Ik besluit een praatje te maken met één van hen, een vrouw die op pagina 120 stil boven de grond hangt, gefotografeerd tijdens een oefenloopje. ‘Mevrouw, mag ik u iets vragen, hoe komt u in dit boek terecht? Wat hebt u ervoor moeten doen en ook laten? Hoe heeft de samensteller juist u gevonden? En kent u al die andere mannen en vrouwen?’ ‘Misschien zou je die sigaret even willen uitmaken. Je weet toch dat roken heel ongezond voor je is? En voor mij en voor iedereen? Bedankt. Je hoeft trouwens niet zo beleefd te doen, nergens voor nodig. Allemensen, wat heb jij veel kleren aan! Ik zweet me nu al kapot, jongen.’ ‘Maar ik ben niet aan het hardlopen, ik zag je in dit boek nadat ik door wind en kou naar de winkel was gefietst. Het is maart, moet je weten, en maart roert zijn staart. Daarnaast hou ik er niet zo van om weinig kleren aan te hebben, ook niet in de zomer. Terug naar mijn vraag: is de samensteller misschien je vader? Of is hij iemand die vaak in het bos wandelt en om zich heen kijkt, op zoek naar ideale modellen? En dan naar sportscholen gaat, en naar groothandels waar je allerhande apparatuur kunt kopen? En mensen in zich opneemt? En dan een fotograaf stuurt? Of sta je ingeschreven bij een bureau, met een speciale vermelding? Verder valt het me op dat je helemaal niet transpireert.’ ‘Ben jij soms van de politie? Wie ben jij? Wat een vreemde vragen… Nee, mijn vader doet andere dingen voor de kost, gaat je niets aan. Volgens mij ben jij zo'n idioot die op school altijd ziek werd wanneer de gymnastiekles eraan kwam. Heb je ooit een sportbroekje aangehad? Ben je ooit in een touw geklommen? Je kijkt nogal ongelukkig uit je ogen… je houding is slecht.’ ‘Nou, ik heb eens vier kilometer op de coopertest gelopen en dat is voor een voetballer lang niet gek. Hoewel de meningen daarover verschillen. Maar wat ik graag weten wilde: zou het iets voor mij zijn, fitness? Heb ik de goede blik? Jullie kijken stuk voor stuk zo blij geconcentreerd. Moet ik dan opnieuw leren ademhalen? Achter in het boek zag ik ook potjes met pillen, zou ik daarmee kunnen volstaan?’ ‘Je zou dit boek moeten lezen, gek, en niet zo naar die plaatjes kijken. Nee, jij kunt beter gaan sjoelen of klaverjassen.’ ‘Maar het zijn juist die plaatjes… Zou ik ook op de foto’s in dit boek passen wanneer ik beter op mijn voedsel zou letten, meer zou weten van spieren en spieropbouw, van alle oefeningen om op verantwoorde wijze tot een evenwichtiger andere ik te komen?’ ‘ongen, jij bent gewoon ziek. Ik durf te wedden dat jij een paar keer per week met je vrienden in de snackbar zit te zwammen. Ga dan naar de videotheek, daar hebben ze ook films voor types als jij! Op vrijdag en zaterdag twintig bier naar binnen, ja, dan zou ik me zondagmorgen ook afvragen wat ik in het leven te zoeken heb.’