Het is een beetje als met de pianomuziek van Erik Satie: eerst is er alleen een vergeten componist, maar binnen een jaar hoor je de pianoklanken onder elk derde «sfeervolle» filmpje in een actualiteitenrubriek en is het voorgoed verpest; je wilt Erik Satie in elk geval nooit meer horen. Zo vrees ik ook de dag dat iemand aan mij zal vragen of ik wel eens iets van Alice Munro heb gelezen. «Echt iets voor jou», zegt de lezer uit dit schrikbeeld.
Natuurlijk heb ik wel mijn best gedaan om mensen tot Munro te bekeren – maar zelden met succes. «O, verhalen», zegt de vriend of vriendin die volgende week op vakantie gaat. Of: «O, uit Canada…» Vanuit je ooghoek heb je dan al lang de nieuwe Saskia Noort boven op de strandhanddoek in de reiskoffer zien liggen.
Misschien is Alice Munro gewoon niet het soort schrijfster waarmee je al te lang aandringt. «Dit moet je lezen!» Nee, er moet niks, als je geen zin hebt, dan lees je maar iets anders. De laatste keer dat iemand tegen mij zei dat ik iets moest lezen kan ik me ook al niet meer herinneren. Omgekeerd is het zo dat je bij mensen die alle boeken van Alice Munro in de kast hebben staan wel zou durven blijven logeren.
Het past geheel in deze lijn dat ik geen flauw idee heb hoe ik ooit zelf Alice Munro heb «ontdekt». Nog waarschijnlijker is dat ik dat heb verdrongen. In een ideale wereld heb ik op zekere dag The Love of a Good Woman of Dance of the Happy Shades van een stapel in de boekwinkel gepakt en ben begonnen te lezen. Vanaf dat moment was ik verkocht. Nee, «verkocht» is ook al geen woord dat bij Munro past – ik wist dat er iets moois aan het opbloeien was: dat er een leven voor me lag met nog minstens tien boeken voor de boeg. Van een schrijfster van wie ik, gek genoeg, nog nooit iets had gelezen.
Zo ben ik begonnen, met het stap voor stap aanschaffen van die tien (inmiddels twaalf) boeken. Nog altijd heb ik niet alles gelezen. Zoals bij elke favoriete schrijver schuif je de dag dat je alles gelezen hebt liever nog wat langer voor je uit. Al is het bij Munro geen enkel bezwaar om daarna weer van voren af aan te beginnen. Maar toch.
«Ik schrijf elke dag», zegt de schrijfster in een interview, «en ik begin te schrijven zodra ik ben opgestaan en koffie heb gezet, en probeer dat twee of drie uur vol te houden voordat het echte leven mij vanachter mijn werktafel wegsleurt.»
Ik geloof niet dat ik ooit een grotere schok van herkenning heb gevoeld bij het lezen over iemands werkmethode. Ik moest denken aan de Nederlandse schrijver die beweerde dat hij «minimaal veertien uur per dag» schreef, en daarna dacht ik aan zijn boeken. Hoeveel schrijvers zijn er zo eerlijk dat zij durven toe te geven dat «twee of drie uur» eigenlijk meer dan genoeg is? Te veel belangstelling voor de persoon «achter de schrijver» is vandaag de dag al gauw verdacht, maar ik betrapte mezelf erop dat ik lang keek naar de paar foto’s op de achter- en binnenflappen van haar boeken. Op al die foto’s is zij een al wat oudere vrouw. Maar geen oudere vrouw die jonger probeert te lijken dan zij is, eerder iemand die zich na twee of drie uur werk vanachter haar schrijftafel laat wegsleuren door het echte leven.
In een ander interview zegt Alice Munro: «Je kunt over je ouders schrijven wanneer ze er niet meer zijn, maar je kinderen zijn er nog, en je wilt toch dat ze je nog eens komen opzoeken in het bejaardenhuis.» De schrijfster zegt hier ook nog iets anders, volgens mij. Ze zegt dat je behalve over je kinderen, over iedereen kunt schrijven – dat je als schrijver niet al te veel bezoek moet verwachten in het bejaardenhuis.
Met die werkmethode van elke ochtend twee of drie uur heeft Alice Munro tot dusverre elke drie jaar een nieuw boek gepubliceerd. Maar ze heeft kennelijk haast, want The View from Castle Rock verschijnt in november, pas twee jaar na Runaway. Lees die boeken, en daarna in een rustig tempo de elf overige – en wie geen zin heeft leest maar iets anders.