Als alle direct beschikbare oliereserves worden opgestookt stijgt de temperatuur van de aarde tot aan 2100 met twee graden. Als alle oliebronnen ter wereld worden uitgeput kan dat oplopen tot een toename van vijf graden, aldus het vorig jaar verschenen Stern-rapport. De consequenties voor het klimaat zijn niet te overzien: smeltende poolkappen en gletsjers, stijgingen van de zeespiegel, overstromingen, tropische stormen, uitsterven van diersoorten, droogtes, verstoring van ecosystemen, volksverhuizingen, enzovoort.
Al jaren worden maatregelen bepleit om de vraag naar energie te remmen: het isoleren van huizen, de introductie van energiezuinige of hybride auto’s, de invoering van brandstofaccijnzen, energieheffingen en kilometerheffingen, verhandelbare emissierechten of de overschakeling op alternatieve energiebronnen zoals zonne-energie, biomassa, waterkracht of kernenergie. Volgens de econoom Hans-Werner Sinn van de Universiteit van München is dit beleid totaal zinloos en zal het de opwarming van de aarde zelfs versnellen.* Deze verstrekkende conclusies zetten het milieudebat volkomen op z’n kop.
Sinn laat zien dat alle beleid om de opwarming van de aarde tegen te gaan door de energievraag te beperken zinloos is, zolang alleen het Westen dat doet. Wat is de reden? Alleen de vraag naar fossiele brandstoffen neemt af, maar niet het aanbod. Volgens de ijzeren wetten van vraag en aanbod daalt de olieprijs als er een aanbodoverschot is. De vraag naar olie neemt vervolgens toe in landen die geen energiebeleid voeren, totdat de wereldvraag weer gelijk is aan het aanbod. Het netto resultaat op de energieconsumptie? Nihil. Het Westen verstookt minder energie en het Oosten (India, China) verstookt evenveel meer. En de opwarming van de aarde gaat onverminderd door.
Sinns eerste conclusie gaat alleen op als het olieaanbod constant is. Dat is natuurlijk niet zo. De volgende vraag is dan: hoe verandert het olieaanbod door energiebesparend beleid? Sinns tweede conclusie is minstens zo alarmerend als de eerste. Beleid dat is gericht op toekomstige vermindering van de olievraag zal leiden tot een groter aanbod van olie nu. Hoe kan dat?
De oliesjeiks en oliemaatschappijen voorzien dat de olieprijzen gaan dalen door lagere olievraag in de toekomst. Het gevolg is dat ze nog vandaag olie gaan oppompen, raffineren en verkopen. In de toekomst verdienen ze immers minder dan vandaag. Het gevolg: nu meer aanbod van olie, dalende olieprijzen, hogere vraag elders in de wereld, nog meer uitstoot van kooldioxide en bijgevolg sterkere opwarming van de aarde. Paradoxaal genoeg warmt de aarde dus sneller op dan zonder energiebesparend beleid.
De ongemakkelijke waarheid van Al Gore verbleekt bij die van Hans-Werner Sinn. Sinns inktzwarte conclusie is dat de aarde hoe dan ook naar de filistijnen gaat omdat alle fossiele brandstoffen uiteindelijk worden verstookt. En het tempo waarmee dat gebeurt, gaat alleen maar omhoog als het Westen eenzijdig energie probeert te besparen.
Het is een toepassing van de Wet van Say, die zegt dat ieder aanbod zijn eigen vraag creëert. De Wet van Sinn is dat alle aanbod van olie onvermijdelijk tot vraag naar olie leidt. Daarom kan alleen beperking van het aanbod van olie opwarming van de aarde verminderen. Immers, alleen als er minder fossiele brandstoffen uit de grond worden gehaald, komt er uiteindelijk minder kooldioxide in de atmosfeer. Maar daarover spreekt helemaal niemand. Zelfs niet het alom bewierookte Stern-rapport. Dat kan dus subiet de vuilnisbak in.
Het olieaanbod kan worden beperkt door hoge belastingtarieven op het oppompen en raffineren van olie. Ook de oliesjeiks moeten meer belasting gaan betalen. De belastingparadijzen waar zij hun geld parkeren, moeten hermetisch worden afgesloten. Ook verhandelbare emissierechten zorgen voor aanbodbeperking. Maar dat werkt alleen als alle landen ter wereld meedoen. Dus niet als de VS en Australië zich eraan onttrekken en India en China geen bindende restricties kennen.
De consumenten zijn niet verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde, maar een internationale kongsi van oliebelangen: oliemaatschappijen, landen die weigeren mee te doen aan Kyoto, belastingparadijzen en olieproducerende landen. Alleen zeer moedige politici, die deze wereldbedreigende oliekongsi afbreken of in staat zijn alle landen te binden aan het Kyoto-verdrag, kunnen te snelle opwarming van de aarde voorkomen. Zolang dat niet het geval is, zijn alle eenzijdige inspanningen om energie te besparen even zinloos als schadelijk, aangezien de aarde dan alleen maar sneller opwarmt.