Na twee van de drie debatten is Clegg door de media - en als we de waarzeggers van YouGov, Mori, ICM, ComRes et cetera mogen geloven - door de zwevende kiezer tot voorlopige winnaar uitgeroepen. Dat kan niet liggen aan zijn politieke agenda, want waar het bijvoorbeeld gaat om de bestrijding van criminaliteit, immigratiebeleid en de verhouding met Europa staat hij op veilige afstand van de publieke opinie. Zijn populariteit heeft eerder te maken met de misleidende indruk die hij heeft weten te wekken dat zijn partij buiten het onkostenschandaal stond. Zodoende profileerde de voormalige Eurocraat zich als antipoliticus, wat niet helemaal terecht is.

Echter, het komt bovenal omdat hij ‘nieuw’ is, tenminste voor mensen die geen betaalde kranten lezen. Clegg presteert al jaren goed in het Lagerhuis. Zo heeft hij de corrupte Lagerhuis-voorzitter Michael Martin de wacht aangezegd en speelde hij een glansrol in de affaire rond de Ghurka’s, de Nepalese oorlogsveteranen die door Labour waren verraden. Voor de meeste televisiekijkers vormt ‘Nice Nick’ een welkome aanvulling, want men raakt uitgekeken op het vermoeide gezicht van Brown en de babyface van Cameron. Clegg is fris, jong en netjes. Hij is uiteraard vergeleken met Barack Obama, al is het maar omdat beide mannen, tot ongenoegen van hun eega’s, af en toe stiekem een sigaretje roken. Clegg komt zo presidentieel over dat veel kiezers verbaasd zullen zijn wanneer ze hem niet aantreffen op hun stembiljetten.

Voor Cameron, de grote favoriet, is ‘Westminster Idols’ vooralsnog niet goed afgelopen. Hij schittert wekelijks tijdens Prime Minister’s Questions en kan als geen ander een uur lang zonder aantekeningen een toespraak houden, maar tijdens de debatten komt hij met ‘Dave’ niet goed over. Gevraagd naar haar bezwaar tegen Cameron antwoordde een vrouw bij Newsnight dat hij amper lippen heeft, wat de vraag oproept of politieke leiders niet beter een familiealbum kunnen lanceren dan een manifest. Een groter nadeel van Cameron is dat hij te gericht is op populariteit, waardoor hij te gemaakt en geforceerd overkomt. Het zou helpen wanneer hij geheel onvoorbereid naar de debatten komt, iets wat zijn oude studiegenoot en partijgenoot Boris Johnson zou doen.

Brown, ondertussen, heeft zijn status als de Richard Nixon van de hedendaagse Britse politiek weten te consolideren. De enige eerlijke opmerking kwam aan het begin van het tweede debat, toen hij opmerkte dat presentatie niet zijn beste kant is. Hinderlijk is zijn lichaamstaal, variërend van zijn besmuikte grijns tot het driftig schudden van zijn hoofd. Inhoudelijk gezien lijkt het een woordvoerder van The Office for National Statistics te zijn. Hij zei bovendien zo vaak ‘Nick agrees with me’ dat de vraag opdoemde of hij zelf wel Labour stemt. Sluw was zijn beslissing om na het eerste debat handen te gaan schudden met het publiek. Clegg wilde hem volgen, maar Cameron, die wist dat het tegen de regels was, hield hem tegen.

Politiek gezien is de kijker amper iets wijzer geworden van de debatten. Wat de partijen willen is bij iemand die de politiek een beetje volgt al lang bekend. Het antwoord op de interessante vraag waar de komende jaren de klappen gaan vallen is na drie uur ‘debatteren’ nog steeds onduidelijk. Natuurlijk, Brown wil meer efficiëntie (toegevend dat er dertien jaar lang is verspild), Cameron heeft de ambtenarensalarissen in zicht en Clegg wil af van de waanzin om nieuwe nucleaire onderzeeërs te kopen. Maar met deze maatregelen lost men het titanische tekort niet op. Veel liever daarentegen praten ze over waar men extra geld aan wil gaan uitgeven, keurig wachtend op hun beurt, kijkend in de camera en goed de namen onthoudend van de mensen in het publiek die de vraag stellen, zodat ze met een personal touch (vooral niet de achternaam gebruiken) kunnen antwoorden.

P.s. Donderdag is om 21.30 uur op BBC 1 het derde debat. Echter, het is misschien niet gek om Bertie Woosters advies te volgen: ‘The great thing in life, Jeeves, if we wish to be happy and prosperous, is to miss as many political debates as possible.’