschil moet zo hoog zijn opgelopen dat Wang vreesde voor zijn leven. Met de omsingeling ging Bo zijn boekje ver te buiten en schaadde hij China’s internationale imago, te meer omdat de aanstaande president Xi Jinping net op die dag zijn staatsbezoek aan de Verenigde Staten begon. Bo Xilai handelde impulsief, niet subtiel en veel te zichtbaar. Daarmee sloeg hij het advies van Sun Zi in de wind en legde zo zijn lot in de handen van zijn vijanden.