Het is een gezellige maandagavond. De buren zijn al iets eerder begonnen met drinken en onze buurtvader valt af en toe in herhaling. Maar de geraniums staan in bloei, de muziekinstallatie is naar buiten gehaald en elk levenslied wordt vrolijk meegezongen. Wanneer een smartlap over vriendschap gaat, krijgt Patrick tranen in zijn ogen. In dit smalle straatje – waar de muren dun genoeg zijn om gesprekken door te voeren en relatieadvies gul over de schutting wordt geworpen – is iedereen familie.
Even na elven rijdt een politieauto de straat in. Ze stoppen een paar huizen verderop voor de deur van een buurtgenoot die door de oude garde liefkozend Joran wordt genoemd omdat hij ooit iets weg had van Joran van der Sloot. Inmiddels gaat het al een tijd niet zo goed met hem. Zijn gezicht is ingevallen en hij heeft een lange, onverzorgde baard. ’s Nachts spookt hij naakt door het huis terwijl hij tegen zijn demonen schreeuwt. Hij is drugsverslaafd en gestopt met de medicijnen die hij voor psychische problemen slikte. Nu heeft hij achter in de tuin een vuurtje gestookt ‘voor de heer’. De agenten proberen hem ertoe te bewegen zich te laten opnemen. Patrick vindt het maar niets. Dit moeten we zelf oplossen. Bovendien is het zijn schuld; een maand geleden heeft hij Joran namelijk op zijn bek geslagen.
In ons arbeiderswijkje kan een groot deel van de bewoners niet meer werken. Door ongevallen of gewoon lichamelijke slijtage zijn ze genoodzaakt van een uitkering te leven. Ze weten als geen ander dat je van instanties niet veel hoeft te verwachten. Dus helpen ze elkaar.
Tot een paar maanden geleden kwam Joran ook wel eens langs bij het buurtterras, vooral als Patrick midden in de nacht als de laatste klant van zijn eigen café was overgebleven. Hij gaf hem sigaretten of een beetje geld. Ze rookten samen een sjekkie. Het was een van de weinige sociale contacten die Joran nog had nadat hij was ontslagen en ook zijn ouders geen contact meer wilden. Maar op een avond kwam het tot een aanvaring. Patrick wilde een bonnetje om zich ervan te verzekeren dat Joran zijn geld niet aan drugs zou uitgeven. Het autootje van de dealer stond immers steeds vaker voor de deur. In het nauw gedreven begon Joran hem uit te dagen. ‘Sla me dan, sla me dan.’ Uiteindelijk kreeg hij zijn zin. Daarna ging het bergafwaarts en Patrick neemt dat zichzelf kwalijk. Wat we er ook tegenin brengen, hij blijft het herhalen: ‘Als ik hem niet had geslagen, stond er nu geen politie. Nu heeft hij niemand.’ Het klinkt als de tekst van een liedje dat elk moment over de speakers kan schallen, en Patrick is doodserieus.
Psychiatrische hulp kun je moeilijk opdringen. Nadat het vuurtje in de achtertuin is geblust, gaat de politie weer weg. Zolang hij geen gevaar is voor zichzelf of zijn omgeving kunnen ze niets doen. Het voelt paradoxaal om te moeten wachten tot het misgaat, zeker in een buurt waar lief en leed op straat liggen. Patrick neemt zich die avond wel vier keer voor om Joran binnenkort uit te nodigen voor een nachtelijke sigaret. Ergens heeft hij ook wel gelijk. Ik geloof niet dat hij de oorzaak van Jorams problemen is, maar voorlopig lijkt hij wel de enige oplossing.
In een aflevering van de podcast Invisibilia bezoekt een verslaggever de Vlaamse gemeente Geel. Dit stadje is wereldberoemd vanwege zijn grote psychiatrische gemeenschap. Er is zelfs een uitdrukking: van Geel komen, het betekent gek zijn. Al sinds de achttiende eeuw worden hier honderden mensen met psychische stoornissen opgenomen in gezinsverpleging. Ze worden niet weggestopt maar leven onder de mensen. Dit tot ieders tevredenheid; gemiddeld woont een patiënt 28,5 jaar bij een gastgezin. De gastouders hebben geen medische opleiding gehad en weten zelfs niet welke diagnose bij hun ‘huurder’ is gesteld. Een belangrijke richtlijn voor de begeleiding van de patiënten is niet te proberen iets op te lossen. In de podcast wordt dit geïllustreerd door het verhaal van een patiënt die elke dag alle knopen van zijn kleding los friemelde. Iedere avond naaide zijn gastmoeder ze weer vast. Ze had natuurlijk visdraad kunnen gebruiken of de knopen kunnen vervangen door klittenband. Maar waarom zou je zo wreed zijn en iemand nodeloos frustreren? Eigenlijk is het een heel sympathiek medicijn. Als je rustig wordt van het los friemelen van je knopen, waarom niet?

Joram heeft zijn medicijn duidelijk nog niet gevonden. Wanneer ik hem op straat tegenkom, loopt hij me in woedende tred voorbij. Hij is verwikkeld in een heftige discussie met een persoon die ik niet kan zien. De volgende keer zal ik gedag zeggen, beloof ik mezelf. Als het in achttienhonderd in Geel kon, moet iemand zich hier anno 2017 toch ook thuis kunnen voelen.