Het klopt allemaal wel, zo ongeveer. Nueva Manteca geniet inderdaad een aanzienlijke reputatie, tot in Cuba en Los Angeles. Cd’s van de band worden in Amerika uitgebracht door het gerenommeerde jazzlabel Blue Note. Het stuk Afro Cuban Sanctus is een indrukwekkende compositie waarin Hartong gebruik maakt van al zijn ervaringen. En dat zijn er heel wat, want de overactieve vijftiger was respectievelijk jazzpianist, klassiek virtuoos (hij studeerde zeven jaar in Salzburg) en muziekwetenschapper, en is thans pedagoog en componist/pianist/bandleider in het Latijns-Amerikaanse genre.
Hartong heeft dus geen ongelijk; hij is alleen een tikje vermoeiend. Ieder onderwerp is voor hem aanleiding tot een gewichtig betoog - met de krachtige, helder articulerende stem van iemand die gewend is groepen leerlingen toe te spreken - waar geen einde aan komt. Vragen stellen is bijna onmogelijk. Als de verslaggever de term ‘slavenhandel’ laat vallen - veel Latijns-Amerikaanse musici hebben Afrikaanse voorouders - volgt een ware spraakwaterval waaruit blijkt dat Hartong exact weet welke slaven uit welke landen waar belandden, door wie ze werden verhandeld, hoe duur die slaven waren en welke taken ze kregen.
Maar hij is de kwaadste niet. Als zijn betoog wordt onderbroken, zwijgt hij even met een beteuterde blik en gaat dan sportief in op de nieuwe vraag.
Zijn echtgenote Diana Zaki, klassiek zangeres van Egyptische afkomst, zit timide terzijde. Ze glimlacht onafgebroken en zorgt voor koffie en koekjes. Ze zijn 26 jaar getrouwd, vertelt Hartong. Vroeger gaven ze samen recitals. Liederen van Schubert, Mozart en zo. Ze wordt in de inlay van de cd Afro Cuban Sanctus genoemd als ‘vocal coach’.
Volgens Hartong is de hele wereld een grote Nueva Manteca-fanclub. De enigen op de aardkloot die daar geen lid van zijn, bevinden zich in Zoetermeer en vormen de Raad voor Cultuur. De Raad heeft namelijk besloten dat het orkest geen geld hoeft te krijgen. ‘De raad liet ons weten dat we “big band-achtige latin-jazz” spelen en dat we dus geen aanvulling zijn op het aanbod. Maar we zijn geen big band, dat kan iedereen zien met enige kennis van zaken. En we spelen Afro-Cubaanse muziek; “latin-jazz” is veel te vaag. Het aanbod, dat zijn wij.’
Eerder dit jaar werd de Raad op de vingers getikt door de commissie van bezwaarschriften: de subsidieafwijzing was haastig en te weinig onderbouwd tot stand gekomen. De Raad had blijk gegeven van een gebrek aan expertise en geen externe deskundigen geraadpleegd en moest dus terug naar de vergaderzaal. Het tweede advies kwam op 12 juli en luidde: toch geen subsidie.
Hartong: ‘In de raad zat eerst exact één man die een beetje verstand had van jazz: Stanley Lock Hin. Die is er nu niet meer. In de nieuwe Raad die staatssecretaris Nuis heeft samengesteld, zit geen enkele jazzdeskundige. Alleen maar klassieke mensen. En ook deze keer hebben ze geen externe deskundigen geraadpleegd.
Wat blijkt dus uit zo'n advies? Een groot onbenul, een weergaloze arrogante, een gigantische desinteresse. Vrijwel al het te verdelen geld gaat niet naar jazzmusici maar naar de Europese geïmproviseerde muziek. Je hebt een kliekje dat jaar in, jaar uit geld krijgt zonder eens kritisch tegen het licht te worden gehouden.
De werkelijke oorzaak van die afwijzing is natuurlijk: er is geen geld meer. Want de oude subsidieorkesten - die volgens mij alles spelen behalve jazz - mogen het geld opmaken. Zodat die hun zogenaamde vernieuwende muziek weer jarenlang voor lege zalen ten gehore mogen brengen. Dus moet de Raad met schijnargumenten komen. En weet je wat ze nou weer hebben bedacht? Latin-jazz is “marginaal”. Dat hele stijlgebied is niet belangwekkend genoeg. Nou, dat vind ik een hele mooie. In Amerika heb je er een speciale Grammy Award voor. Het wordt op tal van conservatoria als apart vak onderwezen, het is een snel groeiend vakgebied en wij vervullen hierin een voortrekkersfunctie. Maar we vechten gewoon door. Onze advocaten hebben net een heel scherpe brief naar het ministerie gestuurd. Desnoods stappen we naar de rechter.’
Hartong dankt zijn vasthoudendheid aan zijn roerige verleden, vertelt hij. ‘Ik heb altijd al mensen moeten overtuigen van de waarde van iets wat ze niet kenden. Wat ik nu meemaak, is één grote déjà vu-belevenis. Het begon al op de middelbare school. Daar werden avondjes georganiseerd waarbij we klassieke stukken mochten voorspelen. Ik dacht er over om met iets van Franz Liszt te komen, maar ik hield ook van jazz. Eens per week nam ik les bij Pim Jacobs. Pim gaf destijds schoolconcerten. Overal waar hij kwam, zeiden de leerkrachten angstig dat er net nieuw meubilair was aangeschaft en of hij vooral alles heel wilde laten.
Maar ik ging dus naar dat schoolavondje en ik speelde What’s New, een fraaie jazz-ballad, het ging heel goed. De leerkrachten hebben er met grote verbazing en stijgende bewondering naar geluisterd. Ik hoorde ze mompelen dat die jes-muziek misschien toch geen kattengejank was.
In 1966 deed ik mee aan een heel prestigieus jazzconcours in Wenen. Nou heerste er in die tijd, nog meer dan tegenwoordig, het vooroordeel dat blanken, en vooral blanke Europeanen, geen volwaardige jazzmusici konden zijn. Jazz, dat was iets van en voor zwarte Amerikanen. Maar in Wenen moesten we allemaal voorspelen achter een enorm gordijn. Opdat de jury geen rekening zou houden met uiterlijkheden als afkomst, huidskleur en presentatie. En ik kwam in de finale, samen met Loek Dikker, Fritz Pauer, Joachim Kühn en Jan Hammer. Allemaal Europese jongens, terwijl er toch ook Amerikanen meededen.’
De jury bestond ten dele uit leden van het Amerikaanse Cannonball Adderley Quintet, dat zich midden in een Europese tournee bevond. Na afloop kreeg Hartong van Adderley een munt aangereikt met de tekst ‘International Competition for Modern Jazz / Vienna 1966 / Participated Succesful’. Hij bezit de munt nog steeds. De onderscheiding heeft een ereplaats gekregen in zijn Rotterdamse etage.
Hartong vervolgt: ‘In de jaren zeventig heb ik meegewerkt aan het opzetten van de eerste fulltime jazzopleiding in Nederland. Hier in Rotterdam, als onderdeel van het conservatorium. Ook toen moest ik weerstanden overwinnen. Er werd enorm neergekeken op jazz door klassieke docenten. Later zijn die jazzopleidingen heel erg gegroeid. Voor veel conservatoria werd het opzetten van zo'n faculteit dè manier om veel studenten binnen te halen.’
DE OPLEIDING WAS nog maar net van start gegaan toen Hartong het weer tijd vond voor iets nieuws: de Latijns-Amerikaanse muziek. ‘Dat boeide mij, al was het maar omdat er nog steeds muzieksoorten bleken te bestaan waar ik geen snars van afwist.’ In 1982 richtte hij een band op die hij Manteca noemde, naar een compositie van de latin-jazzpioniers Dizzy Gillespie en Gil Fuller. Oorspronkelijk was het een soort workshop-orkest met conservatoriumleerlingen. Het luisterde feestavonden op en speelde veel in het Amsterdamse etablissement De Kroeg. In de jaren tachtig ging hij twee keer op studiereis naar Cuba. Volgens eigen zeggen was hij de eerste Nederlander die daar de plaatselijke muziek ging bestuderen.
Toen Hartong in 1987 terugkeerde van Cuba, besloot hij het roer radicaal om te gooien. De naam van de band werd gewijzigd in Nueva Manteca en het orkest diende zich voortaan bezig te houden met de ontwikkeling van latin-jazz tot hoogwaardige concertmuziek. Hij componeerde een aantal suites voor het vernieuwde ensemble, waaronder een bewerking van Gershwins Porgy and Bess. Een stuk dat, zo verkondigt hij met luide stem en opgeheven wijsvinger, helemaal geen onbenullig musicalletje is maar een volwaardige opera. Ook schreef Hartong een serie bewerkingen van Thelonious Monk-stukken - de Monktuno Suite - en een Berliniana Suite, waarin songs van Irving Berlin van een Afro-Cubaanse achtergrond werden voorzien.
Nueva Manteca is thans de wereld aan het veroveren, en wederom zijn er weerstanden te overwinnen. ‘Een paar jaar terug speelden we in Catalina, een club in Hollywood. Daar komen veel Cubanen. Een man kwam voor het concert op onze saxofonist Ben van den Dungen af en vroeg op hoge toon: Where’s Nicky? Hij bedoelde Nicky Marrero, een Newyorkse percussionist die een tijdje als gast met de groep heeft gespeeld. Ben zei rustig: “Nicky doet niet meer mee.” Zegt die vent: “Maar dit is toch Nicky’s band?” “Nee”, zegt Ben, “dit is ónze band.” Brult die vent: “Wie denk je wel dat je bent? You guys are from Europe!” Waarmee hij maar bedoelde: jullie komen uit het verkeerde werelddeel, dus kan het nooit wat voorstellen wat jullie doen.
In de pauze kwam die kerel zijn excuses aanbieden. Het was fantastisch wat we deden, dit had hij totaal niet verwacht, en hij wilde meteen onze cd’s kopen. Het bleek dat hij een journalist was die ons concert moest recenseren. Hij schreef de volgende dag een positief stukje.’
Volgens Hartong komen dit soort situaties nog maar zelden voor. ‘Nueva Manteca heeft een uitstekende naam. In de Verenigde Staten, Puerto Rico, Trinidad, Curaçao en Cuba kennen alle muzikanten ons. Ze weten precies wie we zijn en hebben onze cd’s thuis. We worden er gezien als een topband.
Ik zal je daar een voorbeeld van geven. Een van onze trompettisten, Jarmo Hoogendijk, was een keer aan het jammen in de Amsterdamse club Meander met leden van de Cubaanse band Irakere. Ze zetten Caravan in en de bassist van Irakere speelt daar een heel speciaal loopje achter. “Dat klinkt goed”, zegt Jarmo. “Ja”, zegt die bassist enthousiast, “dat loopje ken ik van een fantastische band, Nueva Manteca.” “Nou, dat treft”, zegt Jarmo, “daar speel ik in.” Hoe vind je dat? Iemand van een vooraanstaand Cubaans orkest speelt Nueva Manteca na! Zoiets is tekenend voor onze reputatie.’
DIE REPUTATIE berust met name op de arrangementen en composities. ‘In Latijns-Amerikaanse muziek is soms de vorm, de structuur van een stuk een zwak punt. Bij mijn composities is de vorm juist heel duidelijk. Dat komt door mijn roots in de klassieke muziek. Ik heb grote bewondering voor de H Mol Sonate van Liszt. Op basis van een paar kiemcellen, een paar fragmentjes, heeft Liszt een groot, doorgecomponeerd werk geschreven. Ik ben ook beïnvloed door de jazzpianist Ahmad Jamal. Die man was erg sterk in vreemde overgangen. Abrupte montages die toch logisch overkomen, net als in een spannende film.’
De vorm van Hartongs werk brengt het gesprek op zijn meest recente compositie: Afro Cuban Sanctus, de eerste poging tot integratie van salsamuziek en jazz in de vorm van een mis. ‘Een wereldpremière in wereldmuziek’, zegt de componist zonder aarzelen. ‘Het is de eerste Afro-Cubaanse mis. Ik vind zo'n mis een dankbare vorm. Zo kan je van allerlei uiteenlopende passages één geheel maken.’
Hij karakteriseert zijn jongste geesteskind als ‘een stuk waarin alles samenkomt wat ik in mijn leven heb gedaan’.
‘De vorm is aan de klassieke Europese muziek ontleend, de muziek komt uit Cuba, en ik heb als musicoloog veel onderzoek verricht, dat lees je wel in het cd-boekje. De teksten sluiten aan bij de Cubaanse religie, waarin Afrikaanse en katholieke elementen met elkaar zijn versmolten. De Afrikaanse slaven herkenden in het katholicisme allerlei archetypen, de Maria-figuur bijvoorbeeld, en de Verlosser. De teksten zijn in het Latijn, het Spaans en het Yoruba, een Cubaanse taal van Nigeriaanse herkomst.’
Het idee ontstond een paar jaar terug. ‘Een kennis van mij uit Peru overleed. Op zijn verzoek werd in de kerk een cd afgespeeld met de Missa Criolla van Ariel Ramirez. Dat is een juweeltje, een uniek meesterwerk. Een synthese van Europese klassieke muziek en Argentijnse volksmuziek met prachtige melodieën. Een van de solisten was José Carreras. Ik wilde ook zoiets schrijven. Naarmate je ouder wordt, krijg je toch belangstelling voor spiritualiteit.’
Dat klinkt allemaal erg pretentieus. Maar in eerste instantie moet Afro Cuban Sanctus gewoon lèkker klinken, vindt de componist. ‘Losjes, swingend, dat hoort nou eenmaal bij Afro-Cubaanse muziek. Je kan het op verschillende niveaus ondergaan. Je kunt ervoor gaan zitten en de diepere betekenis tot je door laten dringen. Maar je kunt er ook uitstekend op afwassen. Zie maar.’
Wereldjazz
JAN LAURENS Hartong is buitengewoon overtuigd van zichzelf. De superlatieven glijden moeiteloos van zijn lippen. Zijn band Nueva Manteca, zegt hij zonder aarzelen, is ‘het belangrijkste latin-orkest van Europa’. Zijn compositie Afro Cuban Sanctus is ‘een uniek en groots werkstuk’. De afdeling Latijns-Amerikaanse muziek van het Rotterdams Conservatorium, waar hij leiding aan geeft, geniet ‘internationale erkenning’. Enzovoorts.
www.groene.nl/1997/38