Tijdens een televisiefestival belandde ik aan tafel met iemand die hoofd klassieke muziek van de BBC bleek. Niks geen chic, eerder shabby; niks geen verbeelding, in tegenstelling tot sommige Britse collega’s. (Toen de Ieren verrassend en terecht de dramaprijs wonnen op dat festival zongen ze, lallend en honend, over de ‘goddamn arrogant bastards’ van de BBC: daar ligt een onfraaie geschiedenis.) Je moet als onbekenden wat met je conversatie en bij ons werd het, obligaat: ‘welke muziek gaat mee in ballingschap?’ Voor hem waren dat de drie Da Ponte-opera’s van Mozart. Mijn Mozartliefde was onbegrensd, maar ik had net het Oude-Muziek-licht gezien en bracht de Mariavespers van Monteverdi in. Met zulk onzinnig vergelijken (op welke plek stond Bach?) bewijzen nette lui elkaar niet van de straat te zijn. Al had hij natuurlijk niets te bewijzen. Maar het werd een fijn, voor mij leerzaam gesprek. Don Giovanni kende ik toen al goed, Cosi fan tutte en Le nozze di Figaro minder. Ik ging zijn keus met de jaren beter begrijpen. En lees op de Engelse Wikipedia dat BBC News Magazine in 2017 aan 172 operazangers vroeg naar de allerbeste opera. Winnaar: diezelfde Nozze. Een ‘operatic comedy, whose rich sense of humanity shines out of Mozart’s miraculous score.’
De Italiaanse dirigent Riccardo Minasi hoorde hem al als kind, voelt zich er als veertiger nog steeds mee verbonden en kan nog genieten als die eerste keer. Zoals hij er ook nog altijd in en van leert. Als je de documentaire Crazy Days van Sanne Rovers hebt gezien, over de Amsterdamse DNO-productie ervan onder zijn gedreven leiding, in 2020, weet je dat dat geen interessantdoenerij of verkooppraat is maar diepgemeend. Ik moest aan die BBC-man denken doordat Minasi zegt dat er drie stukken in het oeuvre van Wolfgang zijn waarbij hij het steeds weer nauwelijks droog houdt. Een daarvan noemt hij echt: de aria Voi che sapete van Cherubino, mezzosopraan in jongensrol. Hier geweldig gezongen door de Engelse Polly Leech, eerst twee seizoenen aan de Nationale Opera Studio verbonden, daarna onder meer teruggekeerd voor de Nozze. Wat mede verklaart waarom we haar door Amsterdam zien fietsen. Andere buitenlandse solisten kijken, terecht, wel uit.
Crazy Days zou alleen al de moeite waard zijn als exempel van The Making of an Opera. Wat is er nou mooier dan achter de schermen komen bij Grote Muzikanten die niet alleen Grote Muziek maar tegelijk ook Groot Theater maken, met alles wat daarbij komt van mise-en-scène tot robe; van gestiek tot belichting? Dan een dirigent (Minasi dus) die niet alleen zijn liefde voor partituur en libretto uiteen zet, maar ook vertelt over de hypersensitiviteit zodra hij voor het orkest staat: van elke muzikant voelt hij de stemming aan, van boos, blij, tot naar huis willen en ‘hij haat me’ (Minasi is niet louter van de fluwelen aanpak). Mooier dan solisten die zich loszingen of in de repetitieruimte bijna helemaal losgaan (sopraan Ruzan Mantashyan als de in alle opzichten schitterende en waardige gravin Almaviva), waarbij hun stem zich soms nog directer doordringt dan in de complete voorstelling met alles erop en eraan. Zeker als het stuk voor stuk geweldige zangers zijn, zoals dat bij DNO gebruikelijk is geworden. Waarlijk, zoals het Concertgebouworkest al lang wereldtop is, zo is dat de laatste decennia ook Audi, Lodder en opvolgers aan de Amstel gelukt.
Tel je zegeningen als je land tijdens jouw leven een van de centra voor Oude Muziek werd. Als de Zaterdagmatinee er in leven wordt geroepen. Als er een rijke ensemblecultuur ontstaat. Als pakweg Louis Andriessen, Calliope Tsoupaki en Joey Roukens landgenoten zijn. Als Podium Witteman een gouden tv-formule blijkt. Halleluja. Tot er een gure, populistische Zijlstra/VVD-wind opsteekt die veel stuk maakt van wat je lief is. Waarna er een vernietigende virusorkaan overheen komt. En we dus in Crazy Days al meteen zien dat de technische dienst volop bezig moet met het fulltime reinigen van deurknoppen, ‘ontsmet je handen’ de eerste begroeting is, ‘te dicht bij elkaar’ de regievisie bepaalt, Mozarts meesterwerk met een uur blijkt ingekort, rollen zijn weggesneden en het koor is ‘ontslagen’. Het werken naar een première moet altijd al soms crazy zijn, hier wordt de normale spanning peanuts, door de snel naderende dreiging van overheidsmaatregelen. Het is geen spoiler te zeggen dat van de acht voorgenomen gekortwiekte uitvoeringen in een volle Stopera er uiteindelijk louter een publiekloze stream overbleef. Dat maakt een documentaire over een toch al complexer dan gebruikelijk werkproces tot kleine tragedie. Het raakt de meeste betrokkenen diep, van paniekaanvallen tot stille depressie. Het raakt ze ook existentieel. Voor wie dat overdreven vindt: het gedwongen afscheid van sopraan Natalia Tanasii, understudy als gravin, een rol die ze de laatste drie uitvoeringen ook echt zou zingen, doet velen veel verdriet. Het blijkt het topje van een ijsberg als we Mantashyan horen vertellen dat er al veel collega-zangers helemaal moesten stoppen met hun beroep, dat zo vaak ook roeping is.
Minder extreem maar toch confronterend is dat bijna alle zangers en orkestleden nog blij mogen zijn met het feit dat er één uitvoering gestreamd gaat worden – het had ook allemaal vergeefs kunnen zijn en die dreiging leidt tot een frontale botsing tussen Minasi en de artistiek leider, Spanjaard Damià Carbonell Nicolau, rots in de virusbranding (maar graniet is niet al te empathisch). Maar ‘blij’ is een bitter woord, gehoord de indrukwekkende zangersgetuigenissen over het belang van de aanwezigheid van publiek, over wisselwerking, collectieve ervaring, gemeenschappelijkheid van emoties. ‘Het voelt nu toch meer als een repetitie’. Zij voelen dat zo. En elke theaterbezoeker kan het vanaf de andere kant van het podium bevestigen: het wonder van een uitvoering die gaat vliegen voor een volle zaal die mee ademt met klanken, beelden, gevoelens. Mensen waren niet voor niets in tranen bij uitvoeringen na lange lockdown.
Zie zelf hoe Sanne Rovers zowel de aspecten van een maakproces als de bizarre omstandigheden en toenemende dreiging zicht- en voelbaar maakt. Tot slot twee confessies. De eerste is dat er regelmatig brokken in de keel komen – door een wonderbaarlijke kracht die muziek meer dan enige andere kunstvorm, althans bij mij, bewerkstelligt. Zelfs dus bij een making of. De tweede: nog altijd heb ik de puberale neiging te vallen voor uitvoerenden, in mijn geval vooral die van vrouwelijke kunne. Het was weer raak. ‘Susanna’, Figaro’s aanstaande, belaagd door de graaf die het ‘ius primae noctis’ in ere (!) wil herstellen, wordt gespeeld en gezongen door de Chinese sopraan Ying Fang. Ze is geweldig: als personage centraal in de regie-opvatting, met prachtige stem. En als personage in de film. Jong en wijs. En liefhebbende dochter met ouders die zich, ver weg in China en begrijpelijk, vooral zorgen maken over haar gezondheid en haar dus, aandoenlijk, op het hart drukken toch vooral goed te eten. Ze zingt, in bruidskleed, prachtig de aria Deh vieni uit de vierde akte. Rovers filmt haar bij een kostuumrepetitie in de totaal lege foyer, gezeten naast de balie vol lege, blinkende glazen. Daar komt het bij elkaar: de schoonheid van kunstwerk en uitvoering; de absurditeit van de omstandigheden, want bruiloft zonder partner en gasten. Volheid en leegte ineen.
Sanne Rovers (regie), Crazy Days, Close Up, AVROTROS, woensdag 15 december, NPO 2, 22.57 uur. Bekijk de stream op cultuurticket.nl