Ik kreeg een mailtje van de voorzitster van de afdeling Amsterdam-Zuid. Welkom en zo, maar de gebruikelijke persoonlijke begroeting moest even wachten. De toeloop van vijftig nieuwe leden in korte tijd maakte dat lastig. Kwam wel op de aanstaande ledenvergadering. Ik kan me voorstellen dat de voorzitster even wil kijken of ze niet vijftig twee-euroleden moet begroeten die straks weer zijn verdwenen. Gelukkig kan ik haar op die ledenvergadering vertellen dat ik niet ‘tijdelijk’ lid geworden ben van de pvda, maar voor de lange termijn. Het is geen journalistieke gimmick. Ik doe echt mee.

De pvda heeft haar digitale zaken goed op orde. Ik kon meepraten en stemmen over amendementen, nou ja, dat had ik snel moeten doen, want ik realiseerde me dat het al 2 december was geweest. Ik kon me ook meteen registreren voor het verkiezingscongres in januari, bevestigd per kerende e-mail. En ik heb natuurlijk al gestemd voor de lijsttrekker, Samsom. De onthulling van de winnaar op het Aviodrome in Lelystad sla ik maar even over. Participatie kent zijn grenzen.

Kiezerscontact is het probleem van deze tijd, schijnt het. Egotripper Jacques Monasch had een paar van die vermeend typische gewone Amsterdammers opgetrommeld, handelaren op de Albert Cuypmarkt. Veel politici duiken daar op, camera’s in de buurt, om te laten zien dat ze zich met het volk verstaan. Misschien klopt dat, ik zou het niet weten, ik ga nooit naar de Albert Cuyp. Mijn Amsterdam bestaat uit buurtwinkels waar ik al dertig jaar kom, de kinderen zonder geld naartoe kon sturen en over van alles praat, inclusief politiek – gelukkig niet zo vaak. Jan de melkboer, Lex de groenteboer, Jeroen de fietsenboer, de slager, de ecowinkel en de Turkse groenteman wiens naam ik niet weet maar die me altijd begroet als ‘buurman’. Ze zouden beledigd zijn als ik ‘campingtaal’ met hen praatte, zoals een media-adviseur politici adviseerde.

Je moet onbeschaafde lieden niet vervolgen maar hun onbeschaafdheid aan de kaak stellen

Hoe neerbuigend kun je zijn? Joop den Uyl deed dat nooit, Drees paste wel op en natuurlijk had Jan Marijnissen dat niet nodig. En Jan Terlouw liet vorige week zien dat je een hartveroverend pleidooi kunt houden zonder in Jip en Janneke-taal te vervallen. In één klap liet hij trouwens ook zien waarom we kleine krabbelaars als Henk Krol en zijn clubje belangenbehartigers kunnen missen als kiespijn: deze tachtiger had een visie op de samenleving, op een toekomst die over de generaties heen strekte.

De reden dat progressieve partijen er niet in slagen te communiceren met hun natuurlijke kiezersachterban ligt in cultuur en identiteit. Dat zijn onderwerpen waarmee rechtse populisten van Trump tot Le Pen snaren raken. Of beter gezegd, het zijn niet hun eigen standpunten die die snaar raken, maar het besef dat het establishment die onderwerpen bagatelliseert. Hoe communiceer je met mensen die vaak al lang in een kansloze positie zitten? De gemeenschappen in het Midden-Westen van Amerika waar Trump scoorde zijn er in Nederland ook. Ze zien er niet zo desolaat uit als de dichtgetimmerde Main Streets, maar ook hier hebben we regio’s waar hoop op een betere toekomst een nostalgisch goed is. Als ongenoegen en teleurstelling omslaan in ressentiment wordt het gevaarlijk.

Ik had daarom wel enige reserve aangaande Terlouws touwtje-referentie aan een verdwenen samenleving, een vermeend paradijs. Hij echode wat veel boze burgers vinden, hier en overal elders waar populisme voet aan de grond krijgt: we herkennen ons niet meer in het nu, het is onze samenleving niet meer. Dat is ongemakkelijk, omdat ik de klacht herken maar weet dat samenlevingen nu eenmaal niet stilstaan. Mijn ouders herkenden zich ook niet, en hun ouders evenmin. Het verschil is dat ze daarvoor niet een schuldige groep aanwezen: ‘zij’. Ze keken vooruit, dachten in termen van samen leven.

Er zal nog veel georakeld worden over de Nederlandse identiteit, wie ‘wij’ precies zijn. Zijn ‘wij’ degenen die Sylvana Simons op de meest grove manier aanvallen? Veel woorden zijn vuilgemaakt aan de vraag waarom Simons zoveel irritatie oproept. Het is, denk ik, minder racisme, seksisme en andere ismes dan opeengestapelde afkeer van alweer iemand die de aandacht zoekt en krijgt, terwijl niemand het ooit heeft over ‘hun’ problemen. Bij een rattenvanger van Hamelen die hen serieus neemt, zoals Trump, maakt het niet uit wat hij zegt of doet. Als het maar over ‘ons’ gaat. Wilders doet hetzelfde door afkeer van politieke correctheid te gebruiken als excuus voor grofheid, belediging en haatzaaierij.

Ik vond het daarom jammer dat in het Terlouw-spektakel, waaraan overigens ook een patroniserend element zat (kijk eens, oude man die zonder autocue zomaar zeven minuten achter elkaar kan spreken), te weinig aandacht was voor de ontmaskering van Wilders als verdediger van westerse waarden. Jarenlang wentelt hij zich in zijn slachtofferrol, maar als een collega-politicus hetzelfde overkomt, kan hij alleen maar met een tweet adviseren uit de politiek te gaan. Je staat erbij en kijkt ernaar, zoals je dat ook doet, machteloos en woordeloos, bij het rechtbankspektakel waar hij voor vijfduizend euro onbetaalbare publiciteit krijgt. Je moet onbeschaafde lieden niet vervolgen maar hun onbeschaafdheid aan de kaak stellen. Van mij mag Wilders de domste en gemeenste dingen zeggen in zijn dagelijks gebruik van de vrijheid die wij, de samenleving, hem geven. Het is aan ons om vast te stellen dat ze dom en gemeen zijn, en dat je op haatzaaiers geen samenleving kunt bouwen. De ledenvergadering volgende week gaat over linkse samenwerking. Over uitdagingen gesproken.