De meeste boeken hebben een «diepere bedoeling» die je er in de slechte gevallen direct uit leest: de mens is slecht, te veel ambitie is niet goed, te weinig aandacht in je jeugd geeft later problemen, de maatschappij gaat ten onder, eenzaamheid is ook niet alles. Meestal verlopen boeken als een zoektocht naar iets wat je kwijt bent: eerst vind je het niet, later weer wel, of uiteindelijk toch niet. Bij de roman van Jan Stavinoha dacht ik in het begin dat de diepere bedoeling en de zoektocht er wel erg duimendik bovenop lagen. Egon Kafka is ooit naar Nederland gevlucht, hij erft onverwacht van een oom in Praag een oude en verlaten margarinefabriek en vat het plan op die fabriek in de oude glorie te herstellen. Als je je held Kafka noemt, kun je als lezer rekenen op onbegrip, dacht ik, op uit de hand lopende bureaucratie en oeverloze misverstanden. De eerste zin van het boek luidt: «Het slot was onvermurwbaar.» Alweer een aanwijzing dat we hier een roman hebben boordevol al of niet grappige of ellendige misverstanden. En als je een roman in Tsjechië laat spelen, zal het dus wel gaan over kritiek op de communistische en de postcommunistische maatschappij daar, die uiteindelijk, na een vergeefse zoektocht langs onvermurwbare instanties, uitloopt op de totale mislukking van alles. Leer mij de schrijvers kennen die over het voormalige Oostblok willen schrijven.
Maar zo gaat het dus in de verste verte niet. Nu ik het uit heb en er wat over aan het peinzen ben geslagen, weet ik helemaal niet zeker meer wat precies de «bedoeling»van dit boek is. Misschien was die er niet eens en wilde Stavinoha alleen een paar merkwaardige verhalen vertellen die hij ook nog aan elkaar wist te knopen. Ineens houdt zijn boek ermee op, ook al zo merkwaardig. Je hebt het gevoel dat het nog wel een bladzijde of twee-, driehonderd door zou kunnen en mogen gaan. Laatste zin: «Eindelijk zou hij écht iets nuttigs voor de mensheid kunnen doen.» Dat is nog eens een goede bak aan het einde van een boek.
In het eerste hoofdstuk leren we de held nader kennen, zijn vlucht uit Tsjechië, zijn omzwervingen, zijn reis uiteindelijk naar Praag. Toen meende ik het nog allemaal goed te kunnen inschatten. Ja, zie je wel, dat wordt een zoektocht naar de roots of zoiets ergs, brrr, je ziet het voor je. Maar dan. De held be landt onder het puin van de ineenstortende margarinefabriek, lijkt langzaam te zullen sterven, maar ontwaakt ten slotte in een Praags ziekenhuis. Stavinoha laat die margarinefabriek nu verder gewoon barsten, daar had ik niet op gerekend, daar zat ik dus met al mijn verwachtingen. Hij zoomt doodleuk langdurig, en nog geestig ook, in op de patiënten en verpleegsters in dat ziekenhuis en we krijgen ineens een fascinerende weergave van het leven daar. Dit alles overigens in een uitermate laconieke stijl, die het zoekt in volkomen plausibele en concrete beschrijvingen van kleine situaties: «Hij lag in een bed en had een stijve pyjama aan. Het textiel rook naar een ouderwets soort waspoeder. Zijn handen lagen gestrekt langs zijn lichaam.» Met zulke zinnen kan ik me gemakkelijk zon ziekenhuis voorstellen, dus doorgaan. En gelukkig, bij deze schrijver geen slapstick of ongein, laat staan ongein van het belabberde niveau van bijvoorbeeld Jiskefet over bejaardenhuizen bij ons.
Stavinoha wil verhalen vertellen, dat is het, en wie bedoelingen zoekt moet maar gaan zitten navelstaren. De held is gewond aan zijn ogen en krijgt last van visioenen waarin hij gedetailleerd het ontstaan van het leven op aarde krijgt voorgeschoteld en waar hij verbaasd en bewonderend naar kijkt. En gelukkig mogen wij van de schrijver meekijken, hij zet ze ons in geuren en kleuren voor.
Ja maar, dacht ik eerst nog, wat hebben die visoenen met de rest van het verhaal te maken? Gelukkig begreep ik langzamerhand dat je dit boek toch echt niet op die manier moet lezen. Geen gezoek naar wat het allemaal in de diepte zou kunnen zijn. Stavinoha knoopt verhalen aan elkaar, verhalen over het ziekenhuisleven, het ontstaan van de wereld, de aanmaak van margarine, fietsenstallingen, crème-melange koek jes, het leven van de dikke tweelingzussen Adèle en Odile en veel meer. Ik las het met toenemend plezier. Ach jongen, hou toch op met dat gezoek, wist ik ineens, dit is gewoon een mooi boek, hou toch op met al die verwachtingen en lees het. Geniet maar van de sterke zinnen en de voortreffelijke, leuke, rare en mooie situaties die de schrijver ons voorzet. «Sinds hij onder het puin vandaan was gehaald was zijn hoofd niet meer die eenvoudige tent, waarin je met een zaklantaarn alles kon vinden.» Of deze: «Havel was internationaal een enorme attractie, te vergelijken met Donald Duck.» De glimlach verdween niet meer van mijn gezicht.