
Parijs is niet naast de deur, maar Moskou is nog veel verder weg; de tentoonstelling met tekeningen uit de collectie van het Poesjkinmuseum in Fondation Custodia in Parijs is dus een buitenkansje. Custodia is een van oorsprong Nederlandse instelling met een Nederlandse directeur, Ger Luijten, en eigenlijk het beste ‘Nederlandse’ museum voor werken op papier. Dat het Poesjkinmuseum daar zo’n kostbaar overzicht presenteert, en niet in het Louvre of het Rijksmuseum, spreekt boekdelen.
Het Poesjkin bezit 27.000 tekeningen. Wat Luijten daaruit mocht selecteren is ongekend rijk: de tentoonstelling is een staalkaart van vijfhonderd jaar tekenen, van Dürer tot Matisse. Alle groten hangen er: Veronese, Cavalier d’Arpino, Rubens, Watteau, Greuze, Rembrandt, Picasso, maar ook een serie Russen, die minder bekend zijn. De romanticus Karl Brjoellov hangt opeens naast Delacroix, en blijft daar goed overeind; er is een ontwapenend stadsgezichtje, La maison blanche, van Michaïl Larionov, en er is werk van Natalia Goncharova en Kuzma Petrov-Vodkin, dat zeker de moeite waard is.
De tentoonstelling ‘leest’ misschien als een kunsthistorisch overzicht, maar het is een echte kijktentoonstelling. Ze demonstreert niet alleen de kwaliteit van het ambacht, maar ook de zich ontwikkelende functie van de tekening zelf. In de eerste eeuwen zijn ze nog ‘een middel tot iets anders’: Paolo Veronese zet op een velletje even snel een twintigtal figuren rond een tafel om te zien hoe hij daarna Maaltijd in het huis van Simon van drie bij zeven meter in elkaar moet gaan zetten. Rubens krast rap met de pen een Maria, Jozef, kind en ezel bij elkaar, om uit te vogelen hoe een Terugkeer van de Heilige Familie uit Egypte eruit zou kunnen zien.
Maar op den duur worden tekeningen ook ‘een doel in zichzelf’, en hier is te zien hoe de tekenaar daarvoor een beeldende kwaliteit moet kunnen produceren die net zo goed is, en net zo interessant, als een compleet schilderij. Dat kan, zij het in kleinere dimensies. Hendrick Avercamp tekent een bootje op de Amstel, met wat volk aan de waterkant, en dat is duidelijk voldoende; hetzelfde doet Ludolf Bakhuizen, die met pen en penseel een zeilende schuit in stevige wind op een breed meer tekent, met zo’n Nederlandse vlaag zonlicht tussen de wolken door die precies op dat zeil valt. Een brede en weidse blik, op 15 bij 27 centimeter.
Onder de absolute hoogtepunten: Caspar David Friedrich. Toen die oud en ziek was en niet meer kon schilderen maakte hij met de tekenpen herinterpretaties van zijn schilderijen en bereikte daarin eigenlijk een nog sterkere gevoelswaarde. Twee jongemannen op een keiige oever, peinzend en stil uitkijkend over het water naar de opkomende maan: een complete Schubert-cyclus in bruine inkt en een beetje wit. En de oude Matisse, in wiens tekeningen het meesterschap vrijwel absoluut geworden is. Losse rondjes op een vel papier maken met wat fliebelige kringeltjes zonder enige inspanning een bord perziken – geen appels, geen abrikozen: perziken. Als u zich ooit afvroeg wat ‘beeldend vermogen’ kan opleveren, dan is het dit.
Le Musée Pouchkine: Cinq cents ans de dessin de maîtres, Fondation Custodia, Parijs, t/m 12 mei; fondationcustodia.fr