De Vierstromenfontein van Gian Lorenzo Bernini op het Piazza Navona in Rome, 2016 © Stuart Franklin / Magnum / HH

De Tiber glinsterde in de diepte in de vroege ochtendzon. Aan het eind van de brug die recht op het Piazza Navona staat trapte ik ongelovig op de rem. ‘ZTL Non Attivo’, het stond er echt, ‘Gelimiteerde Verkeerszone Niet Actief’. Dat je hier nog zo het hart van Rome kon binnenrijden moet voor het laatst begin jaren negentig zijn geweest. De elektronische flitspalen die het centrum afschermen met genadeloze boetes die je overal ter wereld achterna reizen bestaan pas een jaar of tien, maar daarvoor stond er op dit punt al jaren een agent met een ‘nee’-schuddende wijsvinger. Het kwam niet eens meer bij je op, zo Rome binnenrijden.

Pal voor de senaat was plek te over. De twee carabinieri keken onverschillig de andere kant op terwijl ik aarzelend naast hun wachthokje parkeerde. Mag dit? Echt? Piazza Navona lag aan de overkant van de straat. Het effect was zo groot dat ik een hand voor mijn mond sloeg. He-le-maal leeg. Bernini’s Vierstromenfontein alleen voor mij. Hoog boven me torende het beeld van de riviergod Nijl, met een doek over het hoofd omdat de bron van de Nijl toen, in 1648, nog niet bekend was. Wat een beeld. De hand die de doek straktrekt over de afgedraaide kop, het balancerende machtige lijf op de rots, en wat was het groot!

De eerste keer dat ik het zag was 39 jaar geleden, met school. Sindsdien ben ik er nog talloze keren langsgelopen – ik woonde hier zelfs een tijdje om de hoek – maar zien deed ik het niet meer. Bernini’s fontein werd permanent aan het zicht onttrokken door een steeds aanzwellende mensenmuur, eerst met camera’s, later met selfiesticks. Nu kon ik de spierbundels van travertijn vlak voor mijn ogen zien golven. Een vrouw op een moutainbike kwam aanfietsen, stopte en slaakte een gil. Gewoon van pure vreugde. Ze draaide een rondje om de fontein en nog een en nog een. ‘Dit is helemaal te geeeeeek!’ schreeuwde ze naar haar vriendin, die verderop met de fiets tussen de benen was blijven staan, niet in staat om te bevatten wat ze zag. We waren de enige drie op het immense plein.

De laatste lockdowndag in Rome was onvergetelijk. Of beter, de laatste lockdownochtend. Nog heel even het lege Rome zien, had ik gedacht, na ruim twee maanden opgesloten te hebben gezeten op het platteland. Je mocht niet verder dan drie kilometer van huis om geld te pinnen in het naburige dorp, met een verklaring op zak met tijdstip van vertrek en terugkomst. Maar nu, net nog op deze laatste dag, kon je Rome bekijken zoals je het nooit had gezien en ook nooit meer zal zien.

En ik had geluk. Na mij, later op die laatste zondag van 17 mei, hadden zoveel mensen hetzelfde idee dat er boetes zijn uitgedeeld, en niet zuinig. Een Duits stelletje dat met de auto vlak bij de Trevifontein parkeerde werd opgewacht door twee carabinieri. Waar kwamen we vandaan? Duitsland? Met deze auto? Inderdaad. Dat is dan duizend euro boete, want het mocht nog niet, met de auto uit het buitenland naar Italië komen. Dat mag pas vanaf 3 juni. En twee weken in quarantaine blijven op uw Romeinse logeeradres, we controleren het. Uw paspoort mag u na twee weken komen ophalen op het bureau.

Ik had ontzettend geluk. Het lijstje met de Romereis-etappes had ik naast me op de stoel liggen, maar ik had het niet nodig. Ik kende het uit mijn hoofd. Als in een droom reed ik door het lege Rome. Na het Piazza Navona het Campo de’ Fiori, ook helemaal leeg, waardoor het beeld van Giordano Bruno ineens weer het statement werd dat het is. Somber en dreigend staat hij voor het gericht van de Romeinse inquisitie, de filosoof-priester, met de monnikskap over het hoofd. Voor de ogen van het volk in 1600 op deze plek op de brandstapel gegooid, omdat hij had durven beweren dat het heelal oneindig is, en de aarde niet de enige planeet. Hij kijkt met gebogen hoofd richting het Vaticaan, de bronzen Giordano Bruno die hier in 1889 werd neergezet.

Het stille verwijt wordt normaal verstikt in de soek die het Campo de’ Fiori de afgelopen twintig jaar is geworden. Van de authentiek Romeinse groente- en fruitmarkt is niets meer over. Het is één agressieve, dichtgetimmerde kraampjesbedoening met meuk geworden, die wedijvert met de 24-uurs Happy Hours van de omliggende zuiptenten. De sokkel van Giordano Bruno ligt normaal tot aan zijn pij opgetast met kratten, vuilniszakken en flessen. Maar nu stond hij er zoals hij bedoeld was, helemaal alleen op een leeg plein, slechts omringd door de keitjes van Rome. Ik had het nog nooit zo gezien.

Ik parkeerde om de hoek van de Trevifontein en zag hem zoals hij alleen in 'La dolce vita' van Fellini te zien is: zonder mensen

En zo ging het maar door. Het Forum van het drukke Largo Argentina: geen mens, geen verkeer. Ik stond oog in oog met de plek tussen de zuiltjes waar Julius Caesar in 44 voor Christus werd neergestoken – Tu quoque, Brute? – aan de overkant alleen een man uit Afrika die de grote was bij het fonteintje aan het doen was. Over de plexiglas panelen die het Forum normaal beschermen tegen de restanten van vretende toeristen hing zijn zwervende huishouding breeduit te drogen in de zon. De laatste dag dat het kon.

Op het Piazza Venezia werd ik aangehouden door een vriendelijke agent die wilde weten wat ik hier deed. Hij vond mijn verklaring in orde, en toen ik vroeg hoe ik nu door moest rijden, wuifde hij nonchalant naar de Via del Corso. De Via del Corso! Daar was ik nog nooit overheen gereden, en de meeste Romeinen ook niet. Ik kon parkeren om de hoek van de Trevifontein en zag hem zoals hij alleen in La dolce vita van Fellini te zien is: zonder mensen. In plaats van Anita Ekberg en Marcello Mastroianni kwam een Romein even een fotootje van zichzelf laten maken door zijn neef. ‘Dit gaat niemand geloven’, grijnsde hij tevreden. ‘Ik voor een lege Trevifontein.’

De Spaanse Trappen waren ook helemaal leeg, ik kon parkeren óp het Piazza Barberini, waar een Romeins echtpaar arm in arm naar de Tritonfontein van Bernini aan het kijken was. Gewoon alleen stil kijken, naar die stoere zeemeerman die met zijn hoofd in zijn nek drinkt uit een schelp, gedragen door vier dolfijnen. Voor de lol de lege Via Veneto even op en neer, langs het uitgestorven Stazione Termini, de Santa Maria Maggiore en de Sint-Jan van Lateranen. Achterom kronkelend via de prachtige Colle Oppio tot het Colosseum, waar ook geen hond te bekennen was, en door naar het Circus Maximus dat romantisch overdekt was met een zee van wilde voorjaarsbloemen en waar drie Romeinen rondjes renden. Het achteraanzicht van het Forum Romanum was adembenemend. Ik was klaar.

Ik had de hele Romereis gedaan in drie uur, met nog een cappuccino-pauze van een halfuur. Nooit meer zal ik Rome zo zien. En niemand zal het ooit meer zo zien. Dit was Goethe 1786. ‘Und nur unter der Porta del Popolo war ich mir gewiss, Rom zu haben’, schrijft hij op 1 november 1786 verrukt aan zijn vrienden in Duitsland.

Want dat was toen nog het grote avontuur: of je Rome überhaupt zou halen. Of er onderweg niets zou gebeuren. Het was een gevaarlijke weg over de Brennerpas in je koetsje, en in Italië kon er ook van alles misgaan. Overvallen, bandieten, dodelijke ziektes, noodweer, je wist het niet. Goethe doet er twee volle maanden over van Karlsbad tot Rome, van 3 september tot 1 november. Hij jakkert (voor zover jakkeren toen kon) langs alle highlights onderweg, want hij heeft haast. ‘Die Stadt hatte ich eiligst durchlaufen, den Dom, das Baptisterium. Hier tut sich wieder eine ganz neue, mir unbekannte Welt auf, an der ich nicht verweilen will’, schrijft hij op 25 oktober uit Florence. Hij wil door naar Rome. Goethe was ziek van verlangen naar Rome, waar hij ‘de sleutel van het al’ denkt te vinden. ‘Zuletzt durft’ ich kein lateinisch Buch mehr ansehen, keine Zeichnung einer italienischen Gegend. Die Begierde Rom zu sehen, war überreif.’

De Thermen van Caracalla in Rome, 2014 © Nicola Bartolone / de Beeldunie

Ziek zullen ze er waarschijnlijk niet van worden, de Nederlandse scholieren die de Romereis dit jaar misschien door de neus geboord gaat worden, maar pijn doet het wel. Van de rond de 160 gymnasia en vwo-scholen die jaarlijks naar Rome gaan, heeft meer dan de helft zijn reis moeten afgelasten of uitstellen vanwege corona. De voorjaarsperiode van eind maart tot begin juni is uiteraard uitgevallen, en in die periode gaan de meeste scholen. Wat er nu gaat gebeuren is nog onzeker.

Over het nut van het leren van dode talen kun je twisten, over het nut van de Romereis ook. Maar voor wie in de niche werkt, is er geen twijfel

Want wat kan nog? Verschuif je de voorjaarsreis naar september of oktober, met dan inmiddels zesdeklassers die aan het begin van hun eindexamenjaar staan en toch al zo veel onderwijs hebben moeten missen? En kun je september of oktober nu al boeken, of is het nog steeds een risico? Of til je de Romereis helemaal door naar volgend voorjaar, 2021? Dit is voor scholen die normaal in de herfst gaan met de vijfde klassen misschien nog wel een optie, maar scholen die deze voorjaars-shift hebben gemist, komen dan in het nauw met de volgende Romegroep die moet vertrekken. Er zijn maar zoveel leraren die de groepen kunnen rondleiden, je kunt niet een stuwmeer van Romereizen voor vijfde- én zesdeklassers op hetzelfde moment laten ontstaan. Kortom, het is een duivels algoritme, waar de meeste scholen nu nog mee worstelen.

Eén ding lijkt zeker: de Romereizen die in de lockdownmaanden vielen helemaal cancelen voor de groepen vijfdeklassers die in september aan hun eindexamen gaan beginnen, wordt gezien als een drama. ‘Als de afgelaste Romereis niet alsnog door kan gaan in september, oktober, desnoods november, dan gaat er een generatie zijn diploma halen zonder Romereis’, zegt Joep Beijst (36), docent geschiedenis bij het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam. En voor iemand die, zoals Joep Beijst, behalve bevlogen Romereis-begeleider, ook bedenker en oprichter is van het blad Roma Aeterna, is dat nooit meer in te halen schade. ‘Het gaat niet om het feit dat de kinderen zelf al in Rome zijn geweest, zoals de meesten van onze school. Het gaat om déze reis, een rite de passage, en een sleutelmoment van de opleiding.’

Het Barlaeus heeft een ingewikkelde organisatie, omdat de groepen gesplitst naar Rome en Napels gaan, waarbij ze elkaar één dag kruisen in Rome, en bovendien het groepje leerlingen dat Grieks én Latijn als eindexamenvak heeft gekozen eerder vertrekt naar Paestum, vanwege het Magna Graecia-aspect. Als een soort bonus, want ja, zegt de rector van het Barlaeus Alwin Hietbrink, de hoop is toch dat zo veel mogelijk leerlingen kiezen voor beide klassieke talen. Dit jaar, maar ook de jaren ervoor waren het er maar rond de twintig, op een groep van 120 vijfdeklassers, en dat is niet veel.

Over het nut van het leren van de dode talen kun je tot in de eeuwigheid twisten, over het nut van de Romereis ook. Maar voor wie werkt in de kleine niche is er natuurlijk geen twijfel. ‘Het gaat om het doorgronden van onze hele denkgeschiedenis’, aldus de rector, die filosofie heeft gestudeerd en niet de klassieke talen. Maar hij heeft het ernstig gemist bij het bestuderen van Heidegger. ‘Al die passages van Aristoteles in het Grieks waar Heidegger op voortborduurt, die kon ik niet in de originele taal lezen, en dan mis je toch veel.’

Docent geschiedenis Joep Beijst zat in Rome op het moment dat de bijl van de lockdown viel. ‘We logeerden met een ploeg Rome-begeleiders van scholen uit het hele land op het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome. Een nascholingscursus zoals we die elk jaar proberen te organiseren. Hoe draag je de schoonheid van Rome en de passie voor de klassieke plekken van de Grand Tour over in de 21ste eeuw? Hóe praten we over de Oudheid? We leven in een andere tijd met veranderende interesses. Hoe zet je leerlingen aan het kijken en denken over die plekken?’

Hij zou blijven en vanuit Rome doorreizen naar Napels met de leerlingen uit Amsterdam. Ze zouden landen op 27 februari. Op 25 februari nam het Barlaeus het besluit: we gaan niet. Noord-Italië was al oranje, hard op weg naar rood, Rome was geel. Het was niet verantwoord, vond het Barlaeus terecht. Vanuit Rome zag het er heel anders uit. ‘Wij zaten nog helemaal in de wereld van toen, het gebeurde allemaal terwijl wij er zaten. In Rome werd het steeds stiller op straat en wij liepen nog opgewekt rond over het Forum Romanum. Een helemaal leeg Forum, we waren de enigen, dat viel ons wel op’, vertelt Joep Beijst.

Het Forum Romanum, zo’n plek waar je ook nooit meer komt nadat je het één keer met school hebt gedaan, is een heel goed voorbeeld van wat Beijst nu precies bedoelt met leerlingen aan het kijken en denken zetten over de klassieke plekken van de Grand Tour. Hij zegt: ‘Ja, juist eigenlijk het Forum. Wij hebben het daar met elkaar gehad over het feit dat het Forum zoals je het nu ziet op geen enkel moment in de tijd ooit zo heeft bestaan. En dat is heel belangrijk, om dat besef te laten indalen voordat je onderdeel voor onderdeel gaat toelichten. Het Forum is een lasagne van laagjes geschiedenis die langzaam maar zeker zijn uitgegraven en daar nu allemaal zo samen liggen, maar niet samen bestonden. In de negentiende eeuw werd het Forum voor het eerst een nationalistisch pr-project, want toen begon het besef door te dringen dat deze kuil van oudheid een wereld-appeal had. Er graasden toen nog schaapskuddes. Mussolini had ook heel goed door dat hij moest inzetten op het Forum, steeds nieuwe ontdekkingen en opgravingen aan de wereld voeren. Tijdens onze reis in februari werd plots het graf van Romulus ontdekt. De grondtoon van Rome is het voortdurend reconstrueren van het eigen verleden, en het is ontzettend belangrijk om die grondtoon over te brengen op de leerlingen.’

De verwachting voor 2020 is dat er achttien miljard euro verloren zal gaan. Het Italiaanse toerisme keldert naar het niveau van 1978

Voor alle Romereizen geldt: ze worden gedaan door bevlogen docenten, die het vaak zien als hun levenswerk. Misschien zal niet iedereen zo goed uit zijn woorden komen als deze docent geschiedenis, die het hele jaar door bezig is met het onderwerp, vanwege het blad Roma Aeterna dat tweejaarlijks verschijnt. Een mooi vormgegeven blad, dat reflecteert op het ‘Rome-doen’ in de 21ste eeuw. Hoeveel er nog te ontdekken valt, welke dwarsverbanden er te leggen zijn, welke thema’s Rome in zijn ingewanden verbergt, wat we er vandaag aan kunnen hebben; de invalshoeken zijn oneindig.

Maar iedere docent die naar Rome gaat doet het met het hart. De gedachte dat een groep leerlingen buiten de boot gaat vallen, wordt ervaren als de diefstal van een onvergetelijke ervaring. Het Gymnasium Felisenum uit Velsen denkt er zelfs over om de Romereis facultatief in de zomervakantie van 2021 aan te bieden, wanneer de gedupeerde vijfdeklassers inmiddels al hun eindexamen zullen hebben gedaan.

‘We zijn ermee bezig’, zegt rector Marcel Kemper, ‘want 2020 gaan we niet meer halen.’ Het Felisenum biedt jaarlijks om en om een Rome-Napels-Paestum-reis of een Griekenlandreis aan de gymnasiasten aan. De periode is april-mei. Het najaar is al bezet, omdat de eindexamenkandidaten dan naar Berlijn, Londen, Edinburgh of Parijs gaan. ‘Bovendien zit september-oktober natuurlijk propvol, als er weer naar Italië gevlogen kan worden’, aldus de rector. ‘Wij vinden dat geen goede periode voor Rome of Griekenland.’ Maar omdat ook Kemper vindt dat de klassieke reis ‘de kroon op de opleiding is’, ‘waar alles wat ze hebben geleerd op zijn plaats valt’, wordt gedacht aan de facultatieve oplossing in de zomervakantie van 2021. Er is veel animo voor, aldus de rector.

‘En dat is echt heel wat, hoor’, zegt Gemma Grootemaat van Labrys Reizen in Nijmegen. Deze reisorganisatie heeft zo’n beetje alle Rome- en Oudheidsreizen van Nederlandse scholen onder haar hoede. ‘Want na je eindexamen ga je met z’n allen chillen op het strand van Lloret de Mar, Salou of Chersonissos op Kreta. Het feit dat de leerlingen bereid zijn om dat op te geven om alsnog hun klassieke Rome- of Griekenlandreis in te halen is echt heel bijzonder.’

Grootemaat heeft de afgelopen maanden non-stop aan de telefoon gezeten met scholen, die allemaal maar één ding wilden weten: wanneer kunnen we gaan? Wat is verantwoord? ‘Had ik maar een glazen bol’, verzucht ze. ‘We hebben voor de voorjaarsperiode nu zo’n 140 klassieke schoolreizen moeten annuleren. Iets minder dan de helft heeft omgeboekt, of is daar nog mee bezig. Maar een behoorlijk aantal scholen niet. Niet iedereen kan deze reis zomaar ergens anders in het schoolschema passen. En het is ook een financiële kwestie. Want deals die je kunt sluiten als je dingen ruim van tevoren kunt inplannen, zijn er niet meer, als er een stuwmeer in september en oktober ontstaat. Alhoewel iedereen echt zijn best doet. Omdat we al 28 jaar Romereizen boeken, is er natuurlijk wel een groot netwerk dat bereid is om ons tegemoet te komen. En dat moeten ze ook wel doen, want tot nog toe is alles in vouchers bevroren. Het geld is al overgemaakt, niemand kan het nu terugbetalen, en dus moeten we elkaar allemaal een beetje tegemoetkomen. Het gaat toch om veel geld.’

De Italiaanse premier Conte wil de toeristen graag zo snel mogelijk terug, heeft hij gezegd. Logisch, want ze zijn een dragende pijler van veertien procent onder het bruto Italiaans product. De verwachting voor 2020 is dat achttien miljard euro verloren zal gaan, het toerisme keldert naar het niveau van 1978. Van 218 miljoen toeristen naar 154 miljoen, in de gunstigste schatting. Het enige voordeel is misschien voor de buitenlandse reisbureaus, want de organisatie van een klassieke Romereis is een helse klus geworden, in het Rome anno nu.

‘Wij zitten als eksters boven op de sites van alle plekken waarvoor je moet reserveren’, zegt Roel Geukemeijer, bedenker van Labrys Reizen en zelf voormalig docent oude talen. ‘Het is een duivels systeem, waarbij niets van tevoren vaststaat. Ineens pats, wordt een periode vrijgegeven, en wat wij doen, de hele dag de sites in de gaten houden, doen natuurlijk duizenden touroperators over de hele wereld. De periodes die iedereen het liefste wil, zijn maart, april en mei of september en oktober. Voor de verplichte nummers, de Vaticaanse musea, het Colosseum en het Forum Romanum, en natuurlijk de Galleria Borghese, is het echt een strijd. Er wordt maar een beperkt aantal timeslots voor scholen uitgegeven, en het is nooit van tevoren bekend wanneer. De Galleria Borghese is zo ongeveer onmogelijk geworden. Daarvan denk ik wel: kom op Rome, kom ons eens tegemoet. Want waarvoor komen we anders?’

Er zijn ook Rome-coryfeeën die het rondleiden door het afgeladen Rome van de wereld voor corona voor gezien houden. Ik ken er één, van mijn oude school, die ondanks een uitmuntende conditie en een door jarenlange ervaringen tot een diamant uitgeslepen Rometour, niet meer wil. Voor alles moeten reserveren, overal in de rij staan wachten met andere scholen, al je kleine geheimtips en stille hoekjes ingenomen zien door de massa’s, ze hoeft niet meer.

Roel Geukemeijer van Labrys: ‘Daarom proberen wij scholen ook te overtuigen om uit de piekmaanden te verhuizen. November, januari en februari zijn fantastisch in Rome. Ik kom er zelf dan het liefst. Alles kost veel minder, je beweegt je niet tussen hordes andere scholen en toeristen, de stad toont zijn eigen gezicht en het weer is meestal goed. De scholen die dat durven, willen nooit meer anders.’