Dat zes jaar na 9/11 de moslimwereld volop in beweging is, werd deze week andermaal duidelijk in de Pulchri-studio aan de deftige Haagse Lange Voorhout. Op deze symbolische dag vond onder zware beveiliging en mediabelangstelling de ondertekening van de Europese Verklaring van Tolerantie plaats. Dit moment was het officiële startsein om internationaal een vuist te maken tegen terreur en intolerantie van radicale moslims. Tevens werd bij deze gelegenheid het Nederlandse comité voor ex-moslims formeel een feit. Tijdens de persconferentie werd Ehsan Jami, de oprichter van dat comité, achter de tafel geflankeerd door Mina Ahadi (51), voorzitter van de Duitse Zentralrat der Ex-Muslime, en de Britse Maryam Namazie (41), voorzitter van de Council of Ex-Muslims. Bij deze stevige vrouwen stak de 22-jarige Nederlander wat kleintjes af. Beide vrouwen zijn zwaargewichten in de problematiek en kunnen bogen op een flinke staat van dienst als activist en publicist.

Voor de ondertekening van het manifest legden de drie elk een verklaring af over hun drijfveren. Eerst Jami, enigszins zenuwachtig tegenover de haag van camera’s, met de goedkeurende blik van zijn adviseur Afshin Ellian daarachter. Ahadi, na hem, betoogde met hamerende Duitse stem, alsof ze niet in een overvol krap zaaltje zat, maar op een groot plein stond. Ze strijdt ‘tegen de tolerantie van de intolerantie’ en ‘de westerse ignorantie voor dit wereldwijde probleem’. Ze schreeuwde het bijna uit tegenover de pers: ‘We zijn een humane beweging, we willen geen angst meer voor de reactionaire geest om ons heen. We zijn het echt helemaal zat.’ En Namazie deed het op z’n Brits. Met zachte stem in prachtig Engels bedankte ze eerst de pers voor de aandacht. Maar haar boodschap was dezelfde: ‘De politieke islam is totalitarisme. Kijk eens om je heen hoe er wordt omgegaan met kritiek en afvalligheid. Het is eens een moslim, altijd een moslim. Het is niet toegestaan er uit te stappen.’

In steeds meer Europese landen organiseren kritische ex-moslims zich, wat gestalte krijgt in de oprichting van comités. Maar in tegenstelling tot in andere Europese landen gaat de oprichting in ons land gepaard met tumult. In de maanden tussen de eerste aankondiging, begin mei, en de formele presentatie van het comité deze week raakte Nederland ondergedompeld in een heftig debat en opportunistische agendapolitiek. Dat debat vertoont het typisch Nederlandse actie-reactiemechanisme, met crescendo. De vorm domineert de inhoud, men richt zich op de persoon van de oprichter-voorzitter en veel minder op diens boodschap. Het is of vóór of tegen Jami, langs dezelfde lijnen als indertijd bij Ayaan Hirsi Ali. Waar de één hem een bevlogen, dappere activist noemt, vindt de ander hem een gevaarlijke stokebrand, een aandachttrekker, die de zaken onnodig op scherp zet, moslims beledigt, stigmatiseert en het maatschappelijk klimaat polariseert.

Tegen deze achtergrond lijkt de oproep tot tolerantie eerder gericht aan het adres van niet-moslims die worstelen met hun eigen politieke en morele grenzen. Wordt moslims een belangenorganisatie, zoals die ook nodig was voor de emancipatie van homoseksuelen en vrouwen, niet gegund? Of ligt de weerstand werkelijk aan de persoon Jami en zijn toon?

Een vergelijking met het buitenland laat zien dat de oprichting – en de impact – van organisaties voor geloofsafval ook anders kan verlopen. Weliswaar is ook daar forse weerstand vanuit de moslimgemeenschap en worden voorzitters met de dood bedreigd, maar het debat spitst zich niet of nauwelijks toe op één persoon. In Duitsland, bijvoorbeeld, is een poster gemaakt met foto’s van tientallen comitéleden tegelijk, onder de titel Wir haben abgeschworen, naar analogie van de kreet Wir haben abgetrieben van de pro-abortusbeweging uit de jaren zeventig. Allen zijn ex-moslims die in het openbaar tonen dat ze achter hun zaak staan. Van deze voorhoede krijgt vrijwel niemand uit de eigen politieke, veilige omgeving te horen de toon te matigen. Terwijl hun geluid ook luid en duidelijk is. En: of ze nu wel of geen stampij maken, de verbale bedreigingen vanuit radicale hoek zijn er niet minder om.

Het eerste comité van ex-moslims werd op 21 januari dit jaar in Duitsland opgericht. Daarna volgden Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen en Engeland. In Frankrijk en Zwitserland zijn soortgelijke organisaties in de maak. De overeenkomsten zijn groot. Veel oprichters en leden zijn van Iraanse origine, veelal uit de links-activistische hoek. Daarmee kan deze beweging van ex-moslims gezien worden als een onvermijdelijk antwoord op de revolutie van Ayatollah Khomeini in Iran, waarmee in 1979 de opkomst van de radicaal-orthodoxe politieke islam werd ingeluid.

Van alle hoofdrolspelers springen de twee in Den Haag aanwezige voorzitters het meest in het oog. Vóór de oprichting van hun comités hadden ze al een lange strijd achter zich liggen. De Duitse Mina Ahadi is ervaringsdeskundig vanwege haar achtergrond als linkse activiste in Iran. Haar echtgenoot werd gedood, omdat zij als student weigerde een hoofddoek te dragen. Ze vluchtte vervolgens, zoals zoveel generatiegenoten, naar Europa. In Duitsland ging ze zich voornamelijk bezighouden met de rechten van moslimvrouwen, lang voor dat na 11 september een hot issue werd op de politieke agenda’s van de gevestigde politiek. Ze zegt al dertig jaar te strijden tegen onrecht. Behalve dat ze tientallen essays en wetenschappelijke studies over dit thema publiceerde, richtte ze het wereldcomité tegen steniging van vrouwen op. Ze is de initiatiefnemer geweest van menige demonstratie tegen deze straf voor ‘onzedelijk gedrag’ of geloofsafval.

De tien jaar jongere Namazie vertoont gelijkenis met haar. Ook zij is gevlucht uit Iran, is feministisch activiste, publiciste en strijder voor mensenrechten binnen de islam. Zij liet duidelijk van zich horen, toen in 2005 in Canada het shariarecht via een schaduwrechtbank bij wet mogelijk werd gemaakt. ‘Dit is het toppunt van de ogen sluiten en de klok voor vrouwen binnen de westerse rechtsstaat terugdraaien’, schreef zij in een essay dat verscheen in tientallen Engelstalige kranten. Voor Scandinavische ex-moslims vormde met name de Deense cartoonkwestie in 2006 aanleiding niet langer meer te zwijgen en zich te organiseren in een beweging.

Al deze mensen steken hun nek uit, zoals ze zelf zeggen, om het tij van angst in de wereld te keren. Ze zoeken steun bij elkaar en willen mensen helpen die steun nodig hebben bij een veilige en gelukkig makende coming out. Niemand moet verwachten dat deze beweging zal fungeren als een zwaan-kleef-aan door Europa om mensen tot afvalligen te bekeren. De comités zijn er niet op uit om de hearts and minds van moslims te winnen. Dat is het misverstand binnen het hele debat. De comités pleiten ervoor de invloed van religie in de publieke ruimte, in staatszaken en in het onderwijs met concrete maatregelen terug te dringen. Ze eisen het recht op afvalligheid op en vinden bovendien dat die stap gepaard mag gaan met harde kritiek op de islam. De crux is volgens hen de vrouwenemancipatie. Vrouwenrechten moeten worden gewaarborgd en religieuze intimidatie en bedreigingen verboden en zwaar bestraft.

De oprichters keren zich net als Hirsi Ali tegen de islamisering van de landen waar zij naartoe zijn gevlucht. Tot hun verbijstering zien ze dat zich daar een proces voltrekt waarvoor zij nu juist hun vaderland verlieten, en tot hun ergernis voert bij politici en linkse intellectuelen het cultuurrelativisme de boventoon. Juist de angst voor terreur en radicalisering heeft volgens hen geleid tot een toegeeflijke houding jegens allerlei uitwassen binnen de islam. Respect voor religie en cultuur betekent in hun ogen de verkeerde opvattingen en gedragingen tolereren. De beginselen van de Europese comités zijn een wake-up call, een oproep tot realisme.

Veel moslims, en nog meer niet-moslims, beweren in reactie hierop dat het volkomen logisch is dat je moslim-af kunt zijn. Afvalligheid is volgens hen geen reëel probleem en een zuivere privé-aangelegenheid, dus waarom moet je daarvoor speciaal een comité oprichten? Dat zaait volgens hen haat en werkt contraproductief. Een manifestatie van dit geluid kwam deze week in ons land van een groep ‘gematigde ex-moslims’. Tijdens een persconferentie in de Amsterdamse El Oumma-moskee keerden zij zich tegen het initiatief van Jami en hielden een pleidooi voor verdraagzaamheid. ‘Vrij zijn in de keuze die je maakt staat hoog in het vaandel van de islamitische levensovertuiging. Dit geldt ook voor de keuze voor een bepaalde levensovertuiging en dat wordt gelukkig gewaarborgd in het Nederlandse recht’, zei een van de sprekers.

Uiteraard voorziet de grondwet in godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid. Maar alle leden van de comités hebben aan den lijve ondervonden dat dit theorie is. Ze zien dat afvalligheid ook in de Europese rechtsstaat wordt beantwoord met intimidatie door radicale moslims. Openlijke kritiek op de islam leidt steevast tot doodsbedreigingen. Minder heftig, maar minstens zo ingrijpend, is de uitstoting van afvalligen door hun eigen sociale omgeving. De comités richten zich op deze groep. Volgens de drie voorzitters in Den Haag is het een aperte leugen dat iedereen vrij is het geloof in vrede te verlaten. Ze pleiten er in hun manifest voor dat iedere moslim op persoonlijke wijze het geloof vaarwel kan zeggen. Inclusief rebellie en kritiek, zoals dat ook gebeurde tijdens de christelijke secularisatie. Wie twijfelt aan het nut van het organiseren van dit geluid, twijfelt aan het verdedigen van belangen van mensen die persoonlijke vrijheid opeisen.

Als jonge, nog niet door de wol geverfde activist moet Ehsan Jami in die campagne natuurlijk worden begeleid, vooral door zijn buitenlandse collega’s, hoewel ze misschien niet het lastige Hollandse klimaat kennen. Opdat wij hopelijk, net als in Duitsland, meer gezichten zullen kennen die openlijk zeggen: ‘We hebben afgezworen.’

lees ook:
Kanttekeningen bij Jami en Wilders