Voor Jean-Paul Sartre was politiek geweld niet per se uit den boze: ‘In een periode van gewapend ondergronds verzet gebeuren er dingen die de fysieke eliminatie van tegenstanders noodzakelijk maken’, zei hij in 1964 in een interview. ‘Het is onmogelijk om je een ondergrondse, gewapende strijd tegen een sterke vijand in te denken die gevoerd wordt met dezelfde middelen als die, die gebruikt worden door een democratische partij, die in het volle daglicht handelt, omdat dit twee totaal verschillende dingen zijn.’ Dat waren andere tijden. In 1964 lag de strijd tegen de nazi’s nog vers in het geheugen en raakte de Vietnamoorlog eerst goed op stoom. De zaken liggen nu anders: gewapend ondergronds verzet heet nu terrorisme.
Vorige week ging Vuile handen, een stuk uit 1948, weer eens in première. thEAter EA brengt de tekst op een humoristische manier, maar laat niet na belangrijke vragen bij de toeschouwer op te roepen: is geweld te rechtvaardigen? Wat is keuzevrijheid? Wat is de zin van engagement?
In Vuile handen is het oorlog. Het plan van Hoederer, secretaris van de (Communistische) Partij, om een alliantie met de Fascisten en de Bourgeoisie te sluiten, leidt tot heftige reacties bij actieve leden. Hugo, een jongen uit de bourgeoisie die op zoek is naar een gelegenheid om zich als revolutionair te bewijzen, biedt aan Hoederer te liquideren, immers: ‘Objectief gezien is het een klassenverrader.’ Hoederer blijkt echter een charismatische man met wie Hugo meer overeenkomsten heeft dan hij dacht.
Tarkan Köroglu, artistiek leider van thEAter EA en regisseur van Vuile handen: ‘Ik ben een principieel tegenstander van geweld en wil met dit stuk dan ook geen begrip kweken voor Hugo, Volkert van der G. of wie ook. Vuile handen stelt zo’n daad echter in een breed, universeel perspectief en roept daardoor de vraag op naar het waarom.’ Voor Sartre stonden de bestemming en je manier van leven niet vooraf vast. Ze zijn het resultaat van keuzes, waarvoor je verantwoordelijkheid draagt. Afkomst, cultuur, klasse en sekse zijn niet allesbepalend. De keuzevrijheid wordt echter beperkt door ‘de Ander’; in zijn ogen ben je pas ‘iets’. In Vuile handen wil Hugo ‘bruikbaar’ zijn – ‘Ik doe wat je maar wilt!’ –, hij wil voor vol worden aangezien door de andere partijleden, niet als jongetje uit de bourgeoisie, maar als revolutionair. Is Hugo dus te kwader trouw, of handelt hij toch uit oprechte, inhoudelijke motieven? Is hij bereid de verantwoordelijkheid voor zijn keuze te dragen? En wat zijn de consequenties van de geplande liquidatie? Hoederers plan voor een alliantie kan veel mensenlevens redden, maar als Hugo voor zijn principes kiest schiet hij hem neer. Is zijn keuze ten opzichte van de andere mensen te rechtvaardigen? Hoe kan de absolute vrijheid van de mens verenigd worden met het bestaan van anderen? Die vraag maakt Sartres existentialisme politiek. Iedere keuze moet algemene gelding hebben: ‘Wie kiest, kiest voor alle mensen.’ Zijn filosofie kan worden gelezen als een morele oproep tot verantwoordelijkheid.
Volgens Köroglu kan kennis van omstandigheden weliswaar begrip kweken voor de reden waarom iemand zich tot radicaal gedachtegoed wendt, maar leidt dit begrip tot niets: ‘Het heeft geen zin om in discussie te gaan met een terrorist. Er zijn steeds andere omstandigheden. Zo zal de god uit wiens naam gehandeld wordt misschien anders heten en hebben de ideeën die als rechtvaardiging van een daad worden aangedragen een andere naam, maar ook over duizend jaar worden er nog politieke moorden gepleegd. Dat maakt me bang. Het existentialisme is echter van alle tijden. Als je je realiseert dat je vrij bent om te kiezen, je kunt verzoenen met de wereld zoals je haar maakt, heb je geen god, geen radicale ideeën nodig.’
De mogelijkheid om deze filosofische gedachte via het toneel uit te werken spreekt Köroglu enorm aan: ‘Of ik iemand kan stoppen die van plan is de trekker over te halen? Ik hoop het, maar denk van niet. Zo’n persoon heeft een heel sterke overtuiging. Maar wat ik wél kan doen is vragen oproepen bij het publiek over het waarom van een politieke moord, over iemands beweegredenen en verantwoordelijkheid. Ik maak theater vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid. Net als alle andere mensen moet een kunstenaar positie kiezen. Ik wil niet vluchten voor de problemen van nu; na 11 september, na de moorden op Fortuyn en Van Gogh polariseerde de wereld. Ook in Nederland hebben steeds meer mensen radicale denkbeelden: fundamentalisten, nationalisten. Ik vind dat een beangstigende gedachte.’
Vuile handen, thEAter EA, tournee tot en met 19 mei, reprise sept/okt 2007