Terwijl het donker wordt in het Friese Veenwouden komt een groep van iets minder dan honderd man in beweging. Deelnemers dragen spandoeken en A4’tjes met ‘Zijn onze kinderen straks nog veilig?’ en ‘Feanwâlden seit NEE tsjin AZC’. Veel mensen duwen kinderen in buggy’s voor zich uit. Reden voor de demonstratie is een mogelijk azc voor minimaal driehonderd en maximaal vijfhonderd mensen. De protestmars leidt naar de sporthal, waar een informatiemarkt wordt gehouden. Wethouders en raadsleden zijn aanwezig om met mensen te praten over hun zorgen en ideeën over het mogelijke azc. Zorgen en ideeën, die hebben de demonstranten wel. Desondanks worden ze bij de ingang tegengehouden door de burgemeester. Ze mogen niet naar binnen, want dan zouden ze de orde verstoren.

Het was februari en de schrik zat er goed in bij bestuurders met azc-ambities. ‘De burgemeester was van mening dat de bijeenkomst bedoeld was om te informeren en niet om te demonstreren’, schreef een lokale krant over de demonstratie. In april werden de plannen voor een azc alsnog weggestemd in de raad. Daarin is Veenwouden niet uitzonderlijk. Het is een willekeurig voorbeeld van een gemeente met azc-perikelen, zoals er zoveel zijn. Op basis van de lokale en regionale verslaggeving van het afgelopen jaar zou je een alternatieve kaart van Nederland kunnen schetsen. Van een protestmars die met eieren werd bekogeld in het Maastrichtse Malberg, via het opgehangen varken in Heesch naar de noodverordening in Enschede; van een afgewend referendum in Zwolle naar het originele Oranje en rood-wit-blauw gemaskerde demonstranten in noordoost-Groningen.

Zelfs nu de vluchtelingenstroom afneemt, hebben bestuurders nog geen antwoord gevonden op de vragen die de azc-protesten oproepen. Demonstranten geloven dat ze alleen iets kunnen bereiken door steeds feller te demonstreren, terwijl burgemeesters steeds strenger de discussiefora bewaken. Wanneer demonstranten vervolgens eisen dat ze gehoord worden, herhalen gemeenten keer op keer dat ze willen luisteren. Burgemeesters rennen zich de benen uit het lijf om langs te gaan bij alle omwonenden, om alle protestgroepen te spreken en alle kritieken op sociale media van repliek te voorzien. En toch houden gefrustreerde inwoners vol dat het azc hen door de strot wordt geduwd. Dus waar gaat het mis? Elke burgemeester en elke inwoner heeft een eigen theorie, maar een overkoepelende analyse mist. Dat was de motivatie voor een groot onderzoek. Uit 24 interviews met burgemeesters, wethouders, ambtenaren en demonstranten uit tien verschillende gemeenten worden de dilemma’s van de azc-kwestie langzaam duidelijk.

De leiders van burgercomités en AZC Nee-groepen wijzen graag op de manieren waarop gemeenten profiteren van het opvangen van asielzoekers. Verlies gevende grond wordt lucratief, ambitieuze burgemeesters kunnen zich profileren. Marieke, de leider van een actiecomité, heeft een bloedhekel aan de suggestie dat vluchtelingenopvang over solidariteit en barmhartigheid gaat. ‘Dit gaat echt, echt niet om mensen helpen.’ Politici leuken hun cv op en de gewone Steenbergenaar, Rotterdammer of Geldermalsenaar betaalt de prijs. ‘De overheid heeft de oorlog verklaard aan haar burgers’, zeggen demonstranten.

‘Het was vooral het gemak, de gemakzucht waar ze het mee deden’, zegt Jeffrey. Met zijn hond loopt hij door een natuurgebied. Hij volgde al langer de berichtgeving over vluchtelingenkampen in Duitsland. Toen zijn gemeente een noodopvang wilde realiseren richtte Jeffrey een AZC Nee-groep op. ‘De ambtenaren horen in het nieuws over een vluchtelingencrisis en ze willen belangrijk zijn. Ze willen groter zijn dan ze zijn. En daarom halen ze al die mensen hierheen.’ Hij gooit een stok weg. Zijn hond spurt er achteraan. ‘Hun tactiek is om zo laat mogelijk iets te zeggen, informatieavond er tegenaan, en de volgende week zit het er.’ Toen Jeffrey bij een informatieavond een vraag stelde over veiligheid grapte de burgemeester dat hij niet alles moest geloven wat hij las. De zaal begon te lachen en daarmee was de kous af.

In een bedrijfsruimte aan de rand van de stad vertelt Kees over zijn vader, die in een verzorgingstehuis zit. In de negentig is hij en toen hij wat langer op wilde blijven om voetbal te kijken werd hij vergeten. De volgende ochtend vond de schoonmaakploeg hem in een belabberde staat. ‘Hij kwam in het ziekenhuis terecht.’ Kees is nog steeds boos. ‘Ze hebben de zorg gewoon kapotbezuinigd.’

En zo heeft iedereen een verhaal over hoe ze zijn geraakt door bezuinigingen. De gemeenten met veel protest zijn gemiddeld genomen niet arm (ze lijken zelfs iets rijker te zijn dan gemeenten waar het rustiger bleef), maar de inwoners maken zich veel zorgen over krimp en verval. Hardnekkige geruchten over de luxe behandeling die vluchtelingen zouden krijgen (‘gratis zwemlessen, gratis meubels, gratis alles’) zijn tegen het zere been. ‘Waar komt al dat geld vandaan dan?’ vraagt Kees zich af. Marieke zegt iets vergelijkbaars: ‘We horen elke dag over wachtlijsten voor sociale huurwoningen, files, noem maar op. Wat gebeurt er als we nog meer mensen binnenlaten? En let wel, als je er één binnenlaat komt er een hele familie achteraan.’

‘Hun tactiek is om zo laat mogelijk iets te zeggen, informatieavond er tegenaan, en de volgende week zit het er’

Tegelijk wil Kees best toegeven dat het niet gaat om vluchtelingen per se. ‘Kijk, als het ging om achthonderd Zweden zou je er niemand over horen.’ De waarden van de asielzoekers botsen fundamenteel met westerse waarden, vreest hij. In de toekomst, wanneer moslims de meerderheid vormen, zal Nederland worden onderworpen aan shariawetgeving. ‘Ik doe dit niet voor mezelf,’ zegt hij, ‘tegen de tijd dat dat gebeurt ben ik al lang dood.’ Hij wijst naar zijn zoon, die achter de computer zit te werken. ‘Ik doe het voor hem. En voor jou. De jongere generatie. Ik doe het voor jullie.’

Ook Jeffrey maakt zich zorgen over een fundamenteel conflict van waarden: ‘Bij de middelbare school mogen de meisjes geen naveltruitjes meer aan. In Amsterdam, bij het gemeentehuis mogen ze niet meer in een korte rok. Er is apart zwemmen voor moslima’s. Het gaat mij om de seculiere staat. Daar hebben we lang om gevochten. Onze eigen achterlijkheid heeft ons lang dwarsgezeten daarin. Dan ben je daar klaar mee en dan moet je weer opnieuw beginnen.’ Met name politiek correcte politici zijn volgens hem een gevaar: ‘Alle verworvenheden uit de jaren zestig en zeventig, de seksuele revolutie, alles wat ze op touw hebben gezet, dat breken ze weer af. Voor cultuursensitiviteit. Dat gaat er bij mij echt niet in.’ Nederland zou het best aan haar humanitaire verplichtingen kunnen voldoen door alle homoseksuele Syriërs op te vangen, mijmert hij.

Natuurlijk weten gemeenten dat er iets broeit. Geen gemeente zal nog achteloos een informatieavond organiseren. Na de uit de hand gelopen bijeenkomst in Steenbergen in november 2015, waar de burgemeester en voorstanders van een azc werden uitgejouwd, was de diagnose van lokale politici dat de frontale opstelling van de informatieavond escalatie in de hand had gewerkt. Er volgde een verwoede zoektocht naar betere manieren om burgers te laten participeren. Ambtenaren van verschillende gemeenten wisselden tips uit: de stoelen moesten in een carré, de burgemeester moest iedereen een hand geven bij binnenkomst, bezoekers moesten heel veel, of juist heel weinig te zeggen hebben over de hoofdlijnen. En bovenal moest er plaats zijn voor ‘een echt gesprek’, ‘een prettig gesprek’, dat wilden de burgemeesters.

Die vernieuwing in burgerparticipatie past in een bredere trend: haast alle gevestigde democratieën zijn op zoek naar nieuwe manieren om burgers een stem te geven. Participatie zou de kloof tussen de burger en de politiek verkleinen. Wanneer democratische bestuurders moeite hebben om hun legitimiteit te bewaren tegenover kritische burgers moet dit juist worden gezien als een kans voor innovatie, schrijft Harvard-hoogleraar Archon Fung. Zeggenschap kan gedesillusioneerde burgers de kans geven hun hart te luchten en een positief verschil te maken.

Uiteindelijk kozen bijna alle gemeenten voor één model: de informatiemarkt. Een burgemeester legt uit: ‘We hebben natuurlijk overal in het land gezien, in Steenbergen, noem maar op, dat je een podium geeft om die negatieve gevoelens van de daken te schreeuwen, alsof dat de enige mening is die bestaat. Terwijl, met die informatiemarkt geef je ook de gelegenheid voor uitwisseling en voor contact, maar het is anders van aard, waardoor het gesprek gaat waarover het moet gaan en zich niet leent voor eendimensionale, eenzijdige beeldvorming.’ Bezoekers van de informatiemarkt krijgen de kans om vragen te stellen bij stands van de politie, het coa en Vluchtelingenwerk. Loslopende wethouders en raadsleden zijn beschikbaar voor een gesprek, zodat mensen hun zorgen en suggesties kunnen delen. En zo zouden de ergste uitwassen onder controle moeten zijn.

Toch is het maar de vraag of de participatieoptimisten en de voorstanders van informatiemarkten voldoende begrijpen wat er speelt onder bezorgde burgers. De azc-demonstranten passen in de definitie van populisme die politicoloog Cas Mudde formuleerde. Hun ideologie draait om het idee dat de samenleving bestaat uit twee homogene, vijandige groepen: de corrupte elite en het nobele volk. De politiek, argumenteert de populist, zou een uitdrukking moeten zijn van de volkswil. Daarvoor moet worden gebroken met de instituties, eliteclubjes en sociale regels die de macht van het volk inperken.

De Mexicaanse politieke denker Benjamin Arditi vergeleek de populist ooit met een dronken gast bij een etentje. Iedereen kent hem wel, de oom of verre vriend die na een paar glazen te veel eens besluit te zeggen waar het op staat. Zo lekker was het eten niet en die jurk is lelijk. Zoals de dronken gast zich niet houdt aan de ongeschreven sociale regels, zo houdt de populist zich niet aan de ongeschreven regels van de politiek. Het gezelschap voelt zich ongemakkelijk: moet de gast worden weggestuurd, of juist worden aangehoord? Moet hem de mond worden gesnoerd? Arditi’s vergelijking met de dronken oom klinkt misschien neerbuigend (veel literatuur over populisme is zonder meer neerbuigend), maar kan ook juist worden opgevat als geuzentitel: wellicht maakt de gast het gezelschap ongemakkelijk omdat hij zegt wat iedereen denkt. Wanneer politieke elites debat vermijden, dan is er bij uitstek een rol voor de populist als taboedoorbreker.

‘Alle partijen zijn populistisch’, zegt demonstrant Jeroen, ‘maar alleen als je tegen de elite in gaat word je als populist weggezet’

Zelf zouden de demonstranten de titel weigeren vanwege de negatieve connotatie. ‘Alle partijen zijn populistisch’, zegt demonstrant Jeroen, ‘maar alleen als je tegen de elite in gaat word je als populist weggezet.’ De leiders van de protestgroepen willen juist laten zien dat ze serieus ingaan op de discussie. In tegenstelling tot de berichtgeving over boze burgers zijn de meesten diep ingelezen in de materie. Ze halen veel cijfers en artikelen aan. Een van de protestgroepen heeft haar eisen gebaseerd op Policy Brief 4 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waarin de wrr suggesties voor vluchtelingenbeleid formuleert. Anderen zitten juist diep in alternatieve websites en nieuwsbronnen: ‘Mede door al die sociale media geldt dat als je de waarheid wilt weten je hem kunt vinden. Je moet misschien even zoeken maar hij zit er ergens tussen. Vroeger keek ik het NOS-journaal, las ik de krant. Maar nu er ook over mij is geschreven merk ik hoe dat gaat, hoe dingen worden verdraaid.’

De meeste demonstranten zien overal corruptie: in de media, de bureaucratie, de politiek. ‘Politiek is: liegen om de verkiezingen te winnen en dan vier jaar lang doen waar je zin in hebt’, zegt Jeffrey. In de eerste plaats zien de AZC Neeërs zichzelf als strijders tegen onrecht. ‘Ik kan gewoon niet tegen machtsmisbruik’, zegt Jeroen. ‘Dat maakte het vroeger op school ook altijd moeilijk.’

Wie het diepe wantrouwen begrijpt, begrijpt ook dat informatiemarkten onmogelijk kunnen zorgen voor meer vertrouwen bij deze kritische burgers. Burgemeesters benadrukken dat een informatiemarkt mensen met meer genuanceerde meningen de kans geeft om hun zegje te doen zonder uitgejouwd te worden. Juist door kalm gesprekken aan te gaan kunnen er wellicht oplossingen worden gevonden die voor iedereen verteerbaar zijn. ‘En het was het drukst bij de stand waar je je kunt opgeven als vrijwilliger’, zegt een burgemeester trots. Maar de demonstranten willen geen gesprekjes; ze willen de overweldigende tegenstand duidelijk maken. Dat is lastig wanneer de voornaamste vorm van inspraak een informatiemarkt is, waar actievoerders vaak worden geweerd.

Toen Jeffrey flyers wilde uitdelen voor zijn protestgroep werd hij door de politie weggestuurd. In het Drentse Echten omzeilde een groep dit probleem door T-shirts met daarop ‘AZC NEE’ te dragen. Want die gesprekjes, daar moet je het niet van hebben. ‘Ik weet precies hoe dat gaat,’ zegt Jeroen, ‘de burgemeester praat met iedereen en zegt dan dat na zorgvuldige overweging blijkt dat de meerderheid voor is. Vast wel.’ Toen Kees in zijn gemeente naar een informatiemarkt ging nam hij de proef of de som. ‘Oké allemaal, handen in de lucht als je tegen bent.’ Nog voor mensen de kans kregen om te reageren werd hij tegengehouden. Maar Kees blijft bij zijn standpunt: stemmen, bij voorkeur anoniem zodat niemand voor racist kan worden uitgemaakt (‘want we zijn eigenlijk een ruggengraatloos volk, hoor’) en met een heldere paper trail is de enige manier om eerlijk het volk te consulteren. De demonstranten eisen dat elke stap van het proces schriftelijk wordt vastgelegd zodat onafhankelijke groepen en individuele burgers kunnen controleren of het allemaal wel kies is.

Wanneer de demonstranten wél zaken doen met de gemeente bevestigt dat vaak hun wantrouwen. ‘De gemeente moet een paar stappen terug doen; ze moet kijken naar wat de doelen zijn en hoe we dit doen in goed overleg en in samenspraak met burgers,’ zegt de woordvoerder van een burgercomité. Hij voegt toe: ‘Een vertegenwoordiger van ons comité krijgt geen tijd om werkelijke vragen te stellen namens de omwonenden. Wat is hier dan de dialoog? Daar moeten echte gesprekken plaatsvinden, niet alleen aankondigingen van wat er gaat gebeuren. Dan is het geen klankbordgroep, dan kun je beter een brief rondsturen met de planning en alle gemaakte beslissingen.’

Of neem Jeffrey: hij wilde weten welke locaties werden overwogen voor een azc, zodat hij de bewoners kon gaan mobiliseren. ‘Ik had een wob-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur – sh) gestuurd. Daarna nog een wob gestuurd. Een ingebrekestelling, officieel formulier gestuurd. En dan sturen ze me iets, onzin, iets wat er helemaal niet bij hoort. En dan weet ik het niet meer. Want ik ben ook maar een bouwvakkertje. Dan wordt het juridisch en dan ben ik afgetroefd.’

‘Politiek is: liegen om de verkiezingen te winnen en dan vier jaar lang doen waar je zin in hebt’

Ook met één-op-één-gesprekken met burgemeesters en wethouders hebben de demonstranten vaak niet veel op. Protestgroepen worden haast altijd uitgenodigd, al slaan sommige de uitnodiging af: ‘De burgemeester wil natuurlijk ook weten wat voor een opponent hij heeft. Maar wij namen eerst tijd om een goede achterban te kweken, ons in te werken op het dossier, te zorgen voor een petitiestand, om dan te overleggen met de politiek. Zonder duidelijk standpunt dat gedragen wordt door een grote achterban heb je geen kans van slagen in dit soort discussies.’

En inderdaad hadden de groepen die wel in gesprek gingen vaak moeite om hun mandaat kenbaar te maken. Met name de beheerders van Facebook-pagina’s, die zeiden te spreken voor iedereen die de pagina volgde, werden vaak met scepsis ontvangen. Zelfs wanneer groepen hun steun probeerden te formaliseren middels handtekeningen of officieuze referenda werd hun mandaat betwijfeld. Een burgemeester zegt: ‘Ik dacht ook: wie vertegenwoordigen jullie nu eigenlijk? Ja, ze hadden handtekeningen opgehaald, maar dat waren er dan zesduizend. Zij zeiden namens zesduizend mensen te spreken. Maar ik heb later ook heel veel mensen gesproken die zeiden: ja maar, wat zij wilden was ook niet wat wij wilden. Dus ook dat was lastig.’

Die moeite om een heldere achterban te kweken heeft ook te maken met de manier waarop de demonstranten zich organiseren. De theoretici van sociale bewegingen hebben het vaak over de voorlooporganisaties van sociale bewegingen. Veel nieuwe politieke en sociale bewegingen bouwen op bestaande groepen: vakbonden, kerken, studentengroepen. Doug McAdam liet in Political Process and the Development of the Black Insurgency 1930-1970 bijvoorbeeld zien dat in de vroege jaren van de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten de helft van alle protesten werd georganiseerd vanuit de studentenbeweging of de zwarte kerken. Zulke organisaties voorzagen de burgerrechtenbeweging van communicatie- en rekruteringsnetwerken, vertrouwde leiders en allerlei materiële steun. Pas later ging de beweging op eigen benen staan.

De AZC Nee-beweging heeft geen organisaties om op te bouwen. Zonder uitzondering zeggen de leiders van protestgroepen dat ze langs de deuren gaan of Facebook-groepen oprichten; niemand bouwt op bestaande structuren. Sociale media kunnen veel van de functies van voorlooporganisaties overnemen: ze kunnen informatie verspreiden, mensen werven en een platform bieden. Maar in tegenstelling tot meer traditionele organisaties kunnen Facebook-pagina’s geen positie van autoriteit of een duidelijke achterban bieden. Het gevolg is vaak dat politieke partijen zwichten voor meer gevestigde organisaties, zoals de kerken die voor vluchtelingen pleiten. Met name waar het verhitte debat maakt dat maatschappelijke organisaties zich afzijdig houden, blijken demonstranten succesvol.

Demonstranten hebben gelijk dat rellen en rumoerige demonstraties de meest effectieve manieren waren om tegenstand zichtbaar te maken. ‘Dat was hun enige mandaat’, zegt Jeroen over de actiegroep waar hij bij betrokken was. ‘Ze konden honderden mensen op de been krijgen.’ Waar onrust was, werden azc’s haast altijd afgelast. Een burgercomité zegt: ‘We distantiëren ons van geweld en vandalisme. Maar het is wel wrang, want we zien dat op andere locaties door actiegroepen met rellen meer wordt bereikt. Zeker als dat vroeg in het proces gebeurt.’

Kees voegt toe: ‘Stel dat ik niets te verliezen heb. Dan trommel ik wat schorriemorrie op en gooi ik de hoofdstraat vol. Dan krijg ik het wel voor elkaar. Maar ik heb een bedrijf, ik kan zoiets niet maken.’ Voor Jeffrey was het reden om zijn eigen geweldloze protest te heroverwegen. ‘Je ziet ook dat het helpt. Dat zie je in Geldermalsen, dat zie je op nog meer plekken waar bijna de pleuris uitbreekt zoals Heesch – daar zien ze er toch van af. En dan neig ik toch naar hardere actie.’

‘We distantiëren ons van geweld. Maar het is wel wrang, want op andere locaties wordt door groepen met rellen meer bereikt’

Tegelijk is het oneerlijk om de gemeenten de schuld in de schoenen te schuiven. Met name kleinere gemeenten worden in het diepe gegooid. De ambtenaar communicatie werkt overuren. En het is een moeizame strijd, zegt een burgemeester: ‘Ik heb geleerd dat we heel veel uit te leggen hebben over hoe de politiek werkt. (…) Het verschijnsel dat het college een voorstel doet en de raad een besluit neemt, dat is niet bekend. “Ah, is toch al lang allemaal besloten.” Dat kregen we heel vaak te horen. Of de bijzondere positie van de burgemeester. Iemand zei: bent u nou bang dat u over twee jaar niet herkozen wordt. (lachend) Zei ik nee, daar ben ik nou toevallig niet bang voor.’

Een andere burgemeester: ‘Ik weet niet wat er is gebeurd, maar er is een verruwing, die leidt ertoe dat barrières weg zijn die er vroeger wel waren, waardoor die overlegstructuren beter werkten. En ik merk nu ook: we moeten met man en macht werken om over te brengen dat wij in respect en waardering met onze inwoners de dialoog aangaan.’ En dan nog mag de burgemeester die een azc voorstelt een hoop ellende verwachten, van het relatief onschuldige ‘rot toch op’ tot ‘laat je toch verkrachten door achthonderd vluchtelingen’. Burgemeesters, wethouders en hun families worden bedreigd. Ze vertellen pijnlijke anekdotes over verjaardagen onder politiebewaking.

Het helpt ook niet dat de gemeenten weinig onderhandelruimte hebben. Waar demonstranten vragen om kleinere azc’s, spreiding of aanpassingen aan de locatie moet de gemeente vaak op last van het coa nee zeggen. Minieme toezeggingen zoals een speciaal telefoonnummer voor incidenten zijn vaak het hoogst haalbare – of de plannen moeten helemaal worden afgelast. Gemeenten vinden dat ze toch zeker iets moeten doen aan het vluchtelingenvraagstuk en beroepen zich op de representatieve democratie. Een burgemeester zegt: ‘Veel mensen zeggen: als het volk dit vindt moeten jullie dit doen. Ja, dat is een opvatting over democratie. Maar dan komt altijd de vraag: wie is het volk en wie vindt dat dan? En er zijn ook 21 gekozen raadsleden die ook het volk vertegenwoordigen maar uiteindelijk wel een eigen verstandige afweging maken.’

Arend Lijphart voorspelde in de jaren zestig dat de depolitiserende neiging van de Nederlandse politiek (‘goede gesprekken’ in plaats van een hard debat) zou leiden tot uitdagers op de flanken. Hij dacht zelf dat de aanval van extreem-links zou komen; in plaats daarvan kwam hij van rechts. Of eigenlijk: niet van links óf rechts, want de AZC Neeërs zijn niet gemakkelijk te plaatsen op een links-rechts-spectrum en bovendien een diverse groep. Juist dat politieke taboe op harde discussies maakt dat de populist, de aangeschoten gast op het feestje, veel opschudding kan veroorzaken. Het verbaast dan ook niet, voegt Cas Mudde toe, dat juist de voormalig verzuilde democratieën vaak de sterkste populistische uitdagers zien.

Het hardnekkige probleem dat de azc-protesten zichtbaar hebben gemaakt is niet dat er uiteenlopende meningen zijn over migratie, maar dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de manier waarop over zulke polariserende kwesties wordt beslist. Demonstranten vragen om een referendum, gemeenten bieden extra straatverlichting aan. De wethouders en burgemeesters zijn niet allemaal de slechteriken die sommige demonstranten van ze maken, maar de handreikingen die ze doen naar de demonstranten werken niet in de huidige context. De voorstanders van informatiemarkten beschrijven een gesprek met een politicus als bijna therapeutisch. Inwoners kunnen hun ei kwijt en de bereidheid van burgemeesters om het gesprek aan te gaan zal toch zeker laten zien dat ze dit in goede wil doen? Maar de achterdocht zit veel dieper.

Diffuse, wantrouwige protestgroepen passen slecht in het Nederlandse overlegmodel. Hoewel ze vaak worden weggezet als schreeuwlelijken willen veel AZC Neeërs graag een debat. Jeffrey: ‘Er zijn er ook zo veel die hun best doen. Dat mag je nooit vergeten, dat je niet iedereen over één kam mag scheren. Haat is echt een lage emotie. De zwakste emotie die je maar kan bedenken. Maar ik betrap m’n eigen er toch op. Het is zo hard tegen hard. Echt politiek correct ben ik niet, maar ik probeer wel op een nette manier mijn mening te uiten. En dan word je gewoon keihard weggezet als xenofoob, achterlijke tokkie. Terwijl ik het wel gewoon kan onderbouwen. Dat frustreert. Dat frustreert enorm.’

Sommige burgemeesters en ambtenaren zien in de azc-kwestie een les om burgers minder zeggenschap te geven. ‘Kijk, besturen is niet uit het raam hangen en zeggen: kom maar boven thee drinken en dan gaan we naar je luisteren. Het is ook luisteren en dan zeggen: ik doe niet wat je zegt.’ Een ander zegt: ‘Als je kijkt naar alles wat we de afgelopen jaren hebben gedaan aan doe-democratie, co-creatie en dat soort hippe begrippen, dan zie je dat wij proberen steeds meer de kracht uit de samenleving te benutten. Maar als je aan de ene kant zegt “we doen het allemaal samen” verhoudt zich dat niet tot het idee dat we een representatieve democratie hebben en de raad het besluit neemt.’ Dan maar gewoon knopen doorhakken.

De vraag is of gemeenten een manier kunnen vinden waarop debat, verschil en onenigheid een plek kunnen krijgen op lokaal niveau zonder de representatieve democratie te offeren. Er zou meer steun moeten zijn voor gemeenten die willen innoveren en meer erkenning voor het harde werk dat wordt gedaan. Gemeenten zoals Heusden en Cranendonck hebben bijvoorbeeld geëxperimenteerd met burgerfora. In Heusden mochten mensen in hun eigen dorpskern bediscussiëren hoeveel vluchtelingen ze zouden willen accepteren. De mensen mochten zelfs zelf de plekken aanwijzen waar asielzoekers zouden kunnen worden opgevangen. Na een lang raadsdebat werden hun adviezen overgenomen.

In Cranendonck organiseerde de gemeente, geïnspireerd door het boek Tegen verkiezingen van David Van Reybrouck, een debat onder willekeurig geselecteerde inwoners, die zich konden uitspreken voor één van de vier scenario’s die het college had opgesteld. Al met al zijn op beide plekken de experimenten vooralsnog goed bevallen. Protest is niet verdwenen en natuurlijk blijft onder deelnemers de angst bestaan om te worden opgediend als ‘excuusbriefje’. Demonstranten op andere plekken zijn lovend: ‘Tien keer beter dan die gemeente van mij.’

Een paar maanden na het eerste interview heeft Jeffrey zijn azc-activisme op een lager pitje gezet. De noodopvang is weer weg uit zijn gemeente en zijn protestpagina op Facebook heeft al enige tijd geen berichten meer geplaatst. Maar klaar is het niet: ‘Je moet blijven vechten, hè. Altijd.’


Dit stuk is een bewerking van een masterscriptie voor de London School of Economics. Alle namen zijn gefingeerd

Beeld: (1) Steenbergen, 21 oktober 2015. Buurtbewoners reageren hun woede af tijdens een raadsvergadering over de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum (Tom Toemen / HH); (2) Witmarsum, 24 februari 2016 (Maaten Brante /ANP);(3) Heesch, 18 januari 2016. Een demonstratie tegen de mogelijke komst van eenasielzoekerscentrum ( Arie Kievit / HH)