Een film die ik lang geleden zag en die zich permanent in mijn onderbewustzijn heeft genesteld, is de bovennatuurlijke western Billy the Kid versus Dracula. Het is een ridicuul werk: de revolverheld William Bonney neemt het op tegen een bloedzuigende cowboy die tracht de dochter van een boer te verleiden. Ik zie het nu nog voor me: een donkere grot ergens op de prairie waar een cowboy verandert in een vleermuis. Hier is wat ik vermoedelijk prachtig vond: het mixen van twee genres, de western en de horrorfilm, zodat er iets nieuws ontstond, iets dat ik daarvoor en ook daarna nooit weer heb gezien.

Tot nu met Blueberry, een psychedelische western met freudiaanse trekken van regisseur Jan Kounen. De film is een vrije interpretatie van de gelijknamige strip van het duo Jean Giraud en Jean-Michel Charlier die sinds de jaren zestig verschijnt bij de Franse uitgever Dargaud. In de strip vecht de luitenant van de cavalerie Mike S. Blueberry tegen allerlei corrupte zakenlui en gewelddadige randfiguren. Opvallend is de aanwezigheid van complexe verhaallijnen, zowel in afzonderlijke albums als in de serie als geheel.

Op dit punt tekent zich het belangrijkste verschil met de film af: Blueberry heeft géén verhaal, of het moet dit zijn: sheriff Blue berry (Vincent Cassel) loopt een trauma op als een prostituee voor zijn ogen wordt vermoord, ogenschijnlijk door de schurk Wally Blount (Michael Madsen). Daarna speurt Blount om onverklaarbare redenen naar goud in de bergen en wordt daarbij op de hielen gezeten door de beeldschone, uit de lucht gevallen cowgirl Maria (Juliette Le wis). Ook heeft Blueberry iets met indianen; hij laat geen gelegenheid onbenut zich te be dienen van hun geestverruimende middelen.

Dan volgen enkele radicale segmenten waarin de kijker minutenlang wordt gebombardeerd met hallucinerende speciale effecten. Deze zullen slechts volledig genietbaar zijn voor kijkers die stoned zijn. Kounens grote voorbeeld lijkt Stanley Kubrick, die in de jaren zestig een soort gelijke trip filmde voor 2001: A Space Odyssey. Frappant is dat Kounens westerntrip op min of meer hetzelfde moment in de film komt als bij Kubrick.

Niettemin heeft Blueberry, net als Billy the Kid versus Dracula, iets dat blijft knagen, iets dat een interessantere film doet vermoeden dan «slechts» een psychedelisch experiment. Bijvoorbeeld de freudiaanse ondertoon: in de moordscène zit een jeugdige Blueberry tegenover de boef Blount en de prostituee op wie hij verliefd is. Dat is het oedipale gezin, met Blount als de monstrueuze vader en het meisje als de begerenswaardige moeder. De rest van de film staat in het teken van Blueberry’s seksuele frustratie en zijn conflict met de «vader».

Kijkend naar Blueberry zag ik weer Billy en de Graaf op de prairie, maar ik zag ook Cormac McCarthy’s literaire westernroman Blood Meridian en de ruige films van Sergio Corbucci, te weten het deprimerende Il Grande Silenzio met Klaus Kinski en Jean-Louis Trintignant. Gedroomde westerns als deze respecteren geen genreconventies. Daarom zijn dat de beste westerns: ze creëren een imaginair landschap van een wereld die nooit echt heeft bestaan. Het vervreemdingseffect dat hieruit voortkomt, heeft iets poëtisch dat perfect past in het genre «fantastische film».

Amsterdam Fantastic Film Festival van 14 tot 21 april