
Voor een imam in ruste is Mouaz al-Khatib opmerkelijk nauw aan zijn telefoon gekluisterd. Telefoontjes neemt hij consequent aan, berichten beantwoordt hij meteen; of hij zich nu in een interview bevindt, in gezelschap of op het podium voor een zaal met honderden studenten. Khatib is ook niet een doorsnee voorman, maar een van de kopstukken van de Syrische oppositie tegen president Assad. Als imam van de belangrijke Omajjaden-moskee had hij jarenlang grote invloed op burgers en was hij dus per definitie riskant voor de dictatorsfamilie Assad, die al decennialang elke oppositie in Syrië pleegt plat te drukken voor ze zich kan oprichten. Khatib kreeg een preekverbod, maar bleef sociaal en politiek actief, en in religieuze kringen bleef hij in hoog aanzien staan.
Na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog belandde hij een paar keer in de gevangenis, en na een jaar – nadat hij gewond was geraakt bij de explosie van een autobom – vluchtte Khatib naar het buitenland. In 2012 werd hij als consensusfiguur gevraagd om voorzitter te worden van de Syrische Nationale Coalitie (snc), een paraplu-organisatie voor de gefragmenteerde oppositie- en strijdgroepen tegen de dictatuur. Vijf maanden later stapte Khatib al weer op.
De sjeik is geen man die snel het achterste van zijn tong laat zien. ‘Ik ben geen politicus’, benadrukt hij een paar maal tijdens een lang gesprek. Maar als Khatib dat meent, dan is hij meer politicus dan hij zelf denkt. Voortdurend ontloopt hij duidelijke uitspraken over netelige kwesties, zoals de extremistische groepen binnen de Syrische oppositie, de buitenlandse bondgenoten van het snc of zijn eigen ambities voor de toekomst. Het beeld dat uit zijn betogen opstijgt is echter vrij helder: hij heeft weinig moeite met de in het Westen verguisde, aan al-Qaeda gelieerde strijdgroepen, hij vindt dat de grote westerse landen de strijd tegen Assad hebben verraden, en hij is beschikbaar om als consensusfiguur Syrië te leiden. Alleen wanneer beter geschikte kandidaten nee hebben gezegd, natuurlijk.
Khatib geldt in het Westen als het gematigde gezicht van de Syrische oppositie. Hij sprak vaak in verzoenende termen over de verschillende groepen binnen Syrië, over consensus, democratie en rechtvaardigheid. Kritiek is er ook, omdat Khatibs uitlatingen in het Arabisch soms een stuk scherper zijn dan in het Engels. Westerse landen mogen Khatib dan als bondgenoot zien, uit zijn verklaringen blijkt dat de vriendschap niet wederzijds is.
Op zijn Facebook-pagina postte Khatib een verklaring waarin hij uiteenzette om welke redenen de VS en Rusland elk ‘hun deel willen van Syrië’ – redenen die uiteenlopen van olie en marinebases tot vrede voor Israël. ‘De rest van de landen helpt [de VS en Rusland] om zowel het regime als de oppositie kapot te maken’, schrijft Khatib. Ook suggereert hij dat het buitenland ‘de oppositie, strijders ervan en de regering tegen elkaar hebben uitgespeeld. Alles wat belangrijk is voor hen – om ons volk kapot te zien gaan.’
Militair gezien komt Assad steeds steviger in het zadel te zitten en steeds meer staten bereiden zich voor op een toekomst mét in plaats van zonder Assad. Tot grote frustratie van Khatib. ‘Er zijn kennelijk landen die zich presenteren als “Vriend van Syrië”, terwijl zij zich eigenlijk niet inspannen om Syrische levens te redden’, zegt hij. ‘Daaronder zijn ook sommige westerse landen. Kijk bijvoorbeeld naar wat zij in de praktijk hebben gedaan om wapenleveranties aan Syrië te stoppen. Volgens internationaal recht zijn wapenleveranties aan een land dat in oorlog is verboden. Maar deze zogenaamde Vrienden van Syrië deden niets terwijl Rusland en Iran wapens leverden aan Assads regime. Ik heb John Kerry gevraagd met de Navo-raketten die aan de Turkse grens staan een no-flyzone in te stellen boven Noord-Syrië. Hij zei dat hij er werk van ging maken, maar hij heeft het er nooit meer over gehad. Dat de “Vrienden van Syrië” zich inspannen voor de veiligheid van het Syrische volk is een leugen.’
De Syrische oppositie heeft betere tijden gekend. Op het slagveld heeft het leger van president Assad zich het afgelopen jaar herpakt, tegen Assad gerichte strijdgroepen raakten onderling slaags en de westerse landen keren zich van hen af. De politieke oppositie tegen Assad is al even gefragmenteerd als die op het slagveld, waar volgens schattingen zo’n duizend losse groepen tegen het regeringsleger strijden. En eenheid raakt alleen maar verder uit zicht: eind december werd het door de snc gesteunde Vrije Syrische Leger door het nieuwe verbond het Islamitisch Front afgelost als grootste strijdmacht tegen Assad.
De vorig jaar nog zo veelbelovende Syrische Nationale Coalitie lijkt steeds minder Syriërs te vertegenwoordigen. Maar dat is een misvatting, stelt Khatib. ‘Als je op een objectieve manier met Syriërs praat, zie je dat de snc nog heel veel aanhangers heeft’, zegt hij. ‘Een meerderheid van de Syriërs steunt de doelen en de intenties van het snc. Zelfs aan de kant van het regime.’
Ook de grotere rol van extremistische groepen is volgens Khatib een verzinsel. ‘Dat wordt in de westerse media veel geschreven. Maar ik geef niets om de media. Het Syrische volk staat bloot aan wreedheden en verdedigt zich. De meerderheid is niet radicaal. Wel hebben zij een islamitische achtergrond, maar dat is geen zonde. Er bestaat in veel landen een fobie tegen de islam. Dat zie je in de grote aandacht die er buiten Syrië bestaat voor de achtergrond van sommige strijders tegen Assad. Maar ik kijk er anders tegenaan. Tegenover zo’n bloedig regime zou iedereen zijn identiteit gebruiken, en Syriërs zijn nu eenmaal moslims. Maar extremisme is hun vreemd. Na de komst van vrijheid en rechtvaardigheid in Syrië zal het radicalisme verdwijnen. Kijk naar hoe de zegetocht van isis (een aan al-Qaeda gelieerde strijdgroep – red.) tot staan is gebracht door de Syrische bevolking zelf.’
Hij vervolgt: ‘Wat je dan niet moet doen, is naar Syriërs toe gaan die onder dergelijke druk staan en hun de les lezen over gematigdheid. Vertel ze liever hoe je hen gaat helpen om niet verder te radicaliseren. Hen voortdurend van radicalisme beschuldigen, zal het probleem niet oplossen. Ze hebben nu geen behoefte aan lessen in moderniteit.’
Khatib, die deze week in Nederland was op uitnodiging van Vredeorganisatie Pax en de Utrechtse studentenvereniging sib, heeft geen officiële functie meer sinds hij vorig jaar april opstapte als voorzitter van de snc. Als reden voor zijn vertrek gaf hij de grote buitenlandse invloed op de snc, die hij niet langer kon accepteren. Het is een publiek geheim dat Qatar, samen met de Saoedi’s, de grote drijvende kracht achter de snc is, terwijl ook de VS en Groot-Brittannië de snc steunen. ‘Toegegeven, de oppositie heeft geld en advies nodig van vrienden’, zegt Khatib. ‘Maar Syriërs zelf moeten over hun toekomst besluiten. Ik heb altijd gezegd: wanneer buitenlandse krachten ons gaan overschaduwen, vertrek ik. En daar heb ik me aan gehouden.’
Verschillende Syrië-kenners denken echter ook dat Khatib aftrad omdat de snc hardliners aannam in de leiding, waardoor het moeilijker zou worden een vredesakkoord te sluiten met het regime van Assad. Khatib is daarom nu afwezig in Genève, waar onder een slecht gesternte vredesonderhandelingen zijn geopend tussen de Syrische regering en een aantal afgevaardigden van oppositiegroepen. Hij heeft duidelijk weinig verwachtingen van de gesprekken: ‘Het regime probeert tijd te winnen. Ik verwacht dus geen succes, maar we moeten het proberen.’
Een overgangsregering zal in Genève niet van tafel rollen. ‘Dat is ook geen doel van de onderhandelingen op zich. De doelen zijn ten eerste een einde aan het geweld en ten tweede nationale verzoening.’ Khatib ontwijkt een ondubbelzinnig antwoord op de vraag of hij beschikbaar is als leider van een nieuwe regering, om aan die verzoening vorm te geven. ‘Er zijn betere mensen voor, veel zelfs’, zegt hij en hij noemt namen. Maar hij vermijdt een expliciet nee.
Hij zegt: ‘Ik zal doen wat het beste is voor Syrië. Maar als er betere mensen zijn, zal ik die steunen.’ Gevraagd of hij ook voor zo’n post beschikbaar is als Assad hem zelf vraagt, lacht hij even. ‘Dat scenario zie ik niet graag, maar er zijn omstandigheden waarin ik zou toezeggen.’
Er wordt vaak geschreven dat als in Syrië de oorlog ten einde komt dat een startsein kan betekenen voor een afrekening van de soennitische meerderheid met de sjiieten, christenen en alawieten waar Assads regime op steunt. ‘Dat is absoluut niet waar’, zegt Khatib. ‘Deze groepen leefden voor de oorlog doorgaans ook vredig samen.’ Anders is het voor alawieten die actief hebben meegedaan aan de wreedheden van Assads regime, zegt hij. ‘Voor hen zal de rechtspraak van de overgangsregering gelden.’
Over die minderheden moet Khatib nog wel iets van het hart. ‘Veel mensen hebben het er moeilijk mee. Waar ik ook kom, op conferenties, bij interviews, altijd wordt gevraagd naar minderheden. Hoe zit het met de meerderheid?! Zij die vijftig jaar lang zijn onderdrukt en gedood. Antwoord me!’
Hoe dan ook is er volgens Khatib één ding dat meer dan wat ook zou bijdragen aan verzoening in Syrië: ‘Het vertrek van Assad. Als er genoeg druk komt, van alle groepen uit Syrië, ook zijn eigen groep, dan kan het slagen.’ Gevraagd of hij optimistisch is over de kans dat dat gebeurt, zucht hij diep. ‘Uit vrije wil zal hij dat nooit doen. Deze man zal nooit opgeven.’
Beeld: Kenzo Tribouillard / AFP / ANP