
Een nieuwe tijd breekt baan (1941) is een propagandafilm van de nsb, waarvan de tweede ‘acte’ opent met: ‘Nationaal-Socialisme is niet, zoals misleide volksgenoten denken, de Haat tegen ander volk en ras, maar de Liefde voor eigen volk, bloed en bodem.’ En Mussert hield een toespraak voor een massapubliek (1938) waarin hij vroeg: ‘Kameraden, zijn wij antisemieten?’ Het daverend ‘ja’ was niet wat hij beoogde en koren op de molen van Rost van Tonningen die antisemitisme in zijn Nationale Dagblad tot speerpunt maakte. Naïef van Mussert, want de Centrale Inlichtingendienst waarschuwde al in 1936 dat de nsb haar leden mogelijk niet in toom kon houden bij geweld tegen joden. (Natuurlijk ging ook hij er steeds meer in mee, al was het maar om aan de Duitse eis te voldoen.)
Ik ontleen dit aan de fascinerende documentaire Allen tegen allen: Een archeologie van het Nederlandse fascisme. Ik bekeek die nsb-film op internet en zag dat het, zoals veel extreem-rechtse propaganda toen, voor hetzelfde geld door communisten had kunnen zijn gemaakt: weg met het wereldkapitalisme. Tot, als een konijn uit de hoed, sprake is van een ‘verdeeld volk, verscheurd door een partijpolitiek systeem dat kunstmatig tegenstellingen en klassenhaat predikt’. En dan, ja hoor, ‘de leiders leveren zich steeds meer uit aan volksvreemde elementen’. Nee, dan Zwart Front van Arnold Meijer, dat vond de nsb al jaren slappe hap. Te veel Woord, te weinig Daad, waar de Duce toch juist op hamerde, met groot succes gezien het Italiaanse geweld. Maar veel meer dan voor Mussolini stond voor Meijer het antisemitisme centraal. Die was trots dat zijn organisatie, anders dan de nsb, nooit joden had toegelaten: bloedzuigers. Toch: ‘Wanneer ze zich schikken zullen we ze niet vervolgen.’ Hij kon zich kennelijk nog niet voorstellen wat de nazi’s in praktijk zouden brengen. We zien naoorlogse interviews met Meijers aanhangers, geconfronteerd met stuitende citaten van henzelf of kameraden. ‘Niet elke jood werd daarmee bedoeld. Ik ken ook goede. Er was geen antisemitische stroming, wel een a-semitische – iets heel anders. Het leek misschien dat joden als aparte groep werden beschouwd, soort paarden (…) maar dat is wat anders dan ze als insecten te zien, zoals de Duitsers.’
Zwart Front is maar een van de ontelbare fascistische groepjes die in de jaren dertig als paddenstoelen uit de grond kwamen en vaak even snel verdwenen door ruzies, fusies, overstappen. De film geeft niet alleen inzicht in het ultra-rechts gewemel plus denkwereld en portretten van leiders, hij portretteert ook obsessieve verzamelaars van wat er aan materieels is overgebleven, van speldjes tot kunstwerken (Erich Wichmann). Met ver uiteenlopende motieven. Er komen ook veel jonge historici aan bod die over deelonderwerpen publiceerden. Klaus Theweleit is er, de auteur van Männerphantasien (1977), waarin hij op basis van egodocumenten tot een soort psychisch groepsportret van de voorlopers van de nsdap komt. Het is ook nog eens filmisch fraai: Nederlands landschap (geen bloed, wel bodem). En je beseft dat kiezers die niet met wat antisemitisme kunnen zitten, goed waren voor acht zetels.
Luuk Bouwman, Allen tegen allen, EO, zondag 2 mei, NPO2, 22.10 uur