Onze oppas Sandra moet er zelf om lachen, boven in onze woning in Berlijn-Kreuzberg, vlak voor ze naar de volgende familie rent. Ze kwam naar de Duitse hoofdstad omdat ze in een interessante stad wilde wonen, maar nu blijkt ze midden in een uiterst actueel Duits debat te zijn terechtgekomen. ‘En ik heb het drukker dan ooit.’

De kennismaking met Sandra begon met een luchtige tekst op een website voor Nederlanders in Berlijn: ‘Hoi, mijn naam is Sandra, en ik zoek Nederlandse families om op te passen.’

Ze komt als geroepen; met een extra oppas erbij kunnen mijn vriendin en ik eindelijk weer eens doorwerken, ook als de Berlijnse crèche zo onpraktisch vroeg om half vier zijn deuren sluit.

Een paar weken later staat ze op de stoep. Nederlandser kan het niet – vrolijk, lang en blond, een aangenaam contrast met het vaak toch wat bleke Berlijnse crèchepersoneel dat we hebben leren kennen. En de 22-jarige is ook nog officieel opgeleid als pedagogisch medewerker, vertelt ze. Al snel is Sandra dan ook helemaal volgeboekt. Eerst met Nederlandse families, en later kloppen ook Duitse echtparen aan. Een echte gediplomeerde kinderleidster – die willen zij ook wel. En nu ze toch bezig is, kan ze niet meteen een nieuwe crèche openen, zodat de wachtlijsten in Berlijn van vaak wel één jaar omzeild kunnen worden?

Sandra moet wel wennen aan de belangstelling, zegt ze. Op haar opleiding had ze gehoord dat er nauwelijks werk zou zijn. Nederland bezuinigt sinds een paar jaar sterk op de kinderopvang en ouders moeten daarom meer betalen voor de crèche. Het gevolg: opa en oma passen vaker op of ouders doen de opvang gewoon weer zelf. De crèches zijn gedwongen groepen te sluiten en leidsters te ontslaan.

‘Je kunt het misschien in het buitenland proberen’, hadden de docenten tegen haar gezegd. In Duitsland is namelijk precies de tegengestelde beweging gaande. Na jaren van stagnatie zet de overheid volop in op de uitbouw van de kinderopvang. Er is grote behoefte aan gekwalificeerd personeel om de mooie groeiplannen te realiseren.

Vanuit Duitsland is er grote belangstelling voor Nederlandse kinderleidsters, zegt een woordvoerder van het uwv. Zo is er in september al een eerste bijeenkomst voor geïnteresseerde pedagogisch medewerkers in Aken georganiseerd, waar vijftig vacatures open staan. En er is een vervolgproject in het gebied dat grenst aan Limburg voor nog eens honderd vacatures. In de euregio rondom Twente worden contacten gelegd tussen Enschede en Münster.

Voor Sandra was het in de laatste maanden van haar opleiding dan ook duidelijk: als ze naar Münster zou kunnen gaan, waarom dan niet direct naar Berlijn? Ook daar is veel vraag naar personeel in de kinderopvang. Vanaf 1 augustus 2013 hebben ouders van kinderen ouder dan één jaar in Duitsland recht op een plek in de Kita – de Kindertagesstätte, een instelling die ook nog eens ruim gesubsidieerd wordt. De overheid wil de emancipatie in hoog tempo bevorderen.

in het Berlijnse Prenzlauer Berg zit grafisch ontwerpster Bettina achter haar MacBook. In onze Bürogemeinschaft delen we al jaren een etage, samen met een fotograaf, een architect, een paar journalisten – allemaal tussen de dertig en veertig jaar. Pregnancy Hill is een van de bekendste bijnamen van deze wijk, omdat ze behalve om haar ‘creatieve klasse’ eveneens bekendstaat om de ostentatief uitgedragen kinderrijkdom van haar inwoners.

Hoe ontspannen het er boven op de berg ook uitziet, eenvoudig is het moderne Duitse leven er niet. Tussen haar werk door belt Bettina met crèches of ze nog een plek hebben voor haar dochter van acht maanden. Na het zoveelste gesprek ontglipt haar een Duitse krachtterm. Dat er geen plek zou zijn, had ze wel verwacht – ze is laat met aanmelden. Maar dat ze als werkende moeder ook nog te maken krijgt met onderhuidse verwijten, gaat haar te ver.

Een van de crècheleidsters had haar zojuist aan de telefoon in zalvende toon uitgelegd dat ze haar kind toch vooral niet te vroeg de crèche in moest sturen. Een baby van drie maanden naar de crèche brengen, zoals in Nederland regelmatig voorkomt, is in Duitsland sowieso uitgesloten, maar zelfs een kind van één jaar vond de leidster nog te jong. Zelf had ze gewoon ‘drie jaar uitkering gekregen’ en thuis op haar kind gepast. ‘En dat zegt de leidster zelf!’ roept Bettina verontwaardigd uit. ‘Die vindt dus dat ik maar thuis moet blijven om op de kinderen te passen.’

Bettina legt bitter-ironisch de achtergronden uit. ‘Rabenmutter’, zegt ze, dat is het woord dat bij de verwijten past. Het is een begrip dat vooral vroeger vermanend gebruikt werd door de Duitse conservatieven, maar het komt in het dagelijkse spraakgebruik en de media nog steeds veel voor. Het woord komt uit een sprookje waarin een koningin geen kracht meer heeft om haar huilende kind te dragen. Als er raven rond het kasteel cirkelen doet ze het raam open en zegt tegen haar kind: ‘Ik wou dat je een raaf was en wegvloog, dan had ik rust.’ Dat gebeurde prompt, met als moraal van het verhaal: een vrouw kan zich maar beter om haar kind bekommeren.

Duitsland wordt dan wel door een vrouw geregeerd, maar daarachter zit nog steeds een ‘mannenmaatschappij’ verborgen, schreef het gezaghebbende weekblad Der Spiegel onlangs. Zo verdienen vrouwen in Duitsland veel minder dan mannen – het verschil is bijna nergens in Europa zo groot. In de besturen van beursgenoteerde bedrijven zitten nauwelijks vrouwen. Ook zijn er allerlei belastingvoordelen voor gezinnen waarin de vrouw niet werkt.

Nog steeds moeten ­Duitse moeders zich verantwoorden wanneer ze kort na een bevalling weer gaan werken

Nog steeds, schreef Der Spiegel, moeten ‘moeders in Duitsland zich verantwoorden wanneer ze kort na de geboorte weer gaan werken’. Het bekende spd-Bondsdaglid Andrea Nahles kreeg boze brieven waarin ze voor ‘carrièregeil’ werd uitgemaakt toen ze een paar maanden na haar bevalling weer aan het werk ging in plaats van thuis te blijven om voor de kinderen te zorgen.

Pas sinds een paar jaar probeert de Duitse politiek actief iets aan deze mentaliteit te veranderen. Vooral sinds 2005, onder het eerste kabinet van Angela Merkel, is begonnen met de grootschalige uitbouw van het gezinsbeleid. Inmiddels geeft Duitsland er van alle Europese landen het meeste geld aan uit. Rond de tweehonderd miljard euro wordt er jaarlijks aan besteed, zo’n 2500 euro per hoofd van de bevolking. Ook zorgende vaders ontvangen inmiddels ruimhartig Elterngeld (oudergeld) van de staat, en het thema kinderopvang staat hoog op de agenda voor de nieuw te vormen coalitie tussen de cdu van Merkel en de sociaal-democratische spd.

de zorgen om de ‘werkende moeders’ hebben een zeer concrete oorzaak. Duitsland bungelt al jaren onder aan de Europese vruchtbaarheidsladder: de gemiddelde vrouw krijgt er 1,39 kind, tegen 1,79 kind in Nederland en twee kinderen in Frankrijk. Na Japan heeft Duitsland de oudste bevolking ter wereld. Nu is het nog het land met de meeste inwoners van Europa, maar van de huidige 80,2 miljoen Duitsers zijn er in 2050 volgens een raming nog maar 69 miljoen over.

Vooral de hoogopgeleide Duitse vrouwen kenmerken zich door een grote kinderloosheid. Begin november publiceerde het Duitse cbs nieuwe cijfers, waaruit bleek dat deze trend alleen maar sterker wordt. Van de vrouwen tussen de 40 en 44 jaar is in Duitsland 22 procent kinderloos. Vier jaar geleden was dat nog twintig procent.

doemscenario’s voor de nationale economie domineren de Duitse media. Het lage geboortecijfer zorgt voor een groeiend gebrek aan hoogopgeleide werknemers, en die zijn juist nodig om de succesvolle economie draaiende te houden. Wie gaat er in de toekomst de nieuwste bmw’s bedenken, klinkt het verontrust uit conservatieve hoek: de kinderen van geïmmigreerde Turken, de door de crisis aangetrokken Spanjaarden?

Over het waarom van de kinderloosheid wordt druk gefilosofeerd. Sommigen wijten het aan het voortdurende oorlogstrauma. ‘Moederschap is sinds de nazi’s een verdacht begrip in Duitsland’, vertelde een vrouwelijke rechter mij tijdens een verjaardagsdiner. Anderen wijzen op de stress van de huidige tijd.

Of het heeft met een algeheel Duits cultuurpessimisme te maken, want ‘met een cultuur die zich niet voortplant is iets grondig mis’, zo zei een directeur van een bekend marktonderzoeksbureau.

Volgens recente onderzoeken is de oorzaak echter veel concreter. Frankrijk voert al decennia lang een actief gezinsbeleid om de vruchtbaarheid op peil te houden. In Duitsland blijkt dat er veel te laat actie is ondernomen. Hoewel het geboortecijfer al sinds de jaren zeventig terugloopt, sprak men er niet openlijk over, onder andere omdat een actieve bevolkingspolitiek geassocieerd werd met het nazisme.

Die tijd is nu voorbij. Het onderzoek (Keine) Lust auf Kinder? (2012) van het federale instituut voor bevolkingsonderzoek (bib) had voor het eerst de ‘stemming’ onder vrouwen als onderwerp. Daaruit kwam naar voren wat iedereen al wist: Duitse hoogopgeleide vrouwen vinden het combineren van gezin en beroep opvallend moeilijk.

Het beruchte Rabenmutter-verwijt speelt volgens het rapport inderdaad een rol. De druk om een goede moeder te zijn zorgt ervoor dat Duitse moeders veel langer dan bijvoorbeeld Franse of Nederlandse vrouwen thuisblijven om voor de kinderen te zorgen. Vrouwen werken weliswaar veel in Duitsland, maar als ze moeder worden, dan worden ze geacht het werk op te geven.

Tot een paar jaar geleden was dit ook wettelijk geregeld. Vrouwen bleven in de regel drie jaar thuis om voor een kind te zorgen. Als er een tweede kind kwam, kwamen daar nog eens drie jaar bij – en was een eventuele carrière snel vergeten. Inmiddels is deze periode naar gemiddeld een jaar teruggebracht. De lange periode van verlof kan immers hebben bijgedragen aan de krimpende bevolking. Want als vrouwen wilden blijven werken, kozen ze er dan maar voor om helemaal geen kinderen te hebben. In Nederland is die relatie er niet, omdat het verlof anders is geregeld (zie kader).

De onderzoekers zien de gebrekkige West-Duitse kinderopvang daarom als een verlaat gevolg van de Duitse deling. Meer dan andere West-Europese landen heeft de toenmalige brd vastgehouden aan het ‘huisvrouwmodel’. Het werd gezien als de ideologische tegenhanger van de werkende vrouw in de ddr: de arbeidersvrouw, die verplicht in de fabriek moest werken en haar kind na twee maanden in de opvang zette. In West-Duitsland lazen vrouwen weliswaar Simone de Beauvoir of Alice Schwarzer, maar van hogerhand werd het huisvrouwmodel gepropageerd.

Dit model wordt nu in de media en de politiek steeds meer aangevallen. Niet voor niets ziet men de Oost-Duitse kinderopvang als lichtend voorbeeld voor de rest van het land. In de ddr was er dan wel geen mondigheid, maar voor vrouwen was het wel heel gewoon om werk en kinderen te combineren. De Oost-Duitse vrouw geldt daarom voor haar West-Duitse collega als toonbeeld van emancipatie. Het nieuwe onderzoek van het Duitse cbs bevestigt dit beeld: in de Oost-Duitse deelstaten komt kinderloosheid beduidend minder voor.

In West-Duitsland lazen vrouwen Simone de Beauvoir, maar de overheid propageerde het huisvrouwmodel

Maar volgens linkse critici wil de machtige christen-democratische cdu de oude instelling slechts halfhartig veranderen. De voormalige cdu-minister Kristina Schröder heeft weliswaar veel nieuwe regelingen voor jonge ouders bedacht, maar er zijn ook regelingen die de emancipatie juist zouden tegenwerken. Het symbool van het paradoxale gezinsbeleid is het zogeheten Betreuungsgeld, een premie die vrouwen stimuleert om thuis te blijven om voor de kinderen te zorgen in plaats van ze naar de crèche te brengen. Critici noemen het de ‘fornuispremie’.

De Duitse crèche is anno 2013 een onvervalst ideologisch slagveld geworden. In de komende regeringsperiode van het derde kabinet-Merkel kan precies dit thema een cruciaal conflict opleveren. Het emancipatiebeleid staat bij de spd hoog op de agenda, en de uitbouw van crèches speelt hierin – zo luidde de sociaal-democratische belofte van voor de verkiezingen – een hoofdrol.

In Berlijn merk je op het eerste gezicht weinig van alle zorgen; de stad kent een regelrechte ‘babyboom’. Alles lijkt er op vruchtbaarheid gericht. De speeltuinen zijn er groter en spannender dan we in Amsterdam ooit gezien hebben. De ruimhartige staatssubsidie op een crècheplaats ontneemt de laatste twijfelaars elk financieel tegenargument voor een ruimhartige voortplanting.

In Pregnancy Hill is Bettina echter niet overtuigd. Ze heeft de nieuwe politieke plannen nu al maanden aangehoord, zegt ze. Ze vindt het prima om een ‘recht’ te hebben op een plaats voor haar kind, maar wat betekent het voor haar? Ze kan nog steeds geen plek vinden die dichtbij genoeg is. Wel kan ze, heeft een advocaat haar verteld, haar salaris terugeisen van de staat als haar kind één jaar oud is en ze nog steeds geen plek heeft. ‘Maar dan moet ik dus eerst mijn baan opgeven om zelf te gaan oppassen’, zegt ze sarcastisch.

Geld alleen is niet voldoende om de krimpende natie te helpen, schrijven de onderzoekers van (Keine) Lust auf Kinder?. Weinig kinderen is de norm geworden, net als de opvatting dat de combinatie van werk en gezin voor vrouwen niet mogelijk is. Het gezinsbeleid heeft daarom nog geen direct effect gehad op het geboortecijfer; er zal een verandering moeten komen in ‘de mentaliteit rond het krijgen van kinderen’. Dat betekent uiteindelijk: een andere maatschappelijke opvatting over de rol van de vrouw.

Door links Duitsland wordt de kinderopvang als een belangrijke sleutel voor deze andere manier van denken gezien. Vandaar ook dat kinderleidster Sandra uit Nederland in Berlijnse progressieve kringen jubelend wordt binnengehaald, en wordt aangemoedigd toch vooral een eigen crèche te openen met ruimdenkende Hollandse kinderleidsters erin.

liefhebbers van historisch drama kunnen de huidige situatie vergelijken met de enorme trek van Duitse dienstbodes naar Nederland in de jaren twintig en dertig, toen er juist in Duitsland hoge werkloosheid heerste en in Nederland een grote vraag was naar tüchtig personeel. Op het hoogtepunt verbleven er dertigduizend Duitse dienstbodes in Nederland. Het gevolg: een groot aantal Duitse vrouwen bleef en een stroom aan Nederlands-Duitse kinderen werd geboren.

Of het nu in omgekeerde richting ook zo ver zal komen? Daarvoor is de ontwikkeling nog in een te ‘prematuur’ stadium, zegt een woordvoerder van de euregio rond Enschede. Makkelijk zal de nieuwe internationale uitwisseling namelijk niet gaan. De eerste contacten tussen Duitse instellingen en Nederlandse werknemers in het grensgebied blijken stroef te verlopen. Het strenge Duitse toezicht op de diploma’s van de Nederlandse leidsters en de Nederlandse onvrede met de lage Duitse lonen in de kinderopvang leveren nog grote barrières op.

Misschien is het ook maar beter dat haar collega’s niet massaal uit Nederland vertrekken, zegt Sandra. Volgens haar laat de verlate ijver in Duitsland zien hoe sterk kinderopvang en emancipatie samenhangen, al ontkent de Nederlandse regering dit verband. Sandra: ‘Ik denk dat wij in Nederland ook wel weer nodig zullen zijn, als de gevolgen van de bezuinigingen duidelijk worden.’


Waar hebben werkende moeders het makkelijker?

Terwijl er in Duitsland meer geld naar de kinderopvang gaat dan ooit wordt er in Nederland juist op bezuinigd. De eigen bijdrage van ouders is omhoog gegaan en er wordt minder gebruikgemaakt van kinderopvang.

Toch leiden deze maatregelen er niet toe dat vrouwen minder gaan werken, zegt hoogleraar Janneke Plantenga van de Universiteit Utrecht. Zij deed onderzoek naar kinderopvang in beide landen. De ‘morele druk’ die in Duitsland op werkende moeders ligt is in Nederland minder groot. Nederland is meer dan Duitsland ‘een deeltijdse samenleving’, zegt Plantenga. ‘Je bent nog steeds een goede moeder als je drie dagen werkt.’ In Nederland kunnen veel kinderen daarom al na twee of drie maanden naar de crèche (in Duitsland is dat meestal pas na één jaar), zodat de vrouw gewoon kan doorwerken. ‘De crèche is er bovendien slechts voor twee of drie dagen. De andere dagen zijn oma, de deeltijdmoeder en de deeltijdvader er.’

In Nederland heeft 75 procent van de werkende vrouwen een deeltijdbaan, het hoogste aandeel in de EU. Ook in Duitsland werken veel vrouwen in deeltijd (rond de vijftig procent, plek drie in de EU), maar de samenleving is minder op deeltijdbanen en ‘deeltijd’-kinderopvang gericht. Dankzij het Nederlandse deeltijdsysteem hoeft de kinderopvangsector minder omvangrijk te zijn dan in andere landen, waar meer vrouwen voltijds werken, zegt Ans Merens van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dit Nederlandse deeltijdmodel brengt overigens weer eigen problemen met zich mee, vindt Merens, die iedere twee jaar samen met het cbs de ‘Emancipatiemonitor’ uitbrengt. Door het deeltijdwerk is slechts de helft van de Nederlandse vrouwen economisch zelfstandig en ontbreken ze veelal in hoge posities in het bedrijfsleven.

In welk land de emancipatie beter verloopt, is volgens beide onderzoeksters moeilijk te bepalen. Zo is er de ‘Gender Equality Index’ van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid (van de EU). Die meet hoe elk land er op een aantal terreinen met de vrouwenemancipatie voor staat. Op het gebied van werk gaan Nederland en Duitsland gelijk op: in beide landen werken bovengemiddeld veel vrouwen. Op andere terreinen, zoals onderwijsprestaties en deelname aan politieke functies, is Duitsland echter beduidend traditioneler. In de totaalscore van de Index staat Nederland op de vierde plaats (na de Scandinavische landen). Duitsland staat op plaats 11 van de 27 landen.


Beeld: Erik-Jan Ouwerkerk / HH