Altijd ben ik bang geweest aan de verkeerde kant te staan. En waar sta ik nu? De verkeerde kant impliceert dat er ook een goede kant is. Die moet bestaan uit mensen die het moreel juiste denken. Die hun moraal baseren op kennis, een fraaie ideologie die uitgaat van eerlijkheid en rechtvaardigheid. Kortom, een moraal met gepolijste waarden en normen.
Dus zelf meen ik dat ik aan de goede kant sta. Toch krijg ik bijna dagelijks e-mails (helaas nooit meer brieven of kaarten) van lieden die mij aan de verkeerde kant vinden staan. Ze nemen mij bijvoorbeeld mijn standpunten over de islam kwalijk, of ze vinden dat ik ‘nooit eens over Wilders’ schrijf en vaak tegen GroenLinks. Dat zou best kunnen.
Sartre heeft zoiets gezegd als: ‘Je moet altijd redeneren vanuit en voor hen die de minste mogelijkheden hebben.’ Ik vond en vind dat een mooi principe, maar juist daar is het met mij misgegaan, zou ik tegen hen willen zeggen die mij aan de verkeerde kant vinden staan.
Neem vluchtelingen (ik ga grote stappen nemen, waarvoor excuus). In principe mag iedereen van mij hier komen. Maar als dat ten koste zou gaan van hen die hier zijn en al weinig mogelijkheden hebben, dan vind ik het noodzakelijk als je vragen stelt. Is dit wel zo goed voor onze werklozen? Is er werk genoeg voor de vluchtelingen? Et cetera. Je kunt wel zeggen: die vluchtelingen zijn dan nu degenen met de minste mogelijkheden, maar je kunt eveneens stellen: wat rechtvaardigt hun komst? Ik zit dan al snel op: jij mag wel komen uit dat land waar oorlog is en waar je als homo, vrouw of transgender opgehangen of opgesloten wordt, maar jij niet, gelukzoeker. En voordat je het weet sta je voor een groot huis met allerlei kantoren: GroenLinks, PVV, Forum, SP, PvdA, CDA… De één wil niet eens dat je de vraag stelt, de ander heet je van harte welkom.
Ofschoon je jezelf vragen stelde om te nuanceren, blijk je te radicaliseren. Of althans, je wekt de indruk dat je standpunten over een onzichtbare ‘rode lijn’ worden getrokken. Je hoort jezelf zinnen debiteren als: ‘Wat Wilders zegt, is juist…’ Of: ‘Toch heeft Trump minder buitenlandse oorlogen gevoerd dan Obama…’
‘Doe nou eens niet zo ongenuanceerd!’ hoor je, ‘Wilders is een fascist net als die geschifte Trump.’
En toch blijf ik erbij dat ik redeneer vanuit en voor degenen die de minste kansen hebben, de minste mogelijkheden, die misschien niet het vocabulaire hebben om uit te drukken wat ze vinden. Ik sta voor de bangeriken, de angsthazen, de slomen en de domoren, de geestelijk gestoorden. Maar ben ik er zelf een? Vertegenwoordig ik ze wel goed omdat ik ‘aan de verkeerde kant’ sta? Sta ik aan de verkeerde kant?
‘Je bent bot. Je nuanceert niet’, hoor ik. Ik nuanceer juist wel, wil ik schreeuwen, maar ik haal mijn schouders op. Aan het begrip ‘nuanceren’ wordt ook al gekloven door de moraalridders.
Al sinds de dood van Theo van Gogh – inderdaad een vriend van mij – moet ik mij verantwoorden voor mijn stemgedrag. ‘Nee, ik heb niet op Geert Wilders gestemd. Ik stemde op GeenPeil. We haalden drieduizend stemmen.’
‘Ik vond Hillary Clinton een trut en onbetrouwbaar, maar ik zou toch op haar gestemd hebben.’
‘Sorry, ik ben voor een kleine overheid, want die garandeert een grotere individuele vrijheid en daar gaat het mij om.’
‘Ja, ik vind de ene godsdienst beter dan de andere, de bijbel mooier dan de koran, en in een God geloof ik niet.’
Laatst schreef iemand: ‘Ik dacht vroeger dat je een goed mens was…’ Zoiets treft me wel. Aan de andere kant heb ik mezelf nooit ‘een goed mens’ gevonden. Ik weet niet meer wat dat is.