
1. Judith Joy Ross (Fotografie)
Ooit konden fotografen gewoon met hun werk het MoMA binnenstappen en hun portfolio op het bureau van John Szarkowski achterlaten. Judith Joy Ross werd gevraagd terug te komen om met de legendarische fotografiecurator van het museum te komen praten. Hij had haar eerste werk bekeken, een serie portretten die ze in 1982 had gemaakt in Eurana Park in Weatherly, een dorp van niks in de Amerikaanse staat Pennsylvania, en was onder de indruk. Of ze misschien bekend was met het werk van August Sander, de Duitse peetvader van de twintigste-eeuwse portretfotografie? Ze antwoordde ontkennend. Een keiharde leugen. ‘I was like Judas denying Christ’, zei ze vorig jaar in een interview in het fototijdschrift Aperture. ‘I didn’t want him to think I was cheating.’
Szarkowski doorzag haar leugen direct en drukte haar op het hart dat ze zich geen zorgen hoefde te maken: ‘It’s okay, Judith. It’s called tradition to be influenced by another’s work.’ Hij kocht twee van haar foto’s voor de permanente collectie van het museum.
De eerste foto van Judith Joy Ross die ik ooit zag liet niets kwijt over het wie en het waar en het waarom. Het was een foto van een jongen. Ik zou kunnen zeggen dat hij een jaar of zestien moet zijn, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik geen flauw idee heb. Hij heeft een capuchon strak over zijn hoofd, als een hoofddoekje, en zijn mond hangt half open. Ik denk dat het koud moet zijn geweest want in de achtergrond is, heel onscherp, nog iemand te zien die warm is aangekleed. Ik weet niet waarom de foto zo’n indruk maakte. Waaruit de emotionele lading, die onmiskenbaar sterk was, bestond. Pas jaren later las ik dat de ongetitelde foto was gemaakt bij het monument voor Vietnamveteranen in Washington D.C. Een verhaal was dat feit nog niet, maar op de een of andere manier was het wel een antwoord.
Jan Postma
2. Kirill Petrenko (Klassieke muziek)
Op 22 en 23 juni 2023 speelt het Koninklijk Concertgebouworkest onder Kirill Petrenko, een van de belangrijkste dirigenten van deze tijd. Sinds 2019 leidt hij de Berliner Philharmoniker. Die positie bereikte hij zonder enige ophef. Hij geeft geen interviews. Hij hangt niet de ster uit. Hij lanceert niet de ene na de andere overbodige cd. Hij pleit actief voor incourant repertoire, zoals de muziek van de Tsjech Josef Suk (1874-1935), schoonzoon van Dvorák.
In Amsterdam dirigeert hij twee meesterwerken waarvan het eerste, in opmaat naar Bartóks pantomime-ballet De houten prins, op één lijn mag met erkende historische kantelpunten, van Beethovens Eroica tot Stravinsky’s Sacre du printemps: de verpletterende Drei Orchesterstücke Op. 6 van Alban Berg (1885-1935). Het drieluik is verbeterde, ontpuberde Mahler, met utopische inspanning geëxtrapoleerd naar het spooklandschap van het vrij-atonale, waar de muziek wanhopig virtuoos de grenzen van het expressieve aftast. Niemand heeft een pathetische gestiek zo briljant geobjectiveerd als Berg. Het stuk voelt aan als de surreëel gedetailleerde analyse van totale wanhoop. Als uitdrukkingskunstenaar kent de componist van Wozzeck hier al zijn gelijke niet. De mars, deel 3, is dodelijk. Misschien kwam de muziek te laat. Het werd voltooid in 1914, maar een complete uitvoering van de inmiddels bijgepunte partituur vond, na een eerdere première van de eerste twee delen in 1921 onder Anton Webern, pas zestien jaar later in Oldenburg plaats, toen de ondergang van Bergs fin-de-siècle-Wenen al geschiedenis was.
Met Wozzeck blijft Op. 6 in zijn baanbrekende complexiteit en moeilijke schoonheid een van de essentieelste stukken van de twintigste eeuw. Dan Bartóks Houten prins (1917), dat na een ongehoord lyrische, aan Wagners Rheingold-voorspel herinnerende introductie uit de kast komt als een in de volksmuziek geworteld, hoogromantisch liefdessprookje – en ook dit stuk werd nooit zo populair als het verdiende. Zulke moeilijke gevallen hebben grote pleitbezorgers nodig die zichzelf niet ten koste van de noten op de voorgrond plaatsen. Zo iemand is Petrenko.
Bas van Putten

3. Don’t worry Darling (Film)
De Sexiest Vegetarian Celebrity of 2010 is ook de regisseur van Don’t Worry Darling, een film waar ik me op verheug sinds ik de trailer in de bioscoop zag. Ze heet Olivia Wilde, bekend geworden als acteur in de televisieserie House en sindsdien doelwit van de celebrity-journalistiek. Maar vooral is ze een intrigerende beginnende filmmaker, regisseur van de uitstekende tienerkomedie Booksmart uit 2019.
Ook Florence Pugh, die een van de hoofdrollen speelt in Don’t Worry Darling, heeft last van roddelmedia. Ze is een van de interessantste acteurs van nu, getuige haar adembenemende performances in Lady Macbeth en Midsommar. Maar wie iets over haar wil lezen stuit vooral op berichten dat ze zich minder bloot moet kleden. De reden? Haar borsten zouden ‘te klein’ zijn.
Dit alles is grappig, omdat glamour en body shaming precies lijken te passen bij het verhaal van Don’t Worry Darling. Pugh is namelijk een van de huisvrouwen in het plaatsje Victory. Haar echtgenoot (Harry Styles) werkt net als alle andere mannen voor het mysterieuze Victory-project. Terwijl die overdag weg zijn, genieten de vrouwen van de luxe die de schijnbaar hermetisch afgesloten gemeenschap biedt. Maar dan verschijnen ‘barsten in het idyllische leven die suggereren dat er achter de aantrekkelijke façade iets sinisters schuilgaat’, aldus de synopsis.
Qua verhaalcontext stel ik me de luchtleegte in de feministische beweging van de jaren vijftig voor, stilte voor de storm die de tweede golf in de jaren zeventig zou brengen. Ik verheug me op vrouwen die onder elkaar kletsen terwijl hun haar worden gedroogd, zo van: nou wát is die nieuwe wasmachine goed, zeg. En die stofzuiger! Maar ik voorspel afgaande op Wilde’s Booksmart vooral satire die bijt. ‘Het enige dat onze mannen van ons vragen is om hier te blijven’, zegt een van de knusse huisvrouwen. En dan weet je het al: ‘hier blijven’ is wel het laatste dat Florence Pugh gaat doen in Don’t Worry Darling. Ook al zijn er vreemde mannen in altijd omineuze rode overalls die achter haar aanzitten in de woestijn.
Gawie Keyser

4. Don Quichot e.a (Opera)
Het meest opwekkend zien de plannen van Opera Zuid eruit voor het komende seizoen, vol nieuwe creaties en ontdekkingen. Zo’n ontdekking is voor mij de Broadway-opera Lady in the Dark van de Duitse componist Kurt Weill, die in 1941 in ballingschap in Amerika leefde. Deze opera gaat over een overwerkte moderedactrice die bij een psychiater vreemde dromen beleeft, wat een raamvertelling oplevert met drie miniatuur-droomopera’s, die ‘niemand onberoerd kunnen laten’. Voor de gelegenheid is van de psychiater door regisseur Anna Pool een vrouw gemaakt, dirigent is David Stern. Daartegenover gaan in Ändere die Welt! dirigent Leonard Evers en regisseur Mart van Berckel op zoek naar een nieuwe definitie van revolutie en de utopische droom van een andere wereld.
De Nationale Opera komt met reprises, maar ook met andere geluiden, zoals een sprookjesopera uit 1910 van Engelbert Humperdinck, de man van de populaire Hans en Grietje-opera, Königskinder, over de noodlottige liefde tussen een ganzenhoedster en een prins, geregisseerd door Christof Loy en gedirigeerd door de tijdelijk teruggekeerde verloren zoon dirigent Marc Albrecht. Steef de Jong, van de onweerstaanbare kartonnen kleinschalige voorstellingen, maakt nu in de Grote Zaal van Nationale Opera & Ballet een familievoorstelling Operetta Land, een meeslepend verhaal met muziek van Johann Strauss jr., Jacques Offenbach en Arthur Sullivan. En dan komt de altijd verrassende Amerikaanse regisseur Peter Sellars terug met de fenomenale sopraan Julia Bullock in Perle Noire: Meditations for Joséphine over de onvermoeibare strijdlust van zangeres Josephine Baker.
Veel verwacht ik van een nieuwe opera in oude stijl door Opera2day: Don Quichot, waarin het verhaal van de dolende ridder in onze tijd wordt gezet. Componist Vanni Moretto, het New European Ensemble en La Fonte Musica zullen zich laten inspireren door middeleeuwse muziek uit vele streken.
Max Arian

5. Vermeer (Kunst)
Absoluut hoogtepunt in het culturele jaar wordt de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in de lente van 2023. Dat is bepaald geen inkoppertje: de laatste keer dat zoiets gebeurde was in 1996 in het Mauritshuis, met 22 schilderijen. Het ziet ernaar uit dat het Rijks daar nog overheen gaat, terwijl er wereldwijd maar 34 schilderijen bestaan die met zekerheid aan Vermeer worden toegeschreven.
We kunnen ons verheugen op spektakel, en ook op een hoop mystificatie en een hoop gegis naar verdwenen meesterstukken, vreemde optische manoeuvres en beruchte vervalsingen. Dat is onvermijdelijk, want vergeleken met de grote massa gegevens over leven en werk van Rembrandt is er van Vermeer zo goed als niets bekend. Zijn reputatie bleef grotendeels tot Delft beperkt, hij signeerde minder dan de helft van zijn stukken en dateerde er maar één, er zijn geen tekeningen of voorstudies over, bij zijn dood wist niemand hoe groot zijn oeuvre precies was – schattingen houden het op niet meer dan veertig schilderijen. O, en hij was katholiek, wat misschien zou kunnen leiden naar andere interpretaties van de iconografie van sommige werken – maar ook dat is niet honderd procent bewezen.
Voor het Rijksmuseum is dit een relationele krachttoer zonder weerga. Die levert een balzaal aan topstukken op: De geograaf uit Frankfurt; de Brieflezende vrouw uit Dresden, net spectaculair gerestaureerd; de Briefschrijvende vrouw uit Dublin (een schilderij dat twee keer werd gestolen, mogelijk ten behoeve van de ira); alle Vermeers uit het Mauritshuis inclusief het Meisje met de parel en het Gezicht op Delft, enzovoort. De National Gallery of Art in Washington levert alle vier zijn Vermeers, of liever gezegd: alle drieënhalf, want het Vermeerschap van hun Meisje met de fluit wordt sinds de jaren vijftig betwijfeld. Het was in schenking uit 1942 door Joseph Widener, die het in 1906 had gekocht. In die jaren werd Widener op grote schaal door de Nederlandse kunsthandelaar Nardus belazerd.
Museum Prinsenhof Delft organiseert in dezelfde periode de tentoonstelling Het Delft van Vermeer, die de cultuurhistorische context van Vermeers praktijk toont.
Koen Kleijn

6. Rosalía (Popmuziek)
‘Rosalía trekt eigenhandig Spaanse popmuziek de 21ste eeuw in’, kopte El País deze maand in een uitgebreid overzichtsartikel. Welja, Eres tú van Mocedades, de Spaanse Songfestival-inzending van 1973, zal nog wel een belletje doen rinkelen, maar muziek uit de vroege jaren 00 van acts als La Casa Azul of Mala Rodríguez hebben nauwelijks de grenzen van de Schengenzone gepasseerd, laat staan de tand des tijds doorstaan.
Mondiale popsensatie annex flamenco-innovator Rosalía maakt popmuziek die uit de verre toekomst lijkt te komen. El mal querer was een baanbrekende tour de force waarvan de rijkdom schuilde in de stiltes die ze tussen de fuertes (felle handklappen) en de sordas (doffe handklappen) liet vallen. Op haar laatste worp Motomami hebben de vervormde aria’s en spaarzame elektronica aan ruimte ingeboet voor een dynamische collage van geluiden uit de Spaanstalige Cariben. Het is een huzarenstukje van reggaeton, dembow, bachata, bolero, hyperpop, jazz en flamenco.
Rosalía is klassiek geschoold in de flamenco. Ze leerde dat muziek niet per se zuiver hoeft te klinken – althans, dat is niet het belangrijkste. Ook popmuziek mag pijn doen. Schuren. Bloeden. In Andalusië krabden ze zich in eerste instantie toch even achter de oren of een jonge vrouw uit Catalonië wel flamenco mocht zingen. Gelukkig is Rosalía allerminst geïnteresseerd in het verdoezelen van haar inspiratiebronnen. À la Beyoncé krijgt iedere willekeurige passant die per ongeluk een boer laat in haar studio een eervolle vermelding.
In de credits van de Motomami-tour die in december in Amsterdam te zien is, staat alvast één naam die tot de verbeelding spreekt: Charm La’Donna – choreograaf van onder meer Dua Lipa en Madonna, en meesterbrein achter de baanbrekende show van Kendrick Lamar tijdens de Grammy’s van 2018. Nog altijd krijg ik kippenvel als ik dat optreden terugkijk. Van Rosalía verwacht ik niets minder.
Oscar Bouwhuis

7. Kjartansson &Abramović
‘Ik was smoorlijk verliefd op gravin De ***. Ik was twintig en ik was onnozel; ze bedroog me, ik werd boos, ze verliet me. Ik was onnozel, ik wilde haar terug; ik was twintig, ze vergaf me. En omdat ik twintig was en onnozel, nog altijd bedrogen maar niet langer verlaten, waande ik me de innigst beminde aller minnaars en dus de gelukkigste man van de wereld.’
Deze eerste zinnen uit de novelle Point de lendemain uit 1777 van Vivant Denon (in vertaling van Martin de Haan en Rokus Hofstede: Eenmaal, immermeer) inspireerden de diep romantische IJslandse kunstenaar Ragnar Kjartansson tot het schrijven van een lied voor een ballet met zes dansers en zes gitaren. Er zit vaak muziek in het werk van Kjartansson: ik herinner me een pianoconcert in de Rocky Mountains en een ontroerend mooi samenkomen van muzikanten in een oud landhuis.
Het ballet No Tomorrow, in samenwerking met choreografe Margrét Bjarnadóttir en songwriter Bryce Dessner, krijgt in museum De Pont in een solotentoonstelling van de kunstenaar nieuw leven in de vorm van een grootschalige (muziek)video-installatie. De dansers sluipen dan met hun gitaren en zang om de bezoeker heen.
Ook kunstenaar Marina Abramović komt zingen in Nederland: twee weken lang staat zij in Carré, eerst met het speciaal voor Amsterdam gemaakte No Intermission en vervolgens met de reizende opera 7 Deaths of Maria Callas. No Intermission wordt aangekondigd als een ‘performance art experience’ en duurt zo lang als de bezoeker de beroemde ‘Abramović Method’ aankan, op één zaterdag zelfs van 12.00 uur tot middernacht. 7 Deaths of Maria Callas is een eerbetoon aan de erfenis van de Grieks-Amerikaanse sopraan met wie Abramović zich van kinds af aan verbonden voelt. Twee sterren vallen samen.
Roos van der Lint

8. Bel-Air (Serie)
Het is zo’n geboorteverhaal waarvan je van tevoren wéét dat het in alle persberichten en recensies zal opduiken: de onbekende Morgan Cooper (1992) schreef en regisseerde in 2019 een trailer voor een serie die helemaal niet gemaakt ging worden, gewoon omdat hij daar zin in had. Cooper stelde zich in zijn strakke, paar minuten durende film voor hoe de wereldberoemde sitcom The Fresh Prince of Bel-Air zou zijn met een dramatische in plaats van komische grondtoon. Will Smith – de ster van The Fresh Prince, of eigenlijk maakte die serie hem decennia terug een ster – was danig onder de indruk, zette zijn schouders eronder en verzamelde producenten, en nu is daar de rauwe, dramatische serie die Cooper alleen als verre fictie in zijn hoofd had.
Bel-Air is dus een hervertelling. Ook hier wordt het personage Will Smith – de acteur speelt zelf niet in Bel-Air – van de straten van West Philadelphia naar zijn oom en tante in de welgestelde villawijk Bel-Air gestuurd. Ook hier botst die opstandige tiener met de welgestelde elite. Maar waar dergelijke confrontaties in het aanstekelijke origineel leiden tot een lach(band), volgt hier meer serieuze frictie: Bel-Air draait om ongelijkheid qua welvaart, qua sekse, qua culturele achtergrond. En die toon is meer dan een mediageniek haakje; Bel-Air past bij de veranderende tijdgeest (typerend: het origineel werd gecreëerd door twee witte mannen), en probeert te onderzoeken wat de rol is van een dolende zwarte tiener in hedendaags Amerika.
Interessant. The Fresh Prince of Bel-Air was een serie waar hele generaties jongeren mee opgroeiden – veel afleveringen, naar mijn idee werd er altijd wel een herhaling uitgezonden. Van Bel-Air werden de eerste afleveringen in Amerika inmiddels vertoond en er zijn alvast nieuwe seizoenen aangekondigd. Binnenkort komt de serie naar Nederland. Laten we hopen dat Bel-Air net zo’n lang leven voor zich heeft als zijn licht verteerbare oervader, en dat de serie die tijd wordt gegund.
Thomas Heerma van Voss
9. Het rampjaar 1672 (Televisie)
Nooit eerder droegen omroepen nul dramaproducties aan op onze vraag naar veelbelovende kunst- en cultuurprogramma’s. Terwijl tv-drama, kind van theater en film, bloeit als nooit tevoren. Bij ons vooral kwantitatief en in het lichtere genre, dat weer wel. Documentaires gaan Human, ntr en vpro volgens opgave gelukkig volop brengen. En standaard bieden die kwaliteit.
Ik kies voor Andere tijden. Omdat dat door Verantwoordelijke Autoriteiten afgeknepen werd. En omdat in wat restte en in de bevochten specials steeds weer blijkt hoe belangrijk, indrukwekkend en actueel geschiedprogramma’s kunnen zijn. Deze keer Het rampjaar 1672 in maar liefst zeven delen. Het jaar van ‘redeloos, radeloos, reddeloos’, waarin ‘we’ aangevallen werden door Münster, Keulen, Engeland én Frankrijk. Hoe kan een dwergstaatje als de Republiek zoveel gebundelde agressie veroorzaken?
Dat kan als het mirakel van buitenproportionele economische macht in het spel is. Terwijl intern Oranje- en staatsgezinden elkaar naar het leven staan. En Holland de zes anderen tot getergde tegenstanders heeft gemaakt (arm Drenthe en de roomse gewesten hadden geen stem). Bla-bla-schoolkennis? Zodra je inzoomt wordt het fascinerend. En dat is wat ze daar, zoals eerder in talloze prachtseries, gaan doen. Met een schare historici onder wie Luc Panhuysen, auteur van het standaardwerk over de materie.
Opmaat vormt de dood van de jonge stadhouder Willem II in 1650. Zijn eerstgeborene ligt in een wieg tussen de rouwgordijnen. Dit is de kans voor Holland om de centralistische Oranjes voorgoed kwijt te raken. Maar de gebroeders De Witt werden twee decennia later letterlijk geslacht. Toch overleefde die Republiek, al zou het nooit meer worden zoals het was. Voor elite en middengroepen dan, want Arm in de Gouden Eeuw heette al een tentoonstelling in 1965.
Zeer aanbevolen een documentaire over Natasja Kensmil. Niemand die zulke meesterlijke, confronterende röntgenkunst maakt over onder meer ‘onze’ regenten en hun deels koloniaal verworven rijkdom.
Walter van der Kooi

10. Exit MacBeth (Toneel)
‘Voor deze voorstelling zijn geen dieren gedood’, staat als disclaimer op de website van het Noord Nederlands Toneel. In Exit Macbeth wordt het toneel namelijk bevolkt door opgezette vogels, vossen, herten, schapen. Zij zijn door de Duitse poppenspeler en -maker Michael Pietsch bewerkt tot karaktervolle, beweeglijke marionetten en handpoppen.
Op de lijst van medewerkers staan de dode dieren als ‘acteurs’ vermeld. Uit deze vrije bewerking van Shakespeare’s bloederigste drama zijn Macbeth, zijn Lady en de vele oorlogszuchtige krijgsheren verwijderd. Wat overblijft zijn de heksen uit het stuk en wat bijfiguren. En we krijgen zicht op een belangrijk element in de originele tekst: ‘De natuur die zich verzet tegen het onophoudelijk geweld dat de mens veroorzaakt.’
De oorlogszuchtige titelfiguur roept uit dat hij pas overwonnen zal worden als het woud zich tegen hem keert, waarop hij belaagd wordt door een wandelend bos. Een sleutelscène voor de Duitse regisseur Jan-Christoph Gockel, die met collega Jana Vetten de voorstelling bij het nnt komt maken. ‘Het symboliseert wat er vandaag de dag gebeurt: er komen natuurrampen op ons af’, zegt hij. Zijn voorstelling gaat over het zogenaamde Macbeth-effect; dat mensen de neiging hebben hun handen (in bloed) te wassen nadat ze iets immoreels hebben gedaan.
De in Nederland nog onbekende Gockel maakte in Duitsland naam met regies waarbij toneelspel wordt vermengd met bewegingschoreografie en poppenmanipulatie. Echt iets voor het nnt dat zich onder leiding van Guy Weizman aan avontuurlijke, interdisciplinaire vormexperimenten waagt. Poppenmeester Michael Pietsch, vaste speler in de voorstellingen van Gockel, draagt zijn kunsten over aan de dansers en acteurs van het Groningse gezelschap. Het is aan hen om hun geprepareerde medespelers tot leven te wekken, wat vast even utopisch als sinister zal zijn. Ze doen dat onder het motto: kunnen we opnieuw leven blazen in iets dat we als mens hebben vernietigd?
Marijn van der Jagt
11. Lisa Verbelen (Toneel)
Lisa Verbelen is kernlid van het theatercollectief BOG., waarmee ze veelgeprezen talige en muzikale toneelwerken maakt. Ze speelde en maakte afgelopen seizoen ook samen met Florian Myjer en Marieke de Zwaan de indringende voorstelling Lady Chatterley’s Lover, die geselecteerd werd voor het Theater Festival en vrijdag 9 en zaterdag 10 september te zien is. Ze spelen in de Dokzaal van Plantage Dok te Amsterdam, waar de voorstelling ook eerder te zien was. Een prachtige locatie, waar hopelijk veel vaker toneel geprogrammeerd gaat worden. In de verte is Lady Chatterley’s Lover een bewerking van het boek van D.H. Lawrence, maar eerder is het een theatraal essay waar je oren van klapperen en uiteindelijk een snijdend protest tegen de onzichtbaarheid van queer mensen, door Verbelen onderkoeld, traag en uiterst trefzeker gebracht.
Op 14 september gaat in Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond de nieuwe voorstelling van de actrice, schrijver en componist in première, TWO is not a solo, die ze samen met jazzmuzikant Hendrik Lasure maakte. Het belooft een theatraal concert te worden van het album dat zij samen schreven en componeerden. Verbelen lijkt als soloperformer artistiek familie van Benjamin Verdonck. Eenzelfde soort theatraal vernuft, eenzelfde soort artistieke moed. Al herbergt haar werk gelukkig meer woede en eigenlijk ook meer kwetsbaarheid. Eerder maakte Verbelen onder eigen naam de solo’s ONE. en ALL., steeds met (eind)regie van Suze Milius, die ook nu weer meewerkt. Ze spelen daarna ook bij Ballhaus Ost in Berlijn, waar Verbelen schreef aan het album.
Het album is losjes rond het thema uitersten gerangschikt. Wat als we stoppen met het denken in extremen, maar juist radicaal het midden kiezen? ‘Niet lelijk, niet mooi, helemaal yin en yang, over you and me.’
Han van Wieringen
12. Dry Cleaning e.a. (Popmuziek)
me op Springsteen; pas als ik hem weer een zee van duizenden mensen zie opzwepen, voelt de pandemie voor mij werkelijk voorbij.
Ik verheug me op het nieuwe album, ergens in 2023, van zijn bastaardzonen uit New Jersey, The Gaslight Anthem, die tijdens hun eerste reünieshows deze maand een geestdrift toonden die ze lang kwijt waren. Ook verheug ik me op het Nederlands podiumdebuut van de band die hun drummer tijdens hun afwezigheid mede oprichtte: Mercy Union, op 13 september in de Melkweg. En op Kendrick Lamar, die dit najaar tourt met zijn prachtplaat Mr. Morale & the Big Steppers. Lamar vertegenwoordigt op plaat de top van de hiphop, maar op het podium misschien nog wel meer.
Maar als het gaat om albums dit jaar, dan kies ik voor twee indie-vrouwen. Een gevestigde en een nieuwe. Burning is een eerste voorproefje van het nieuwe album van Yeah Yeah Yeahs, de New Yorkse band rond de onvoorstelbaar charismatische Karen O. Het gaat over de branden in L.A. in 2020, klinkt naar een dansvloer in deze tijd, maar ook een uit de jaren zestig, door die verwijzing naar soulhit Beggin’ van Frankie Valli & The Four Seasons uit 1967.
En dan is er uit Londen Dry Cleaning, wiens tweede album in oktober verschijnt. De heerlijk dromerig, uitgesponnen single Anna Calls from the Arctic is geïnspireerd door de soundtracks van John Barry, van alleen al elf James Bond-films. De even coole als stoïcijnse praatzang van Florence Shaw blijkt opnieuw onweerstaanbaar. En omdat na twee jaar aan gedwongen concertonthouding de honger daarnaar nog steeds niet is gestild, ben ik blij dat ze ook komen spelen: op 10 november op Le Guess Who? in Utrecht.
Han van Wieringen