
In 2013 was Duncan Stutterheim te gast in een interviewprogramma van de publieke omroep. De opnames vonden plaats op landgoed Leyduin, bij Heemstede, in wat lang het woonhuis van Albert Heijn himself was. Het moet Duncan goed hebben gedaan dat hij niet in een reeks zat met presentatoren of mensen uit de showbizz. Nee, dit was de reeks Kijken in de ziel: topondernemers. De andere sprekers waren mensen als Hans Wijers, Jeroen van der Veer, Rijkman Groenink, Silvia Tóth – ceo’s of voormalige ceo’s van beursgenoteerde bedrijven. En dus Duncan Stutterheim, dat jochie uit Landsmeer dat op zijn twintigste met een paar vrienden een tof feestje wilde organiseren.
Hij was net veertig en een jaar eerder door de stad Amsterdam uitgeroepen tot Ondernemer van het Jaar. In de eerste aflevering sprak presentator Coen Verbraak met een zachte voice-over zijn kijkers toe: ‘Ze zijn de motor van onze economie, zonder handelsgeest geen welvaart. Maar wat maakt een ondernemer nu precies zo succesvol? Wanneer is een ceo een goede leider?’ Een van de eerste vragen die Verbraak aan Duncan stelde was: ‘Wat voor leider ben jij?’ Duncan antwoordde bijna zonder na te denken. ‘Een inspireerder. Ik probeer mensen te inspireren.’
‘Op welk vlak?’
‘Als er gesproken moet worden over de toekomst, hoe gaan we daar naartoe, hoe gaan we om met nieuwe ideeën, waar gaan we heen.’
In de jaren negentig werd de danscultuur bevolkt door dunne jongens – gabbers waren vaak vel over been, holle oogkasjes. Het was een inherent gevolg van te veel en te lang feesten. Duncan en broer Miles waren in deze scene altijd net iets te dik, ze snackten te veel, zopen te veel. Maar in 2013 zat er een slanke Duncan Stutterheim voor de camera. Beetje een ingevallen gezicht, wallen onder de ogen. Sowieso zat hij er relaxter bij dan zijn collega-ceo’s. Geen pak met das voor hem; hij droeg gewoon wat hij altijd droeg, een vestje, een slobberig T-shirt.
‘In de Thunderdome-tijd, toen id een enorme hype was, hadden we 25 mensen in een loods. Ze maakten T-shirts met ons logo, verpakten die, stuurden ze op. Maar zoals dat met alle hypes ging, ging ook deze voorbij – al begrepen we dat toen nog niet. Toen moest ik die 25 man vertellen dat we met die merchandise gingen stoppen. Dat heb ik ze zelf verteld. Dan moeten mensen huilen.’
‘U ook?’
‘Nee. Maar thuis wel.’
Steeds als er een nieuwe topman in beeld kwam, werd in een kadertje even vermeld voor welk bedrijf hij of zij werkte, met hoeveel werknemers. Met 150 man was id duidelijk de kleinste werkgever, maar het was voor het programma zo’n fijne club om erbij te hebben. Van alle typisch Nederlandse succesverhalen uit de jaren negentig was id een van de survivors. ABN Amro, de bank van het grote geld in Nederland, was tijdens de crisis genationaliseerd. De ongekende internationale groei van Ahold was geïmplodeerd na een boekhoudschandaal in 2003. Het poldermodel was dichtgeslibd. De multiculturele samenleving was officieel mislukt. Was Nederland met zijn ‘paarse’ politiek in de jaren negentig nog het voorbeeld voor de wereld, een niet-ideologische, niet-gepolariseerde politiek, nu was paars een term die politici gebruikten om softe, vriendjespolitiekerige multicultipolitiek weg te zetten.
Maar Nederland was nog steeds het beste land ter wereld als het op dance aankwam. De grootste deejays wereldwijd – DJ Tiesto, Afrojack, Armin van Buuren – kwamen uit Nederland, en id was nog steeds de spil die in 22 landen opereert. Zestig feesten per jaar. In Azië, in Rusland, in de VS. id opende niet lang daarvoor nog een kantoor in Brazilië.
Maar Duncan zat daar in Heemstede niet als een gevalletje goodwill, een reliek uit die gouden jaren negentig: hij zat daar als een player. Dat voorjaar verkocht id driekwart van zijn aandelen aan het Amerikaanse, beursgenoteerde entertainmentbedrijf sfx. 102 miljoen dollar betaalde sfx, oftewel 79 miljoen euro voor Duncan en zijn oude vrienden.
Verandert er iets door het hebben van veel geld? vroeg Verbraak. Kijken mensen anders naar u? Misschien heeft het te maken met een perceptie van jezelf, zei Stutterheim. Misschien ben je gevoeliger. ‘Als je de schilder vraagt iets voor je te doen, dan hoef ik niet het onderste uit de kan te hebben, maar je hoeft ook niet iets te voelen van “hij heeft toch genoeg”. (…) We doen sommige offertes maar op naam van mijn vrouw. Want als er “Duncan Stutterheim” staat helpt dat niet.’
‘Vind je het vervelend?’
‘Ik heb het niet als prettig ervaren.’
In 2014 duikt er ineens een nieuw woord op in de kranten, vooral in Het Parool: festivalmoe. Amsterdam is festivalmoe. De discotheken spreken van een slecht jaar, zeggen dat de clubcultuur ten onder gaat aan de meerdaagse festivals die de hele zomer elk weekend wel ergens in de Randstad opduiken, variërend van harde housefeesten tot De wereld draait door-festivals. Er komt een heel ander publiek op af dan op de dancefeesten vijftien jaar terug: dit zijn de hipste jonge Amsterdammers die je kunt vinden, die met hele vriendengroepen naar de feesten toe gaan, gewapend met iPhones en oordopjes (dat de muziek niet te hard klinkt). Ze staan niet meer ‘strak’, maar maken wel vijftig selfies de man. Genot is meer exhibitionistisch geworden; naar dansfestivals gaan past bij een bepaald soort lifestyle, die van de straatwijze levensgenieter. De toegangskaarten worden steeds duurder, wat een bepaald soort jeugd trekt. Er zit een zekere ironie in dat de muziekfestivals die in de jaren negentig vooral in de provincie succes hadden, nu door de rijkere yuppen worden omarmd.
Voor hardcore feesten als Thunderdome was al jaren geen grootschalige markt meer: in 2012, precies twintig jaar na de eerste ‘Final Exam’ van Stutterheim cum suis, was de laatste editie in de Amsterdamse rai. Maar dat was oké. Duncan Stutterheim was ook al wat ouder. Feestgangers spraken hem aan met u. Tegenwoordig luisterde hij nog wel naar dancemuziek, tech-house, maar mondjesmaat. Hij luisterde privé liever pianomuziek, Rachmaninov, Schubert, Chopin. Hij trouwde, kreeg twee dochters, hun opvoeding was totaal anders dan de zijne. Ze gingen naar de vrije school en toen een van de twee daar de ‘Vrije School Got Talent’ wilde organiseren, met kinderen die liedjes zingen, mocht dat, zolang er maar geen winnaar was. Want winnaars en verliezers, daar deden ze niet aan.
Dat was wat hij zijn kinderen ook wilde meegeven: niet dat harde, maar het motto van de school: hoofd, handen, hart. Dat was een belangrijke les voor een gelukkig leven.
Maar nog steeds als Duncan dit soort dingen zei, klonk het alsof hij ze vooral tegen zichzelf zei. Alsof hij nog steeds zichzelf probeerde te overtuigen rustiger aan te doen. Na het overlijden van Miles nam Duncan een paar maanden vrij en vertrok naar India, om een soort kalmte te vinden. Maar Duncan was niet iemand voor zorgeloze kalmte, nog niet. Niet privé – hij liep om vijf voor twaalf weg uit een relatie, de trouwjurk was al gekocht – en niet zakelijk. Toen hij terugkwam in Nederland begon hij meteen weer uit te breiden. Sommige dingen lukten, andere niet. Het radiostation SlamFM kostte meer geld dan het opleverde, het idrestaurant Madame Jeanette was toch niet iets wat ze er fatsoenlijk naast konden doen, de strandtent liep niet goed. De focus miste. Hij verhuisde met zijn gezin naar New York, en naar Australië – om id verder over de wereld te brengen. Dat lukte. Duncan spitste zich toe op Sensation, een formule die in elk werelddeel toepasbaar bleek.
En echt: Sensation trok een ander soort publiek dan ooit, het trok zelfs beroemdheden – in 2012 de kickbokser Badr Hari, die zich in de Arena liet zien van zijn slechtste kant. Op al die feesten die id door de jaren heen organiseerde waren er wel eens vechtpartijtjes geweest, natuurlijk, en er waren wel eens mensen overleden – maar nog nooit op Sensation. Daar was de stemming altijd vrediger, lieflijker. En Badr Hari kwam langs en Sensation stond zes dagen achter elkaar op de voorpagina van De Telegraaf.
Misschien zei het wel veel over Duncan dat hij zich zo vastbijt in Sensation. De tijd van de gabber was voorgoed passé, er werd niet meer zo hard gefeest dat de feestgangers eraan onderdoor gingen. Feesten moesten een positiever karakter hebben.
Het was tijd om een steentje bij te dragen, en dus werkte hij nu aan het eerste festival waar gratis kraanwater werd weggegeven. Ophouden met de plastic Spa-blauw-flesjes. Het leek klein, maar als je wereldwijd op alle festivals plastic flesjes kon verruilen voor kraanwater, was dat een enorme stap voor het milieu.
Het was niet het initiatief van Duncan zelf. Zijn vrouw kwam ermee en moest hem flink overtuigen. Maar Duncan wilde zich ook laten overtuigen, hij wilde zachter worden. Minder fanatiek. Dat komt niet ineens, zei hij. Het is een pad. Je bewandelt het en onderweg merk je dat je nog veel te doen hebt.
Voor de portretten van Duncan Stutterheim werd onder meer gebruikt gemaakt van interviews en artikelen uit de Volkskrant, Playboy, Het Parool, Intermediair, NRC Handelsblad, Nieuwe Revu, Quote, partyscene.nl. Andere bronnen: de documentaire God Is My DJ van Carin Goeijers, de NTR-serie Kijken in de ziel: Topondernemers van Coen Verbraak en het boek Door! Dance in Nederland van Arne van Terphoven en Toon Beemsterboer.
Beeld: Het dance-evenement Sensation trekt ieder jaar bezoekers van over de hele wereld naar Amsterdam (Ade Johnson / Kippa / ANP).