In 1994, een van de donkerste jaren van de Joegoslavische burgeroorlog, vroegen 53.000 vluchtelingen in Nederland asiel aan. Dat is slechts een luttel aantal minder dan de 59.000 mensen die hier in 2015 een veilig heenkomen zochten voor de oorlog in het Midden-Oosten. Toch ontregelt het vluchtelingenvraagstuk de politiek en de samenleving meer dan toen.

Op de druk van extreem-rechts, assertief en agressief, reageert de oude politieke orde wankelmoedig, met als gevolg dat de sluipende invloed die Geert Wilders op de politiek uitoefent allengs groter wordt. Ook het politieke midden stelt nu hardop Europese verworvenheden als het vrije verkeer van personen of de binding aan het internationale recht en mensenrechtenverdragen ter discussie. Agitatie en hatelijkheden overheersen het publieke verzet tegen de vluchtelingen, waardoor de mentale barrières tussen mensen steeds hoger worden opgeworpen. Aan de andere kant van die grens staat niet meer een individu, maar een gelukszoeker, een moslim, iemand met een ‘Noord-Afrikaans uiterlijk’.

Wat is de verklaring voor het verschil tussen toen en nu? ‘Je kunt beter theedrinken dan azijnpissen. En ik vind dat er momenteel wel verdomd veel azijn wordt gepist’, zegt pvda’er Job Cohen in De Telegraaf. Ook hij heeft de indruk dat de maatschappelijke stemming rond vluchtelingen grimmiger, onverzoenlijker is dan tijdens de migratiegolf van begin jaren negentig. Destijds kon de ME binnenblijven en werden er geen lawinepijlen op gemeentehuizen afgevuurd, zoals medio december in Geldermalsen. Het geweld kwam toen van extreem-links, van actievoerders van Rara, die in de nacht van 13 november 1991 met een zware bom het huis van staatssecretaris Aad Kosto opbliezen, volgens een achtergelaten pamflet uit protest tegen het stringente asielbeleid.

Het lastige is dat zoiets als een maatschappelijke stemming moeilijk objectief is te beoordelen. Een verschil met toen is dat vreemdelingenhaat die destijds mogelijk in de gedachten van mensen opborrelde nu openlijk in de anonieme krochten van het internet kan worden uitgesproken. Dat geeft de openbare mening een boosaardige lading. De ontregeling van de politiek is preciezer te beschrijven. Toenmalig premier Ruud Lubbers kon in de jaren negentig de komst van een recordaantal asielzoekers schetsen als een tijdelijk probleem dat een bestuurlijke en logistieke oplossing vergde. Op zijn manier zei hij feitelijk: ‘Wir schaffen das.’ Bij de verkiezingen van 1994 haalden de extreem-rechtse Centrumdemocraten van Hans Janmaat een schamele drie zetels, om deze bij de volgende stembusronde (1998) al weer te verliezen. Hoewel de fluctuaties bij beide verkiezingen groot waren, handhaafde het redelijke midden zich goed.

Rond tweehonderd PVV-aanhangers demonstreren in Den Haag tegen het kabinetsbeleid en tegen het het binnenlaten van vluchtelingen in Nederland, 2015 © Phil Nijhuis

Nu ziet het beeld er heel anders uit. Veel meer dan toen lijdt het partijpolitieke bestel aan een gebrek aan innerlijke weerstand tegen destabiliserende krachten. Wilders boekt records in de peilingen, sinds de vluchtelingen zich in groten getale in Europa meldden. Virtueel is zijn partij nu verreweg de grootste. Hoewel nog moet worden afgewacht of de peilingen werkelijk het beoogde stemgedrag van de kiezers weerspiegelen, of een gelegenheid zijn om het gemoed eens lekker te luchten, geven ze Wilders de wind in de zeilen.

Zijn opkomst staat niet los van de Europese context. Bijna overal in Europa maakt extreem-rechts een strijdbare indruk, zeker in contrast met een politiek establishment dat vermoeid oogt. Tegenover de oude politiek van de rede en de redelijkheid, waarin de instituties als vanzelf traag werken omdat ze uiteenlopende belangen moeten verenigen, staat de politiek van het gevoel, met grote woorden over de bedreigingen van buiten en de belofte daaraan ogenblikkelijk een halt toe te roepen.

Het gevoel dat extreem-rechts exploiteert is dat het officiële beleid van open grenzen haaks staat op wat gewenst is. Voor de oude politieke orde, waarvoor het streven naar Europese eenwording en het slechten van grenzen lange tijd vanzelfsprekend was, levert dat een onmogelijk dilemma op. Dichte grenzen bedreigen de welvaart waarop Europeanen hun leven nu hebben ingericht, open grenzen brengen hun het onbekende dat ze als bedreigend ervaren. Extreem-rechts lost dat dilemma op door te doen alsof het niet bestaat. Haar belofte is dat de sluiting van de grenzen mogelijk is met behoud van welvaart, mits zij het maar voor het zeggen krijgt. Dan zal een herstel van de oude zekerheid van vroeger mogelijk zijn en de welvaart weer helemaal aan ‘ons’ toevallen.

De belofte van extreem-rechts is dat de sluiting van de grenzen mogelijk is met behoud van welvaart, mits zij het voor het zeggen krijgt

Het beleid van open grenzen en de bijbehorende migratiedynamiek vergt van de Nederlandse samenleving een aanpassingsvermogen dat ze moeilijk nog kan opbrengen, na een kwart eeuw neoliberaal beleid om de verzorgingsstaat in te snoeren en de arbeidsmarkt van haar zekerheden te ontdoen. Hoeveel goede argumenten uit het oogpunt van behoud van concurrentiekracht er ook zijn voor dit beleid, het effect is wel dat de bestaanszekerheid aanmerkelijk is verminderd. Daar komt bij dat de economische crisisjaren na 2008 ook de middenklasse hebben geconfronteerd met het destabiliserende effect dat wegvallende zekerheden op het bestaan kunnen hebben.

Het gevolg zal zijn dat meer Nederlanders geneigd zullen zijn voor zichzelf op te komen, in een directe concurrentiestrijd met anderen om werk en voorzieningen. De gedachte dat duizenden vluchtelingen zich ook in die strijd komen mengen is dan vreeswekkend. Uit de dominantie van het neoliberalisme in het beleid blijkt dat de economische wetmatigheden van het kapitalisme meer gewicht in de schaal kunnen leggen dan politieke wenselijkheden als het bieden van bescherming aan mensen. Het kapitalisme is een autonome kracht die de politieke en statelijke macht kan overvleugelen. Dat dankt het mede aan het wegvallen van grenzen: naarmate het beweeglijker kan opereren is tegenwicht bieden moeilijker.

Dat verklaart waarom antikapitalistische politieke partijen pleiten voor dichte grenzen om de burgers te beschermen. Uiterst rechts en uiterst links ontmoeten elkaar hier. pvv en SP lijken als twee druppels water op elkaar in hun verzet tegen de Europese eenwording en in hun streven naar behoud van de verzorgingsstaat. Het neoliberalisme, de ideologische gedaante van het kapitalisme, is een systeem zonder centrum, met als gevolg dat mensen zich aan onbeheersbare krachten overgeleverd voelen. Dat is electorale munitie voor politici die het kwaad weer een gezicht geven door zondebokken aan te wijzen. De schuldigen zijn gauw gevonden. Het zijn, afhankelijk van de politieke richting, het grootkapitaal en de EU, of de immigranten, de vluchtelingen, de moslims en opnieuw de EU.

Veroorzaakt de opkomst van extreme politieke bewegingen, in heel Europa, nu een crisis in de democratie? Die dreiging is er zeker. Maar tegelijkertijd kun je de groeiende aanhang van uitgesproken politici aan de flanken zien als een indicatie dat de democratie al in crisis is, mede onder invloed van de internationale macht van het neoliberalisme.

In het politieke debat over de vluchtelingenkwestie heeft Geert Wilders de voortrekkersrol. Dat heeft hij niet te danken aan de kwaliteit van zijn argumentatie, integendeel, want zijn politieke retoriek van snoeven en snauwen, treiteren en dreigen is gespeend van argumenten en feiten. Een meer voor de hand liggende verklaring is dat Wilders met zijn doembeelden van een bedreigd Nederland het beeld versterkt van een land dat niet veel meer kan hebben.

Andere partijen bieden weinig tegenwicht aan dat beeld, of bevestigen het zelfs. vvd-fractieleider Halbe Zijlstra grijpt het volksprotest tegen asielzoekerscentra bij herhaling aan om te zeggen dat de grens van wat de Nederlandse samenleving aankan ‘in zicht’ is. Zijn pvda-collega Diederik Samsom waarschuwt dat de ‘welvaartsstaat bezwijkt’ als de vluchtelingenstroom niet onder controle wordt gebracht. Zo dragen de twee partijen die regeren zelf bij aan de indruk dat de immigratie de overheid boven de macht gaat.

De behoefte van mensen aan stabiliteit en continuïteit kan omslaan in ressentiment als zij zich in hun bestaanszekerheid bedreigd voelen, zeker als de overheid die indruk van machteloosheid van zichzelf laat ontstaan. Wilders munt die angst voor het verlies van welvaart, voor een afdaling op de sociale ladder, misschien zelfs voor de toekomst in z’n geheel, in woorden die de sfeer oproepen van een existentiële bedreiging waaraan de anderen schuldig zijn. Hij stelt daar tegenover dat zowel het behoud van welvaart als de bescherming van de verzorgingsstaat mogelijk is, mits Nederland alles voor zichzelf houdt en geen geld meer spendeert aan Europa, ontwikkelingshulp of vluchtelingen.

De twee partijen die regeren dragen zelf bij aan de indruk dat de immigratie de overheid boven de macht gaat

Een directe bedreiging voor democratie en rechtsstaat is Wilders vooralsnog niet, maar hij kan als rebellenleider tegen de redelijkheid wel een zwaar ontregelend effect op beide hebben, zoals overal in Europa extreem-rechts zijn sporen nalaat. Het rancuneuze populisme van Wilders heeft boosheid in het debat gebracht. In zijn uithalen naar de vluchtelingen is hij een echoput van beledigingen. Hij voelt zich gelegitimeerd iedereen die afwijkt van zijn eigen beeld van de ware Nederlander met neerbuigendheid, argwaan en verbale agressie te bejegenen.

‘De waarheid ligt aan onze kant’, zei hij op een bijeenkomst met Europese geestverwanten op 29 januari 2016. ‘Wen er maar aan.’ Voor Wilders’ aanhang zijn sommige beelden van de werkelijkheid zo aantrekkelijk om in te geloven dat de feiten er niet toe doen, zolang ze maar bevestigd worden in hun idee dat het in Nederland voor vluchtelingen goed toeven is.

Met zijn claim op de waarheid politiseert Wilders de complexiteit van de pluriforme maatschappij en de bijbehorende politiek van traagheid als een vorm van nodeloos moeilijk doen of als een samenzwering van de elite. Hij stelt de maatschappij als maakbaar voor, mits de politiek bereid is het kwaad te lokaliseren en te verwijderen. Wie daartegenin brengt dat het onmogelijk is alle problemen naar ieders tevredenheid op te lossen, of hem vraagt hoe hij de grenzen hermetisch denkt te kunnen sluiten, krijgt het verwijt dat hij onnodig moeilijk doet, of zijn eigen volk verraadt.

Wat zegt die waarheidsclaim over Wilders’ democratische gezindheid? Democratie is in wezen niets anders dan een vreedzame wijze van omgaan met verschillen, maar eigenschappen als ontvankelijkheid voor andere denkbeelden en compromisbereidheid zul je tevergeefs bij hem zoeken. Hij weigert zijn waarheid te middelen met de waarheid van andere politici. Met zijn verschansing in het eigen gelijk brengt Wilders de mores van de getuigenispolitiek in het debat. Een open afweging van het eigen argument tegen dat van de ander heeft daarin plaatsgemaakt voor het gevecht om de beste oneliner, slechts bedoeld om de andere partij in de hoek te drijven, want de tegenstander deugt hoe dan ook niet.

Daarom hecht de Britse filosoof Isaiah Berlin in een democratie zoveel waarde aan het besef van diversiteit, tolerantie en relativeringsvermogen, als tegenwicht tegen de eenzijdigheid van de getuigenispolitiek. In zijn klassieke tekst over vrijheid uit 1958, Twee opvattingen van vrijheid, vraagt Berlin zich af waarom we in de natuur- of wiskunde geen vrije gedachten toestaan en in de politiek of de moraal wél. Het antwoord is dat mensen verschillend zijn en, anders dan de exacte wetenschap, allemaal hun eigen, levensbeschouwelijke waarheid hebben. De erkenning van dat pluralisme is volgens Berlin de levensvoorwaarde van een democratie. Want zelfs als er wel één waarheid in de politiek mocht bestaan, wie beslist dan welke waarheid dat is? Zodra een machthebber zich die bevoegdheid toe-eigent, zal het leven van andersdenkenden benauwd en onvrij zijn, waarschuwt hij. Langs deze meetlat gelegd is Wilders’ democratische gezindheid twijfelachtig.

Ook op de rechtsstaat heeft de opkomst van extreem-rechts een ontregelend effect. Waar het in de Europese Unie aan de macht komt, zoals in Polen en Hongarije, probeert het als de wiedeweerga tegenmachten als de vrije pers en de rechterlijke macht te breidelen en het ambtenarenapparaat tot jaknikkers om te vormen.

Wat zou Wilders in zo’n geval doen? Daarop kunnen we niet gerust zijn. In zijn reacties laat hij telkens weer blijken dat tegenspraak hem vooral ergert. Hij laat er geen misverstand over bestaan dat hij rechters aan politieke controle wil onderwerpen. In plaats van een benoeming voor het leven stelt hij een periodieke beoordeling van rechters voor, met hun staat van dienst in streng straffen als maatstaf. ‘Kijk of ze zwaar hebben gestraft. Hebben ze alleen maar taakstraffen uitgedeeld, laat ze dan bij de sociale dienst gaan werken of bij het Riagg.’

‘Hebben rechters alleen maar taakstraffen uitgedeeld, laat ze dan bij de sociale dienst gaan werken of bij het Riagg’

Er kan ook geen misverstand bestaan over zijn oordeel over journalisten en politici die hem kritisch volgen. Na een oproep om afstand te nemen van het geweld in Geldermalsen, waar hij had opgeroepen tot ‘verzet’ tegen de komst van een asielzoekerscentrum, daags voor de stenen door de ruiten van de raadszaal vlogen, twitterde Wilders op 21 december 2015: ‘Politiek en pers kunnen de rambam krijgen. Neem zelf lekker afstand van jullie lafheid en verraad van Nederland aan de islam. Sukkels.’ Minachting van andersdenkenden, taal met een zweem van geweld, een opgeblazen ego, wrevel over recht dat hem in de weg staat. Het zijn geen eigenschappen die getuigen van democratisch en rechtsstatelijk ethos.

Een democratische rechtsstaat onderscheidt zich van totalitaire regimes doordat de macht er wordt ingesnoerd door het recht. Grondrechten als de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van onderwijs waarborgen in zekere mate een eigen, staatsvrij domein. De rechtsstaat is dus een voorwaarde voor het goed functioneren van een democratie, in die zin dat ze bescherming biedt aan minderheden die bij een kale toepassing van de meerderheidsregel in de verdrukking zouden komen. Democratie gaat om die bescherming van minderheden, veeleer dan om de vorming van een meerderheid. De verbinding met de rechtsstaat is dus essentieel voor de democratie.

Diep in hun hart houden beleidsmakers niet echt van de principes van de democratische rechtsstaat, zei staatsrechtgeleerde Tijn Kortmann al eens, want ze zijn vaak lastig, hinderlijk. Die hinder valt des te meer op als het rechtse populisme de belofte van direct handelen stelt tegenover het immanent trage karakter van de rechtsstaat, die moet wikken en wegen, schikken en plooien. De kracht van die belofte laat de oude orde niet onberoerd. Ze zou de beschermer van het recht moeten zijn, maar de voorbeelden zijn legio waarin ze verzaakt, paniekerig reageert, of zelfs recht dat haar in de weg staat wil wijzigen of schrappen.

In deze tendens wordt de sluipende invloed die Wilders uitoefent zichtbaar. Hij trekt daarbij profijt van de politieke lacune die is ontstaan doordat de drie oude volkspartijen hun ideologie hebben verwaarloosd. Bij gebrek aan een eigen verhaal hebben ze geen krachtig weerwoord op de feitenvrije politiek van Wilders en zijn antidemocratische en antirechtsstatelijke demagogie.

De manier waarop vvd, cda en pvda willen tornen aan de rechten van vluchtelingen is tekenend voor hun tanende rechtsstatelijke besef. Alle drie de partijen willen de facto het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties buiten werking stellen, nota bene in een periode waarin vluchtelingen de rechtszekerheid die het verdrag biedt meer dan ooit nodig hebben. De vvd is bereid ver te gaan om haar politieke doel van het weren van vluchtelingen te bereiken. Op grond van een dubieuze uitleg van de verdragsgeschiedenis stelt de vvd voor het Vluchtelingenverdrag te herzien, met het doel alle vluchtelingen van buiten de toegang tot Europa te weigeren. Geen Syriër komt er meer in, wat de vvd betreft.

Ook het cda wil de rechten van vreemdelingen verregaand inperken. Het is voorstander van de invoering van een ‘ontheemdenstatus’, hetgeen in de praktijk betekent dat vluchtelingen bijna alle rechten kwijtraken die ze aan het Vluchtelingenverdrag ontlenen. Ze hebben dan enkel recht op opvang. Verder mogen ze niets anders dan afwachten tot hun eigen land weer veilig genoeg is, ook al is daarop in het geval van Syrië en Irak weinig uitzicht.

De rechtsfilosofen Nanda Oudejans en Tamar de Waal wezen vvd en cda op de achteloosheid in hun voorstellen jegens de wezenlijke betekenis van het Vluchtelingenverdrag. Het verdrag is bedoeld om vluchtelingen tegen rechteloosheid te beschermen. Het biedt compensatie voor het verlies van juridische bescherming dat hen overvalt zodra ze de grens van hun land passeren, op de vlucht voor vervolging of oorlog. Zo bezien legt het verdrag de verplichting op weerloze mensen bescherming van het recht te bieden. ‘Een beschermd leven betekent, vanuit dit perspectief, meer dan geen geweer in je gezicht’, schreven Oudejans en De Waal in NRC Handelsblad.

Voor de PvdA geldt dat ze niet meer weet wat ze over gelijkheid te zeggen heeft doordat ze niet meer weet wat ze wil

Ook het initiatief dat pvda-fractieleider Samsom eind januari lanceerde, ontleend aan werk van de denktank European Stability Initiative, kwam neer op een ad hoc afschaffing van het asielrecht voor de vluchtelingen uit de oorlogsgebieden in het Midden-Oosten. Samsom wilde iedereen die met een bootje Griekenland weet te bereiken ‘per kerende veerboot’ terugsturen naar Turkije, in ruil voor een legale, gereguleerde immigratieroute voor Syrische vluchtelingen naar Europa. Ook de Duitse bondskanselier Angela Merkel zette zich in voor deze methode.

In hoofdlijnen stemt de vluchtelingenregeling waarover de EU-leiders en Turkije het vorige week eens werden overeen met dit voorstel. Het politieke voordeel is dat de Europese overheid op deze wijze greep op de vluchtelingenstroom krijgt. Het vertrouwen in de overheid als beschermer van de rechtsstaat krijgt daarentegen een oplawaai. Het linea recta terugsturen van vluchtelingen per veerboot impliceert dat deze mensen het recht op asiel wordt ontnomen, louter op grond van het vermoeden dat ze uit het Midden-Oosten afkomstig zijn. Dat is een vorm van willekeur en selectiviteit die in strijd is met de universele rechtsregel van ieders gelijkheid voor de wet.

Rechtsstatelijk evenzeer dubieus is het initiatief van de pvda, gesteund door vvd, de drie christelijke partijen en de pvv, tot een verbod van salafistische organisaties. Hoewel het kabinet zich bij monde van de ministers Asscher (pvda) en Van der Steur (vvd) eind februari heeft uitgesproken tegen die maatregel is de argumentatie van de initiatiefnemers daarmee nog niet van haar omineuze lading ontdaan. Een verbod van organisaties louter vanwege hun godsdienstige overtuiging zou in strijd zijn met de regel dat gedachten niet strafbaar zijn, met de vrijheid van godsdienst, met de vrijheid van meningsuiting, met de vrijheid van vereniging en ook met het principe van scheiding van kerk en staat, want voor een controle op het verbod zou de overheid zich ver moeten begeven in het domein van moskeeën en andere instellingen op islamitische grondslag.

Pieter Geenen, de tekenaar van de dagelijkse strip in Trouw, vatte het geheel samen in deze grap: ‘Er moet een nieuw artikel 1 van de grondwet komen: alles wat onwenselijk is, is ook onwettig.’

vvd en cda benutten het vluchtelingenprobleem om in de electorale strijd met de pvv een ruk naar rechts te maken. Het cda laat in het debat over het salafisme na zich op te werpen als beschermer van de godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat, rechtsprincipes die christen-democraten na aan het hart liggen. De vvd spreekt in alarmistische taal over ‘onze manier van leven’ die door de komst van asielzoekers zou worden bedreigd. In redeneringen als deze hebben traditionele verklaringsgronden voor maatschappelijke problemen, zoals ongelijkheid, achterstelling, scheve machtsverhoudingen of gebrekkige ontplooiingskansen, plaatsgemaakt voor cultureel of religieus bepaalde verklaringen. In een signalement in een themanummer over ongelijkheid van Foreign Affairs schrijft de Amerikaanse politicoloog Ronald Inglehart dat het ‘culturele conflict’ als brandpunt van de politieke polarisatie de plaats van economische kwesties heeft ingenomen. Hij ziet dat als een conservatieve reactie op het oprukken van postmaterialistische waarden als vrijheidszin en tolerantie sinds de jaren zestig.

Ook in het politieke discours van vvd en cda wordt van alles en nog wat teruggebracht tot een kwestie van waarden en identiteit. Een identiteit kan goed zijn, en dan heet ze ‘Nederlands’, of fout, en dan zegt Halbe Zijlstra in Trouw: ‘Ga dan gezellig naar Saoedi-Arabië.’ Wat opvalt in betogen als deze is dat de precieze aard van deze identiteit bewust vaag wordt gehouden, of gevat in het begrip ‘joods-christelijke traditie’. Dat is niet meer dan een twintigste-eeuwse, politiek correcte herinterpretatie van de geschiedenis, waaruit volgens historici een rozig, al te harmonieus beeld van de verhouding tussen christendom en jodendom oprijst.

Onwelkome beleidsadviezen, hoe feitelijk of onpartijdig ook, gedijen niet in zo’n politieke sfeer. De scheidende Kinderombudsman Marc Dullaert waarschuwde eind februari dat de kinderen in de asielzoekerscentra ‘een verloren generatie’ dreigen te worden. Lange wachttijden, het gebrek aan een rustige leefomgeving in de noodopvang en de vele verhuizingen brengen hem tot de conclusie: ‘Als we deze kinderen nu niet de zorg, het onderwijs en de thuisbasis geven die zij nodig hebben, dan raken zij op een achterstand die ze wellicht nooit meer inhalen.’ Zijn waarschuwing volgde op een soortgelijk advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr), het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) en deskundigen van het ministerie ven Veiligheid en Justitie. De reactie van de vvd bleef beperkt tot de klagelijke vraag waarom de Kinderombudsman ‘nu weer met een kritisch rapport moet komen’.

Een serieuze politieke bestrijding van Wilders vergt dat zijn tegenstanders de achterliggende oorzaken van zijn opkomst serieus nemen. Dat plaatst de vvd voor een onmogelijke keuze, voorzover dat van de liberalen de erkenning van de ontwrichtende effecten van het neoliberalisme op de bestaanszekerheid vergt. Het antwoord daarop moet van links komen. De pvda laat de kansen daarop tot dusver evenwel liggen. Ook het baanbrekende onderzoek van Thomas Piketty, over de toenemende ongelijkheid tussen de kapitaalbezitters en de mensen die van een arbeidsinkomen leven, schudde de sociaal-democraten niet wakker uit hun denkluiheid over dit onderwerp. Voor de pvda geldt dat ze niet meer weet wat ze over gelijkheid te zeggen heeft doordat ze niet meer weet wat ze wil.

Het tegenwicht tegen de duistere krachten in het vluchtelingenvraagstuk kan alleen komen van politici die in hun politieke wil even onverstoorbaar zijn als Wilders. In Duitsland geeft bondskanselier Angela Merkel het voorbeeld. Haar uitspraak ‘wir schaffen das’ is vaak bekritiseerd als ondoordacht of zelfs als onnozel. Maar wat wilde ze er nu mee zeggen? Dat het regelen van de immigratie weliswaar een zware belasting voor een maatschappij is, niet zonder problemen, maar ook een maatstaf voor de vaardigheid van een land om op onverwachte ontwikkelingen te reageren, zonder in paniek te raken.

In ‘wir schaffen das’ verbindt ze het vertrouwen in die vaardigheid met de morele plicht die zit besloten in de eerste zin van de Duitse grondwet: ‘De waardigheid van de mens is onaantastbaar.’ Haar naïviteit verwijten is een geval van moedwillig misverstaan, want natuurlijk heeft ze niet willen zeggen dat het van de ene dag op de andere is geregeld.

In Nederland werken de regeringspartijen de bestuurlijke oplossing naar Lubbers’ recept tegen, met hun openlijk uitgesproken vrees dat het asielprobleem de overheid boven de macht gaat. Niet alleen hinderen ze daarmee de burgemeesters, op wier schouders het creëren van een draagvlak voor de plaatselijke opvang van asielzoekers rust, ook dragen ze bij aan het grimmiger worden van het maatschappelijk klimaat.


Dit is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek De race naar het noorden, onder redactie van Rop Zoutberg. Het verschijnt op 7 april bij uitgeverij Balans