
Machteloos, zo voelde Maja Brouwer zich lange tijd, als ze weer eens hoorde over de verontrustende voorspellingen van klimaatwetenschappers. In hun rapporten gaat het vaak over het jaar 2050, om te beschrijven hoe de wereld eruitziet als er niet snel iets verandert. Meer verwoestende orkanen, een snel stijgende zeespiegel, ondraaglijk hete zomers en massale migratie omdat delen van de planeet onleefbaar zijn geworden – nee, aangenamer zal het er waarschijnlijk niet op worden.
Of deze sombere scenario’s werkelijkheid worden, hangt af van de beslissingen die de komende jaren genomen worden. Sta daar eens bij stil, zegt Maja: het lot van de levende planeet ligt in de handen van bestuurders waarvan de meeste de vijftig al zijn gepasseerd; tegen de tijd dat de dijken overstromen zijn zij al dood. Als zij vandaag doorgaan met business as usual storten ze de wereld van morgen in chaos, maar zelf zullen ze daar weinig last van hebben. Maja wel. Met een beetje geluk heeft zij in 2050 haar halve leven nog voor zich.
Hoe meer ze zich in het onderwerp verdiepte, hoe gefrustreerder ze raakte. Waarom kijken politici niet verder dan hun neus lang is? Waarom blijven ze maar olie oppompen en kolen verstoken? ‘Het gaat ze alleen maar om de economie, de schadelijke gevolgen negeren ze gewoon.’ Als het aan haar ligt had de regering al lang de kolencentrales gesloten en de gaskraan dichtgedraaid, maar ja… ze is pas zeventien, dus stemmen mag ze niet.
Het is niet alsof Maja de zorgen om het milieu van huis uit heeft meegekregen. Af en toe maakt haar vader een opmerking over stervende ijsberen, maar bij het avondeten wordt er meestal een stuk vlees geserveerd en op vakantie gaan ze geregeld met het vliegtuig. Een aparte bak voor plastic afval vindt haar moeder te veel gedoe. Om zelf een steentje bij te dragen besloot Maja vegetariër te worden en korter te douchen, al wist ze ook wel dat ze daarmee de wereld niet ging redden. Ze wilde meer doen voor het klimaat, maar hoe?
‘Denk aan ons! Elke keuze die jullie maken is van belang voor onze toekomst.’ Daar zat ze dan, op haar knieën in de gemeenteraad van Den Haag. Ze was haar toespraak begonnen achter het spreekgestoelte, waar ze een boodschap bracht namens ‘de ruim honderdduizend Haagse kinderen zonder stemrecht’, omdat ze ziet hoe we de wereld aan het ‘verneuken’ zijn. Om dat woord hadden de raadsleden een beetje moeten grinniken, maar ze bleven op hun schermpjes turen. Tijd voor een dramatisch gebaar, dacht Maja, dus liep ze naar het midden van de zaal en zakte neer op het stadswapen in het vloerkleed. ‘Ik smeek jullie!’ riep ze luid. Daar keken ze wel van op.
Sinds ze de kracht van speechen heeft ontdekt voelt Maja zich een stuk minder machteloos. ‘Als je politici kunt overtuigen kun je écht impact hebben, dat helpt meer dan korter douchen.’ Haar plan is om een eigen organisatie te beginnen, voor kinderen die willen opkomen voor hun toekomst door beleidsmakers, bedrijven en burgers wakker te schudden. Wake up!, moet die gaan heten.
Daar is ongetwijfeld genoeg animo voor. Over de hele wereld komen jongeren in actie voor het klimaat, uit ergernis over het eindeloze gedraal van volwassenen. Ze dagen overheden voor de rechtbank, protesteren bij het parlement en stellen manifesten op met plannen voor een duurzame toekomst. Tijdens de afgelopen Tweede-Kamerverkiezingen was ‘duurzaamheid’ voor 52 procent van de kiezers tussen achttien en 25 jaar een belangrijke factor in hun partijkeuze – gemiddeld was dat slechts 24 procent. Bij de ‘scholierenverkiezing’ kwam GroenLinks als grootste partij uit de bus. Weerman Gerrit Hiemstra gooide onlangs een knuppel in het hoenderhok door te opperen dat alleen jongeren zouden mogen meebeslissen over klimaatbeleid, zij moeten immers leven met de gevolgen ervan. ‘Levenservaring kan ook een ballast zijn, als er iets bedacht moet worden dat er nog niet is’, lichtte hij toe op Twitter. ‘Ik heb wel vertrouwen in de jeugd.’
Het is een boud voorstel, maar het raakt wel degelijk aan iets wezenlijks. Klimaatverandering is niet zomaar een politiek vraagstuk als alle andere, het is een ‘super wicked problem’, zo schrijft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het rapport Wie dan leeft, wie dan zorgt? Het is zo ingewikkeld omdat het probleem zich manifesteert in de toekomst, terwijl het in het heden moet worden opgelost. Daarvoor is een langetermijnvisie nodig, die zo pijnlijk ontbreekt bij de mensen die vandaag in de politiek en het bedrijfsleven aan de knoppen draaien. Vandaar dat de strijd tegen klimaatverandering zich langzaam ontvouwt als een generatiestrijd, waarin de jeugd zich genoodzaakt ziet om naar creatieve ‘wapens’ te grijpen.
In Zweden besloot de vijftienjarige Greta Thunberg een paar weken voor de landelijke verkiezingen om in ‘schoolstaking’ te gaan. In plaats van zich te melden in het klaslokaal toog ze met een protestbord naar het parlement. Aan voorbijgangers deelde ze flyers uit met uitleg: ‘Ik doe dit omdat jullie volwassenen mijn toekomst aan het verpesten zijn.’ Het duurde niet lang voordat ze een entourage van sympathisanten om zich heen had verzameld en de internationale pers haar had ontdekt. ‘Als politici niet luisteren naar wetenschappers, waarom zou ik dan naar school gaan om te leren?’ zei Greta tegen de Britse krant The Guardian.

Zo denkt Maja er ook over. Dus toen ze vorige maand van een meisje op school hoorde dat er in Nederland een soortgelijke staking georganiseerd werd, aarzelde ze geen moment. Ze stapte op haar fiets, reed door de stromende regen naar de Tweede Kamer, en trof daar een handjevol actievoerders van PINK!, de jongerenafdeling van de Partij voor de Dieren die het initiatief had genomen. De paraplu’s en poncho’s die ze hadden meegebracht hielpen niet veel: binnen de kortste keren waren ze doorweekt. Om de moed erin te houden zongen ze zelf bedachte liedjes:
‘Hoor wie klopt daar Kamerleden, hoor wie klopt daar Kamerleden, hoor wie klopt daar zachtjes tegen het raam?
Het is de aarde, Kamerleden, het is de aarde Kamerleden, zij is boos op wat we hebben gedaan.’
In totaal stonden de scholieren drie weken voor de ingang van het parlement en in die tijd stopten er regelmatig politici om een praatje te maken: de GroenLinks-fractie bracht thee en koekjes, d66-minister Sigrid Kaag sprak haar bewondering uit en premier Rutte ging met ze op de foto. Alleen minister Wiebes, nota bene verantwoordelijk voor het klimaatbeleid, was minder gecharmeerd van de actie. ‘Als jullie hier op het plein blijven zitten en niet naar school gaan bereiken we helemaal níets’, beet hij hen toe voor de camera’s van rtl.
Een merkwaardige reactie, vindt Maja. Als de politiek écht doordrongen zou zijn van de klimaatcrisis, zoals Wiebes beweerde, dan zouden ze niet eindeloos blijven polderen. Het is verleidelijk om de confrontatie af te doen als een botsing tussen naïef idealisme en nuchter realisme, maar wie de alarmerende rapporten van klimaatwetenschappers leest, vraagt zich af wie hier de realist is. Recent nog concludeerde een studie van de International Energy Agency dat zelfs de afspraken die in Parijs zijn gemaakt de ontwrichting van het klimaat niet kunnen voorkomen.
In de Verenigde Staten is de organisatie Our Children’s Trust daarom naar de rechtbank gestapt namens 21 jongeren tussen de elf en 22 jaar. Een leefbare planeet is een mensenrecht, redeneren zij, en het huidige regeringsbeleid brengt dat in gevaar. Ze worden bijgestaan door James Hansen, de gerenommeerde klimaatwetenschapper die in de jaren tachtig al wees op de potentieel desastreuze gevolgen van de grootschalige CO2-uitstoot en sindsdien steeds feller actie voert voor doortastende duurzaamheidsmaatregelen. Zijn kleindochter is een van de aanklagers. Voor de juridische onderbouwing lieten de aanklagers zich inspireren door de Filipijnse milieuadvocaat Antonio Oposa. In de jaren negentig wist hij de ontbossing in zijn thuisland een halt toe te roepen door een rechtszaak aan te spannen uit naam van 43 kinderen. Zulke ecologische verwoesting schendt de rechten van toekomstige generaties, argumenteerde Oposa en de rechter gaf hem gelijk.
Het was de eerste keer dat er succesvol een beroep werd gedaan op het principe van intergenerationele rechtvaardigheid. Mocht de Amerikaanse jeugd volgens diezelfde logica een volgende overwinning weten te boeken, dan zou dat een ongekende doorbraak zijn. Dit is ‘the trial of the century’, schreef filosoof Peter Singer. ‘De uitkomst heeft grote consequenties voor iedereen die op aarde leeft in de rest van de 21ste eeuw en wellicht zelfs voor de paar eeuwen daarna.’
Als de jeugd het slachtoffer is, wie is dan de dader? In de rechtszaak van Our Children’s Trust zit de federale overheid in het beklaagdenbankje, maar volgens de auteur Bruce Gibney is het duidelijk wie de ware schuldigen zijn: de babyboomers. Op allerlei manieren hebben zij hun kinderen en kleinkinderen opgezadeld met een hoop ellende, schrijft hij in zijn boek A Generation of Sociopaths: How the Baby Boomers Betrayed America. Een instabiele economie, enorme schuldenbergen, verdwijnende diersoorten en smeltende ijskappen – het is allemaal aan hen te wijten.
Gibney’s boek is, op z’n zachtst gezegd, nogal provocerend. Een hele generatie wegzetten als sociopaten, je moet het maar durven. Maar wie zich niet laat afschrikken door de titel treft genoeg statistieken en argumenten om de prikkelende stelling te onderbouwen. Natuurlijk wil hij niet alle babyboomers over één kam scheren, zo nuanceert hij direct al in zijn inleiding, zijn aanklacht is gericht tegen de ‘boomers’ die de dienst uitmaken in de politiek en het bedrijfsleven, degenen die krampachtig hun eigenbelang verdedigen, zelfs als dat ten koste gaat van de generaties na hen.
Gibney is geboren in 1976, en daarmee behoort hij tot ‘Generation X’, in Nederland ook wel de ‘verloren generatie’ genoemd. Zelf heeft hij weinig reden tot klagen: sinds de durfkapitalist een klapper maakte met zijn investering in PayPal kan hij rentenieren en zijn tijd besteden aan het schrijven van boeken. Maar het verschil tussen hem en de generatie van zijn ouders, schrijft hij, is dat hij tenminste bereid is om voorstellen te doen die tegen zijn eigenbelang in gaan. Dat kun je van de babyboomers niet zeggen. En hoewel Gibney zijn pijlen in het boek vooral richt op de Amerikaanse ‘boomers’ is er weinig fantasie voor nodig om zijn analyse te exporteren naar andere landen. Zeker als het aankomt op klimaatverandering.
Ook in Europa groeiden babyboomers op in een tijdperk dat wetenschappers later de ‘Grote Versnelling’ zijn gaan noemen: de periode na de Tweede Wereldoorlog waarin de groei van de mondiale economie in een ongekende stroomversnelling terechtkwam. Daar plukten zij de vruchten van. Maar die Grote Versnelling kent een schaduwzijde, weten we inmiddels, want de economische groei ging gepaard met enorme ecologische kosten. Kosten waarvoor de komende generaties opdraaien. De babyboomers, schrijft Gibney, maakten zich schuldig aan ‘generational plunder’ en zelfs nu de gevolgen daarvan steeds zichtbaarder worden, weigeren ze om een deel van de rekening te betalen.
De babyboomers in machtsposities gedragen zich volgens Gibney als harteloze homines economici, die broodnodige hervormingen blokkeren omdat ze zelf te veel te verliezen hebben. Zo ook bij klimaatbeleid. Want de kans is klein dat zij de ergste gevolgen van de opwarming van de aarde aan den lijve zullen ondervinden, terwijl ze een stevige CO2-belasting gegarandeerd in hun portemonnee zouden voelen. Vanuit een kille, calculerende logica is hun houding best begrijpelijk, schrijft Gibney. ‘Het is alleen niet erg empathisch of vooruitdenkend.’
Een minder cynische uitleg zou kunnen zijn dat babyboomers nu eenmaal opgroeiden met het hardnekkige idee dat vooruitgang het enige logische pad is en dat de generaties na hen het automatisch beter zouden krijgen. Of misschien geloofden ze dat het allemaal wel los zou lopen, omdat ze hun kop in het zand staken. In de Verenigde Staten weigert meer dan de helft van de babyboomers nog steeds te geloven dat menselijke activiteit zorgt voor de opwarming van de aarde, terwijl de meerderheid van de Amerikanen tussen de achttien en de 29 daar wel van overtuigd is, signaleert Gibney. Ook in Nederland hebben jongeren aanzienlijk meer vertrouwen in de klimaatwetenschap dan oudere generaties, zo bleek in 2010 uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
‘Ik geloof niet dat de babyboomers moedwillig de aarde hebben geplunderd’, zegt Maarten Labots, de voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging. ‘Maar het is wel duidelijk dat ze een lening op de toekomst hebben genomen die onze generatie moet afbetalen. Dat heeft iets onrechtvaardigs.’ Vandaar dat hij probeert om jongeren te betrekken bij het vormgeven van klimaatbeleid, want behalve dat het over hún toekomst gaat, kijken zij op een andere manier naar het probleem en de mogelijke oplossingen. Zo’n frisse blik kan helpen om de impasse te doorbreken, hoopt hij. ‘De oudere generatie zit soms vastgeroest in bepaalde patronen, dat helpt ons niet vooruit.’
Neem het mobiliteitsvraagstuk. Het kabinet wil dat we straks allemaal elektrisch rijden, maar voor jongeren is individueel autobezit een stuk minder belangrijk geworden. ‘Zij willen gewoon van A naar B komen.’ In plaats van subsidies te verstrekken voor Tesla’s is het misschien een beter idee om te investeren in het openbaar vervoer, of om een systeem voor deelauto’s te faciliteren. Labots merkt het ook bij het Klimaatberaad, het polderoverleg waar hij namens de Jonge Klimaatbeweging aan tafel zit. ‘Dat is echt een typische vergadersetting, waarbij je eerst op een knop moet drukken voordat je iets kunt zeggen. Misschien zijn dat niet de optimale omstandigheden om tot écht nieuwe oplossingen te komen.’ Om die reden besloten de klimaatjongeren onlangs om de boel bij de ‘taakgroep arbeidsmarkt en scholing’ eens flink op te schudden door een hackathon te organiseren: weg achter die vergadertafel en in kleine groepjes vrijuit brainstormen. ‘Er ontstaat een heel andere dynamiek: mensen werden uit hun comfortzone gehaald en dat resulteert in andere ideeën. Na afloop was iedereen enthousiast.’

Van een generatiestrijd spreekt Labots dan ook liever niet. ‘We zullen het samen moeten doen. Ik kan me ook best voorstellen dat het voor een vijftigplusser eng is om te horen dat we toe moeten naar een wereld waarin we totaal anders wonen, werken en reizen. Jongeren zijn wat dat betreft een stuk flexibeler.’ Daarom vindt hij het ook zo belangrijk dat ze meer inspraak krijgen, al blijkt dat nog niet zo eenvoudig. Formeel kan iedere Nederlander boven de achttien natuurlijk politiek actief worden om mee te beslissen, maar in de praktijk wordt zo’n ‘jonkie’ vaak meewarig aangekeken, is zijn ervaring. ‘Alsof je pas recht van spreken hebt als je dertig jaar meedraait… Juist iemand die net komt kijken kan een prikkelend perspectief bieden.’
In Den Haag lijkt er een voorzichtige kentering plaats te vinden, nu steeds meer parlementaire fracties worden geleid door dertigers. Bij de progressieve partijen gaat dat gepaard met een uitgesproken groen geluid: in zijn missie om GroenLinks uit te bouwen tot een brede beweging blijft het klimaat een speerpunt voor Jesse Klaver. d66 heeft met Rob Jetten gekozen voor een jeugdig politicus die zichzelf omschrijft als een ‘groene radicalo’. En waar haar vader een paar jaar geleden nog twijfelde aan het verband tussen CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde laat Lilian Marijnissen als SP-leider nu een heel ander geluid horen. ‘Klimaatrechtvaardigheid’ is voor haar het sleutelwoord: dat er een transitie nodig is staat niet langer ter discussie, het is alleen zaak om die rechtvaardig vorm te geven.
Daartegenover staat een meer zorgwekkende ontwikkeling: er gaan steeds minder jongeren naar de stembus. Bij de laatste verkiezingen kwam slechts 66 procent van de stemgerechtigden onder de 25 jaar opdagen. Maar volgens de jongeren die ik voor dit stuk sprak, hoeft dat niet direct te wijzen op politieke desinteresse. ‘Ik snap wel dat sommige klasgenoten zoiets hebben van “waarom zou ik überhaupt gaan stemmen?”’, zegt Pieter Lossie, een scholier uit Woerden die bijzonder begaan is met het klimaat. Op het Binnenhof gaan belangen maar al te vaak boven argumenten, ziet hij, en dat maakt het lastig om de radicale koerswijziging te realiseren die volgens hem zo hard nodig is.
Niet dat hijzelf de hoop heeft opgegeven. In de aanloop naar de afgelopen Tweede-Kamerverkiezingen nam hij alle partijprogramma’s zorgvuldig door, ook al is hij nog niet oud genoeg om te stemmen. Tot zijn verbazing was er bijna geen enkele partij die vraagtekens durft te plaatsen bij onze verslaving aan economische groei en onze verknipte omgang met de planeet. Alleen de Partij voor de Dieren wil, net als Pieter, dat het hele systeem op de schop gaat en daarom besloot hij lid te worden van hun jongerenafdeling.
Ik ontmoet Pieter in de gloednieuwe aula van zijn middelbare school, op zijn verjaardag. Hij is zeventien geworden en kreeg van zijn ouders een nieuwe cameralens cadeau, omdat hij graag stop-motion-video’s maakt. Zijn laatste heet Greed, waarin hij met kleifiguurtjes het tragische verhaal vertelt over de ecologische verwoesting die wordt veroorzaakt door de inhaligheid van de mens. Twee maanden heeft hij gewerkt aan het filmpje van nog geen drie minuten, de begeleidende pianomuziek heeft hij zelf gecomponeerd.
‘Jongeren zijn over het algemeen fantasierijker en dat is precies wat we nu nodig hebben. Zoals Einstein zei: “De denkwijze die het probleem heeft veroorzaakt, gaat ons niet helpen om het probleem op te lossen.”’ Het valt te merken dat Pieter bij de debatclub zit: hij heeft zijn argumenten paraat en formuleert in strakke volzinnen. ‘Ik haal er steeds meer plezier uit om met mensen over dit soort onderwerpen te debatteren. Hoe vaker ik dat doe, hoe steviger ik achter mijn standpunten sta.’
Een tijdlang ging hij de discussie ook aan op straat, waar hij leden wierf voor Milieudefensie. Heeft u een momentje om te praten over het klimaat? vroeg hij dan aan voorbijgangers. Ouderen waren daar niet altijd even ontvankelijk voor, merkte hij. ‘Och schat, tegen die tijd lig ik al in mijn kist, dat gaat mij niet meer aan’, kreeg hij wel eens te horen.
Twee derde van de Nederlanders tussen de achttien en 25 jaar ziet klimaatverandering als een bedreiging voor de samenleving, bleek in 2016 uit onderzoek van verzekeraar Achmea. En sterker dan de generaties boven hen vestigen zij hun hoop op collectieve oplossingen. De meeste jongeren geloven niet dat ze zelf veel kunnen bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering, echte doorbraken zullen toch moeten komen van de overheid en het bedrijfsleven. Daar is Pieter het mee eens, al probeert hij zelf zo milieubewust mogelijk te leven. Hij wist zijn ouders te overtuigen om de vliegvakantie naar Portugal te verruilen voor een bootreis naar Schotland, want als je wil dat mensen je boodschap serieus nemen, zul je zelf het goede voorbeeld moeten geven, vindt hij. Daarom heeft hij zoveel bewondering voor Greta, de Zweedse schoolstaker. Zij was genomineerd voor de Children’s Climate Prize, maar bedankte vriendelijk voor de eer, omdat ze niet wilde vliegen om de uitreiking bij te wonen.

Zouden de Nederlandse klimaatstakers Het hebzuchtgas van Jan Terlouw hebben gelezen? In dat ‘sprookje voor jong en oud’ roept de schrijver en oud-politicus de jeugd op om in opstand te komen. Pik het niet langer, laat van je horen! Het doet hem goed om te zien dat zijn advies, al dan niet bewust, navolging krijgt, vertelt Terlouw aan de telefoon. ‘Jongeren nemen dit probleem serieus en beginnen het volwassenen kwalijk te nemen dat er niets gebeurt. Ik hoop dat er naar hen geluisterd wordt naarmate ze harder gaan roepen.’
In plaats van de jeugdige klimaatactivisten weg te zetten als naïeve idealisten, zoals Wiebes deed, zouden politici zichzelf achter de oren moeten krabben, vindt Terlouw. Zij zijn degenen die vastzitten in structuren die prima anders kunnen. ‘Technisch en economisch is het helemaal niet moeilijk om de samenleving te verduurzamen, het is een kwestie van politieke wil.’ Dat het niet opschiet, heeft alles te maken met economische belangen. ‘We leven in een tijd waarin de macht van de politiek wegvloeit in de richting van de grote kapitaalbezitters. En het is niet in hun belang om klimaatmaatregelen te nemen, want dan gaan ze minder verdienen.’
‘De generatie na mij is een beetje de verwende generatie’, vervolgt hij. ‘Ze hebben geen oorlog meegemaakt, profiteerden van een ongekende economische groei en gingen ervan uit dat alles beter zou worden.’ Toen hij in 1971 begon als Tweede-Kamerlid was klimaatverandering geen thema, het ging vooral over natuurbescherming en milieuvervuiling. Zelfs toen de Club van Rome in 1972 het befaamde rapport Grenzen aan de groei publiceerde, drong de ernst van de situatie nog niet door. Politici maakten zich meer zorgen over stijgende olieprijzen dan over stijgende temperaturen. De ‘generational plunder’ is volgens Terlouw dan ook geen kwestie van kwaadaardigheid, maar van onwetendheid. Maar dat excuus hebben de huidige bestuurders niet meer. ‘Als ze nu niet veranderen wijs ik ook met een beschuldigende vinger.’
Dat deed hij twee jaar geleden op indringende wijze live tijdens een uitzending van De wereld draait door. Als cadeau voor zijn 85ste verjaardag mocht hij een paar minuten het woord richten tot de mensen thuis, rechtstreeks in de camera. Die mogelijkheid gebruikte hij om te praten over het belang van vertrouwen en een gezonde planeet. ‘Ik heb een prachtig leven gehad, ik wil dat jullie dat ook hebben’, zei hij op het einde tegen de jeugd. Binnen de kortste keren verspreidde het fragment zich over het internet, zijn boodschap raakte duidelijk een snaar. ‘Nu heb je de aandacht, benut dat momentum in de aanloop naar de landelijke verkiezingen’, adviseerde zijn zoon.
Kort daarna stuurde Terlouw een mailtje naar de voorzitters van alle tien de jongerenpartijen. Tijdens de campagne bestrijden jullie elkaar op inhoudelijke punten, schreef hij, dat is goed en noodzakelijk, maar er is ook iets wat jullie verbindt: de toekomst. Zouden jullie daarover een keer in gesprek willen gaan? Ik haal jullie hoogstpersoonlijk op van het station in Twello, beloofde hij.
Allemaal gingen ze enthousiast in op het aanbod. Zo kon het gebeuren dat de voorzitter van de Jonge Socialisten op een vrijdagavond in februari naast die van de sgp-jongeren zat, aan de keukentafel van Terlouws woning in Gelderland. ‘Het was fantastisch’, zegt Terlouw. ‘We dronken een glas wijn, wisselden ideeën uit en aan het einde van de avond hadden we een gezamenlijke verklaring opgesteld.’ Daarin sporen ze het kabinet aan om Nederland een groene koploper te maken. De CO2-uitstoot moet drastisch worden teruggebracht, de vervuiler moet betalen en multinationals zouden niet minder belasting mogen betalen dan het midden- en kleinbedrijf. In de ‘volwassenenpolitiek’ zou het ondenkbaar zijn dat het cda en de vvd zo’n manifest zouden ondertekenen, maar de voorzitters van hun jongerentak zetten gewoon hun naam eronder.
Het stemt Terlouw hoopvol. De kinderen die nu opgroeien zijn zich bewust van de donkere wolk die boven hun toekomst hangt, maar gelukkig tonen ze zich strijdvaardig. Ze weten dat het nog niet te laat is om die donkere wolk te verdrijven, en ze weten ook dat er andere manieren zijn om invloed uit te oefenen dan via de officiële politieke kanalen. Ze mogen dan nog geen stemrecht hebben, hun stem laten ze luid en duidelijk horen. Het is te hopen dat de verantwoordelijke volwassenen luisteren naar wat ze te zeggen hebben, want in de strijd tegen klimaatverandering kunnen we wel wat meer jeugdig idealisme gebruiken.