Op het Haagse Hofplein kun je op de grondwet zitten. Dat wil zeggen op artikel 1. Dat begint met de zin die veel Nederlanders kennen, of dan toch minstens de strekking ervan: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ Kamerleden die even de vergaderzaal uit lopen, kunnen zien hoe tussen de middag mensen op die grondwetbank zitten te lunchen. En later op de dag, hoe jongelui er met hun skateboards capriolen op uithalen. Het intensieve gebruik maakte renovatie van de grondwetbank dit jaar dan ook noodzakelijk.
Ook onze grondwet gebruiken we dagelijks – wat overigens niet wil zeggen dat die aan een grondige herstelbeurt toe is. Wel dat we het hebben van een grondwet in Nederland normaal vinden, we weten niet beter. Maar wie kent artikel 2 lid 1? U hoeft zich er niet voor te schamen, uit onderzoek blijkt dat bijna niemand de grondwet letterlijk kent. Dat is ook niet erg, want we hebben de grondwet geïnternaliseerd, schrijft hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, Wim Voermans, in zijn recent verschenen boek Het verhaal van de grondwet.
Dat tweede artikel begint trouwens zo: ‘De wet regelt wie Nederlander is.’ Dat doet mij denken aan de ondertitel van Voermans’ boek: Zoeken naar wij. In zijn verhaal van de grondwet, door vele eeuwen en over de hele wereld heen, komt Voermans tot de conclusie dat een grondwet altijd begint met de definitie van ‘wij’.
In lid 2 van dat tweede grondwetsartikel gaat het meteen over vreemdelingen, over toelating en uitzetting. Over zij dus, de keerzijde van wij. Dat is nog steeds actueel. Ligt gevoelig ook, politiek en maatschappelijk, getuige de vele en felle discussies over het toelaten van vluchtelingen, over integratie, over loyaal meedoen. Nog steeds is het een zoeken naar wij dus, ook al is de Nederlandse grondwet ruim tweehonderd jaar oud.
Die zoektocht van de mens begon eeuwen en eeuwen geleden, toen de landbouw zijn intrede deed. Dat zoeken was nodig, omdat onze hersenen slechts een groep van maximaal 148 leden aankunnen. Alleen dan is er sprake van onderling vertrouwen en stabiele relaties. Dat is het zogeheten Dunbar-getal, genoemd naar de Britse antropoloog Robin Dunbar die daar in de jaren negentig onderzoek naar deed. Samenwerking in grotere groepen vergt een verhaal, een – zoals Voermans dat omschrijft – sociaal mobilisatievehikel dat via slimme mixen van vertrouwenwekkende instituties menselijke samenwerking smeedt. Dat is een verhaal waarin een leider wordt aangewezen, dat vertelt wie erbij hoort, dat onderling vertrouwen schept, handel maar ook oorlogvoeren mogelijk maakt. Een grondwet dus.
In de oudste constituties speelde religie een grote rol. Om de leider van de groep autoriteit te geven werd verwezen naar de god bij wiens gratie die was uitverkoren. Het geloof in één god, in plaats van in velen, heeft bijgedragen aan die groepsvorming, en later aan de staatsvorming. In Nederland staat nog steeds boven elke nieuwe wet of wetswijziging: ‘Wij (sinds 2013 – red.) Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau’, et ectera.
Hoewel deze preambule niet in onze grondwet staat, is die grondwet toch geworteld in wat Voermans noemt het typisch christelijke, messianistische humanisme, met leiderschap dat is gebaseerd is op het recht, waarin de universele rechten van de mens worden erkend en de individuele vrijheid wordt beschermd.
Inmiddels hebben 189 van de 193 leden van de Verenigde Naties een geschreven grondwet. Vooral sinds 1975 is het aantal grondwetten in de wereld flink gestegen. ‘Meer mensen ter wereld hebben tegenwoordig een grondwet dan een smartphone, een godsdienst of een dak boven hun hoofd’, schrijft Voermans. Wij, met onze Nederlandse grondwet, zijn dan geneigd te denken: hoera, het gaat de goede kant op met de democratie, de rechten van de mens, met vrijheid en gelijkheid. Misschien denkt u wel dat dit de ‘onvermijdelijke triomf is van de Verlichting’, zoals Voermans dat noemt.
Maar hoera noch triomfantelijkheid is op zijn plaats. Vorig jaar publiceerde de Amerikaanse organisatie Freedom House een rapport waaruit blijkt dat voor het twaalfde jaar achtereen de kwaliteit van de democratie in ten minste 113 landen achteruit is gelopen, onder meer doordat verkiezingen worden gehouden die het predicaat ‘vrij’ niet verdienen. Landen dus met illiberal democracies, hoe onlogisch in Nederland die combinatie van woorden ook is. Voermans haalt ook de democratie-index van The Economist aan. Daaruit blijkt dat het aantal landen waar volledig vrije verkiezingen worden gehouden de afgelopen jaren is gedaald van 28 naar negentien. Voermans noemt dit hoofdstuk dan ook: Democratische recessie.
Grondwet = Democratie, dat klopt dus niet. Voor dat laatste is meer nodig, daarvoor moet democratie ook worden geïnternaliseerd, zoals respect voor minderheden, de wet en politieke spelregels, en de bereidheid compromissen te sluiten. Maar kijk dichtbij, naar Groot-Brittannië, Hongarije, Italië; allemaal Europese landen, allemaal met een grondwet, ook al is deze in Brexit-land dan ongeschreven, en in al die landen zie je dat politici de spelregels van de democratie oprekken, misbruiken, tarten. Op zoek naar Macht met een hoofdletter. In al die landen speelt het zoeken naar wij daarbij een grote rol. Die zoektocht is eeuwen terug begonnen en stopt dus nooit. Ook niet hier in Nederland. Het zijn ‘wij’ die bepalen hoe ruimhartig we willen zijn. Wij vertellen het verhaal van onze grondwet.