
Toen Volodymyr Zelensky beëdigd werd als president van Oekraïne, in mei 2019, ver voordat Rusland zijn land binnenviel, gaf hij een inauguratiespeech die de hele wereld overging. ‘Ik wil niet dat jullie mijn portret in jullie werkkamers ophangen’, sprak hij zijn toekomstige ministers toe. In plaats daarvan droeg hij ze op om een foto van hun kinderen op te hangen: ‘Kijk daarnaar elke keer dat je een beslissing moet maken.’
Of dit ook gebeurd is, weet ik niet, maar het is een oproep die Eva Meijer wellicht zou bevallen.
In haar pamflet Verwar het niet met afwezigheid doet ze een oproep om te (leren) luisteren naar mensen en dieren die doorgaans geen stem hebben in het politieke debat. Omdat ze niet de juiste woorden gebruiken, omdat hun taal niet als taal erkend wordt, of omdat we denken dat ze niet verstandig genoeg zijn om zelf beslissingen te nemen. Hoe zou de wereld eruitzien als niet de belangen van de machthebbers, maar die van de machtelozen leidend zouden zijn in beleid?
Daarom was Zelensky’s suggestie zo mooi; hij riep op om te denken vanuit kwetsbaarheid.
Maar het was natuurlijk ook kitsch.
Kitsch, schrijft Milan Kundera in De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, speelt in op de gevoelens die mensen delen. Op dat wat hen verbroedert en verbindt: de pracht van een zonsondergang, de geur van vers brood, de glimlach van een kind. Kitsch is nooit particulier, nooit origineel, het komt nooit voort uit een bijzondere situatie, het tolereert geen verschil. Kitsch, stelt Kundera, wekt vlak achter elkaar twee tranen op: ‘De eerste traan zegt: wat mooi, kinderen die over het grasveld rennen! De tweede traan zegt: wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen!’
Voor de duidelijkheid: Meijers pamflet drijft allesbehalve op emotie of sentiment. Wat ze naar eigen zeggen wil, is politieke stiltes in kaart brengen: de manieren waarop in beleidsvoering kinderen, mensen of dieren tot zwijgen worden gebracht. En dat doet ze op een uiterst rationele manier. In een overzichtelijke opsomming die niet zou misstaan in een Excel-sheet komen alle mogelijkheden voorbij: stilte als uitsluiting, stilte als verzet, spreken als verzet, de noodzaak om te zwijgen, om te leren luisteren, luisteren als verzet. Daarbij trekt Meijer een heel begrippenregister op met termen als interne uitsluiting, silencing, deliberatie of illocutionaire taalhandelingen, meestal gevolgd door een keurig: ‘dat werkt als volgt’ of ‘een voorbeeld van hoe dit werkt is’.
Ze geeft uitgebreide voorbeelden van de manieren waarop mensen hun stem hebben opgeëist, bij #MeToo bijvoorbeeld of de Black Lives Matter-beweging, ze bespreekt de onderdrukkende werking van managementjargon of inburgeringstaal: het is allemaal ontzettend concreet, netjes gecategoriseerd en van een label voorzien.
Het gevolg daarvan is dat ik regelmatig het gevoel had een beleidsnotitie te lezen. Een ervaring die werd versterkt door de aanbevelingen die Meijer doet, in vaak ambtelijke taal: ‘In het denken over politieke besluitvorming [kan] de aandacht worden verschoven van momenten naar processen.’ Of: ‘Beter leren luisteren is van belang, net als meer aandacht voor dit soort processen inbouwen in praktijken en instituties.’
En toch ligt zelfs hier kitsch op de loer. Als Meijer bijvoorbeeld de filosoof Max Picard aanhaalt die stilte omschreef ‘als iets eeuwigs, een grondstructuur van de wereld en de mens’, en ze vervolgt: ‘Het woord is verbonden met de waarheid, maar er zijn ook dingen die daarin juist niet uit te drukken zijn. De liefde en de dood hebben meer met het zwijgen te maken dan met het woord. En stilte hoort ook bij kinderen en oude mensen.’ Of even later: ‘(…) de dood is stil, dat kun je zien als iemand gestorven is. En vertrouwen en liefde zijn stil, daar heeft [Picard] gelijk in.’
Er volgt geen uitleg, de zinnen blijven als zo vaak in dit pamflet steken in algemeenheden, en bovendien: sorry? Stil zijn de koppels die in een restaurant zwijgend tegenover elkaar zitten, wat mij betreft is liefde juist spreken, liefst in grote, gezwollen woorden, liefst gedebiteerd vanaf een tafel in de kroeg. Of nog beter: liefde is de taal die Meijer eerder toeschreef aan dieren, de taal die we volgens haar serieus moeten nemen, die zich uit in geur, kleur, houdingen, oogcontact en beweging.
En nee, stilte is ook zeker niet ‘de grondstructuur van de wereld’. Integendeel, in het heelal klinkt nog steeds de echo van de Big Bang, met het grofste geweld worden voortdurend nieuwe sterrenstelsels geboren en zo sterven ze ook. Hier op aarde bewegen bergen, rivieren verleggen hun pad en in elk dood lichaam heerst een haast manische activiteit. Enzymen verteren het vlees, darmen zwellen door gasvorming op en barsten uiteindelijk open, organen worden vloeibaar, bacteriën en insecten doen zich tegoed aan het sap.
Stilte of een oorverdovend lawaai: alles is slechts een kwestie van perspectief.
Dat is het vreemde aan dit boek. Dat Meijer een pleidooi houdt om andersoortige stemmen de ruimte te geven, en de menselijke maat te verlaten, maar voortdurend binnen die maat blijft. Er wordt niets opengegooid, niets verstoord. Misschien is dat ook de overeenkomst tussen de rede en kitsch, dacht ik, en waarom die twee zo goed samengaan in dit pamflet: het is de zoektocht naar wetmatigheden, een lading die alles dekt, waardoor er alleen nog gesproken kan worden in algemeenheden: het moet gelden voor iedereen.
Meijer is zo redelijk dat ze ook dieren haar menselijke categorieën intrekt. Ze wil niet alleen met ze praten, maar ook onderhandelen en vergaderen: ‘Met ganzen ga je bijvoorbeeld in het geval van een conflict in gesprek in het weiland waar dat conflict plaatsvindt. Je kunt dat doen door direct met ze te communiceren, met je stem, lichaamshouding of gebaren.’
Steeds weer wordt de Ander (mens of dier) in het keurslijf van menselijke cultuur geduwd, in menselijke definities en opvattingen van rationaliteit, en in de overtuiging dat ‘de principes op basis waarvan we samenleven het resultaat moeten zijn van eerlijke en redelijke gesprekken’. Nergens spreekt een besef uit van het vreemde, het onbegrijpelijke, of een andersoortige rede dan die de mens heeft gedefinieerd. Ondanks de vele talige tegenstellingen in dit pamflet, soms is waarheid stilte, soms ook het woord, is er niets dat buiten de orde valt, of kan worden opgelost met een ‘dat werkt als volgt’.
Maar wie weet wat een gans denkt of voelt? Sterker nog: wie weet wat een kind denkt of voelt? Iedere ouder kent de gekmakende irrationaliteit van een peuter die ontroostbaar is omdat er een hapje uit zijn banaan is genomen (ook al nam hij die hap zelf). ‘Stilte hoort ook bij kinderen’, schrijft Meijer, ja, als ze je vanaf een foto in je werkkamer glimlachend aanstaren, of je ze in gedachten over een grasveld ziet rennen. Maar in het dagelijks bestaan werkt het meer zoals de satirische site The Onion een paar jaar geleden kopte: ‘Mom Hasn’t Said Full, Uninterrupted Sentence to Family Since 1997.’
Zelf begrijp ik meestal niets van mijn zevenjarige, net zoals ik na meer dan twintig jaar ook vaak genoeg niets van mijn geliefde begrijp. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Ik hoef anderen niet te begrijpen om ze in hun waarde te laten.
Vergelijkbare oproepen als die van Meijer klinken tegenwoordig overal. We moeten beter luisteren, we moeten beter kijken, we moeten inzien dat de Ander net is als wij. Inlevingsvermogen, verbinding, samen één, en dan komt alles goed. Er spreekt hoogmoed uit, dit idee dat de mensheid alles kan begrijpen, als zij maar hard genoeg haar best doet en de juiste categorieën aanbrengt en de juiste labels plakt door haar almachtige verstand op de juiste manier in te zetten. Het is een vorm van maakbaarheidsdenken waarbij geprobeerd wordt om het Vreemde vertrouwd te maken en de Ander alsnog zijn plek gewezen wordt. Wat echter nodig is, als je het mij vraagt, is minder maakbaarheid, minder controle, een stap terug. Ik wil een andere wereld, niet meer deelnemers aan de wereld die we al hebben. En nu is het natuurlijk nooit eerlijk om een boek te beoordelen op wat het niet is, maar bij een onderwerp als stilte had ik toch gehoopt op meer poëzie, meer mysterie, meer wat onbekend is, dingen die ik niet ken, en waar ik bovenal helemaal niets van begrijp.