Tussen let’s start a magazine en let’s quit a magazine ligt een wereld waarin een reislustige redacteur zijn grenzen aftast en die van zijn medewerkers oprekt. Dave Eggers en Bill Buford traden op als tijdschrifttijgers én uitgevers die zich met McSweeney’s en Granta niet aan de nivellerende markt conformeerden. Het Britse Granta – nu onder leiding van Ian Jack – durft zich na een kwart eeuw nog steeds ‘het tijdschrift van het nieuwe schrijven’ te noemen. Een recent themanummer gaat over het reizen: On the Road Again. Gelukkig, geen letter Kerouac. Wel verrassend proza van Tia Wallman, Jeremy Treglown, Tim Parks en Michel Faber: zoals altijd in Granta onbekenden naast de zogenaamde gearriveerden.
Achter de droge titel We Went to Saigon schrijft de Amerikaanse Wallman een ogenschijnlijk laconiek verhaal over hoe zij als vijftienjarige in 1967 in de belegerde stad Saigon terechtkwam en nauwelijks besefte dat haar vader voor de cia werkte. In dit verhaal over een reis van veertig jaar geleden probeert Wallman niet het zoveelste Vietnam-protestlied te schrijven maar de beweegredenen van haar vader te doorgronden, die op de meest onverwachte momenten in haar leven opdook en dan weer voor jaren verdween. Was het een troost dat hij in de Vietnamoorlog had gefaald? ‘Waar ik het allerbangst voor ben is dat hij misschien wel helemaal niet heeft gefaald; misschien is hij wel heel erg goed geweest in zijn baan.’
In Closing Time haalt Jeremy Treglown een oud reisboek van Spanje-kenner en katholiekenhater V.S. Pritchett onder het stof vandaan: Marching Spain, in de jaren twintig van de twintigste eeuw vernieuwend omdat Pritchett de obligate reisboeken links laat liggen en niet veel zegt over gebouwen of kunst maar veel meer over de ‘gewone mensen’. Hij noemde zijn aanpak ‘de architectuur van de menselijkheid’. Pritchett voorspelde in zijn reisboek ook het onmenselijke: Franco-Spanje.
Tim Parks lijkt het in de microsfeer te zoeken als hij zijn pendelreizen per trein tussen Verona en Milaan beschrijft: Trenitalia. Maar zijn persoonlijke verslag van de Italiaanse efficiency (geen trein rijdt meer op tijd sinds Mussolini), de verschillende kaartjes en de wisselende bediening aan de loketten groeit uit tot een kleine anatomie van de Italiaanse ziel. Een student moet bijvoorbeeld wel elk weekend naar huis treinen, terug naar zijn oude schoolvrienden en mama mia. ‘En wie anders dan je lieve moeder doet de was voor je? Er zijn heel weinig wasserettes in Italië.’
De indrukwekkendste bijdrage komt van (ex?)-Groene-medewerker Michel Faber, de Hollander die zijn meesterwerk Crimson Petal and the White in het Engels schreef. In Bye-bye Natalia introduceert Faber een Oekraïense jonge vrouw, werkzaam in een muziekzaak, die wanhopig probeert aan de gevangenis die haar land en haar lijf (hiv) is te ontkomen. Ze e-mailt met een man uit Montana, test zijn muzikale smaak (o god, hij houdt van Bruce Springsteen!) en besluit op de valreep toch maar in haar eigen muziek te blijven geloven. Op het razende ritme van drums loopt ze het verhaal uit.
On the Road Again met Granta. Laat dit blad, dat net als andere goede tijdschriften de lees- en schrijflust aanwakkert, niet in de steek. Don’t quit the magazine.