Drie dagen na het begin van de oorlog vroeg ik politicoloog Abbas Gallyamov hoe Russen de invasie zouden beoordelen. Hij antwoordde: ‘Volgens het principe: als we winnen, was alles juist.’ Maar wat als de overwinning uitblijft? Dat was de vraag die dit jaar boven de Dag van de Overwinning hing die Rusland viert op 9 mei.

Al jaren ging die feestdag niet écht meer om de heroïsche zege op nazi-Duitsland waar 27 miljoen sovjetburgers voor stierven. Het was vooral een jaarlijkse peiling van waar Poetin stond in zijn historisch revisionisme. Nu dat overduidelijk is, ligt de verrassing enkel in de lengte van zijn toespraak op het Rode Plein (twee minuten), de hoeveelheid tanks (één) en wie er naast hem op de tribune zat (zeven staatshoofden, twee veteranen van de geheime dienst). Toch blijft de dag een ijkpunt.

In een land waar de publieke discussie volledig ontbreekt, is het het enige moment waarop massaal wordt gereflecteerd op de huidige stand van zaken. Wat zich vertoonde, behalve sovjetvlaggen, militaire kledij en zwart-witfoto’s, was nervositeit, onvrede, verdeeldheid en verwarring. Ver van tevoren waren tientallen parades en vuurwerkshows afgelast, sommige in steden duizenden kilometers van het front. En toen werd het Kremlin ook nog bezocht door twee drones in wat werd omschreven als een Amerikaanse moordaanslag op Poetin.

‘Misschien dat we nu écht beginnen?’ schreef RT-baas Margarita Simonyan op Telegram, suggererend dat Rusland zich inhoudt uit humanitaire overwegingen. Het is natuurlijk allang ‘begonnen’; de echte vraag is een andere. Zoals een gast van het populaire tv-programma Zestig minuten, Dmitri Abzalov, onlangs hardop vroeg: ‘Zijn er concrete doelen of gaan we gewoon eindeloos “actief verdedigen”?’

Waar geen duidelijk antwoord is, slaat de verbeelding op hol. Volgens propagandist Vladimir Solovjov is het pas vakantie als Russische soldaten op het Portugese strand staan, vanwaar je met goed weer het Vrijheidsbeeld zou kunnen zien aan de overkant. Die uitspraken geven even een kick, maar nodigen uit tot teleurstelling. Als het kind een piñata wordt beloofd en er na meer dan veertien maanden beuken nog steeds geen snoepje uit is gevallen, is het wachten op driftbuien.

‘Wij haten Oekraïners niet, het is onze familie’

Terwijl de wet tegen het discrediteren van het Russische leger nog royaal wordt toegepast tegen oppositiefiguren, sleurt het eigen patriottenkamp dagelijks de legertop door het slijk. Dat gebeurt in het geheim, zoals we weten uit gelekte gesprekken tussen rijke Russische zakenmannen. Of open en bloot in online tirades, onder anderen van Jevgeni Prigozjin. Precies op 9 mei publiceerde hij een video waarin hij tekeerging tegen de ‘opa’ en ‘complete klootzak’ die zijn Wagner-huurlingen maar niet genoeg munitie geeft voor de strijd om Bachmoet. ‘Onze vijand vandaag is niet het Oekraïense leger, maar Russische bureaucraten’, had hij daarvoor al gezegd.

Vooralsnog wordt de president niet direct genoemd en lijken de pijlen gericht op andere ‘opa’s’. Onduidelijk is ook wat Prigozjins rol is binnen de verdeel-en-heersstrategie van het Kremlin. Dat neemt niet weg dat hij een gevoel van wanhoop aanboort.

Zelf bezocht ik rond 9 mei de Zuid-Russische stad Voronezj, op enkele uren rijden van de grens, waar ik een vrijwilligster sprak die na haar werk als ingenieur soeppakketten bereidde voor het Russische front. Geëmotioneerd vertelde ze over de soldaat die laatst een lading borsjt kwam ophalen. Net twintig en nu al volledig grijs. ‘Welke overwinning valt er te vieren wanneer er mensen sterven? Wij haten Oekraïners niet, het is onze familie. We bidden elke dag dat deze oorlog eindigt zodat we weer broeders kunnen zijn.’ Russische soldaten steunen en God vragen om de oorlog te beëindigen, in haar hoofd kon het.

Een dag later was ik bij de militaire parade die in Voronezj wel doorging. Rondom het Leninplein stond een indrukwekkend kordon soldaten en politie, gericht naar het publiek. Het was een twijfelachtige manier om vijandelijke drones tegen te houden, maar ideaal voor wie meer van gezichtsstudie houdt dan van de ganzenpas.

Een meter van mij vandaan stond een jonge soldaat, vol energie, zijn huid gebruind, zijn haar nog donker, zijn ogen vol pret. Terwijl achter hem formaties ernstige soldaten marcheerden op bombastische muziek, flirtte en grapte hij met zijn vriendin, die zich op zijn hoogte achter het dranghek had gestationeerd.

Wegkijken, met de rug naar de oorlog, als beproefd recept voor geluk. Maar of hij de Atlantische kust ooit zou zien?