‘Hé broer, hoe gaat het?’ Redouane Amine (29) geeft me een boks en stoot met z’n schouder tegen de mijne. ‘Elhamdillah, God zij geprezen.’ Onhandig beantwoord ik zijn groet, weinig vertrouwd als ik ben met de Amsterdamse straatcultuur.
Hij steekt een sigaretje op en neemt plaats op het druilerige terras van Het Badhuis in Amsterdam-Oost – zijn thuisbasis. Als maatschappelijk betrokken activist of idealist ‘in de breedste zin van het woord’ werkt hij als community builder of buurtleider. Zo is hij ambassadeur van ‘Alle kleuren Oost’ – een buurtinitiatief om verbinding te creëren tussen migrantenorganisaties, religieuze organisaties, buurtorganisaties, de LHBTIQ-gemeenschap, allerhande creatievelingen, lokale belangengroepen, sociale ondernemers, prominente wijkbewoners – en hij is een van de gezichten van Jongerenplatform Oost. Op dit moment houdt Redouane zich vooral bezig met het opzetten van een nieuw online platform, jongestemmen.nl, dat op een innovatieve manier Amsterdamse jongeren aan het woord wil laten en data wil verzamelen over hun belevingswereld. Hij is de coördinator van het project, dat mede uitgaat van de gemeente Amsterdam.
‘Ik merk dat er nog steeds te veel óver jongeren wordt gesproken, niet mét. Er worden nog steeds dingen bedacht voor jongeren, zonder de noodzakelijke samenspraak. De blauwdrukken voor projecten en beleid zijn te vaak door oudere generaties bedacht.’
Redouane was een van de weinige Marokkaanse Nederlanders op weg naar Dokkum om te protesteren tegen Zwarte Piet. Als straight alliance voer hij mee op de eerste en derde Marokkaanse boot tijdens de Gay Pride. Daarnaast was hij de MC van de tweede Marokkaanse boot. Hij is een vertrouwd gezicht bij debatten, van het lokale buurthuis tot Pakhuis de Zwijger. Waar ik kom, onze wegen blijven elkaar kruisen. Hij is de knuffelbeer en mascotte van de jonge islamitische queer gemeenschap, die op weinig steun van heteroseksuele leeftijdgenoten kan rekenen.
Als goedlachse, breedgeschouderde, getatoeëerde, petjes dragende, bebaarde ‘straat-Marokkaan’ is Redouane allesbehalve homo (hoewel het ongeloof daarover hardnekkig blijft). Waarom zou zo’n stoere heteroseksuele dertiger zijn stem inzetten voor een minderheidskwestie die binnen zijn gemeenschap zo omstreden is? En hoe durft hij stelling te nemen waar een groot deel van zijn leeftijdgenoten angstvallig stil blijft?
‘Ben je moslim, Redouane?’
‘Ja, ik ben moslim. Maar ik bid niet en heb de afgelopen drie jaar niet gevast.’
‘Als je je niet aan de religieuze plichten houdt, wat maakt je dan moslim?’
‘Ten eerste de shahada, natuurlijk, en daarnaast mijn omgang met die geloofsbelijdenis. Het feit dat ik altijd denk aan Allah en probeer te leven zoals de rassoul (boodschapper) heeft meegegeven.’ Hij zucht. ‘De soenna van de profeet is de mooiste wijze om je leven vorm te geven, maar ook erg lastig anno 2017.’
‘Waarom bid je niet?’
‘Ik bid niet omdat ik het niet wil. Het is geen angst’, zegt hij stellig. ‘Ik beschouw mezelf niet waardig genoeg om te bidden. Ik probeer een vrij leventje te leiden. Ik drink. Ik heb seks voor het huwelijk…’
Mijn pen stokt met schrijven. ‘Mag ik dit echt noteren?’
‘Ja, laat iedereen die oordeelt eerst zelf eens lang in de spiegel kijken. Ik werk niet anoniem. Ik ga me niet verstoppen. Ik probeer een eerlijk gesprek op gang te brengen.’
Redouane is een zogenaamde eerste-generatie-Marokkaan, hoewel hij in niets lijkt op het beeld van de armlastige arbeidsmigrant. Geboren in Casablanca groeide hij de eerste vijf jaar van z’n leven in Marokko op, woonde toen van z’n vijfde tot zesde in Nederland, keerde terug naar Marokko om vanaf z’n elfde definitief in Nederland te blijven. ‘Ik ben voortdurend heen en weer gegaan en kan me daardoor makkelijk tussen twee werelden bewegen. Ik spreek Arabisch en kan het lezen en schrijven.’
Ook aan zijn denken merk ik het opgroeien in verschillende werelden. ‘De Marokkaanse gemeenschap in Nederland is enorm rijk en divers. Er is niet één stem of geluid, dat moeten we goed beseffen. Ik stel mezelf vragen en zoek antwoorden al moet ik daarvoor naar China. Mijn doel is om altijd nieuwsgierig te blijven en oprecht geïnteresseerd te zijn in mensen. Er is een periode geweest van islamitische verlichting, maar die waarde is verloren gegaan. Moslims zijn in een comfortzone van vastgestelde waarheden beland waardoor elke vraag ongemak teweegbrengt – al geldt dit trouwens voor de hele samenleving. Meningen worden als bakstenen gebruikt om naar elkaars hoofd te gooien. Bakstenen zijn een samenstelling van aarde en water. Bouwstenen die altijd uit verschillende componenten zijn samengesteld. Ik vind het maar…’ Redouane zoekt even naar woorden. ‘Arrogante betweteritis.’
En dan: ‘Ik vraag me af: zijn we eigenlijk bang voor de vragen of vooral voor de antwoorden? Volgens mij zijn veel moslims die niet tegen kritische vragen kunnen heel bang. De arrogantie en betweterigheid zijn een camouflage van hun diepe angst en onzekerheid.’
‘Zou dit bij Hollanders andersom ook het geval kunnen zijn?’ vraag ik. Redouane denkt een lange tijd na en zegt dan: ‘Het is een menselijk probleem. Er zijn bepaalde fases van verandering. Ik denk dat we op dit moment in de cruciale fase zitten waar mensen het bestaan van sociale fenomenen heel erg ontkennen – zoals dat Zwarte Piet racisme is, of dat de hoofddoek net zo goed bij de samenleving hoort als wat dan ook, of dat onze samenleving een stuk rijker is dan we onszelf voorschotelen. We staan op de brug tussen die collectieve ontkenningsfase en het eureka-moment dat ons uiteindelijk bij acceptatie brengt.’
Redouane probeert zijn omgeving wakker te schudden. ‘In het gesprek met de ander probeer ik zo goed mogelijk in de beleef- en denkwereld van mijn gesprekspartner te stappen, te begrijpen waar hij vandaan komt en naartoe wil gaan. Het ophouden van een spiegel voor mijzelf was heel erg belangrijk en dat probeer ik nu bij de ander te doen, zonder dat ik die persoon iets ga leren. In zo’n ontmoeting moet sprake zijn van wederzijdse verrijking.’
Moeiteloos citeert Redouane een aya (koranvers) waarin wordt gesproken over iemand die om kennis vraagt en iemand die om geld verlegen zit. Beiden zouden goed moeten worden behandeld. Ik denk aan de befaamde passage over de profeet Ibrahim of Abraham die God over de opstanding uit de dood bevraagt. ‘En (gedenk) toen Ibraahiem zei: “Mijn Heer, laat mij zien hoe U de doden tot leven brengt.” Hij (Allah) zei: “Geloof jij dan niet?” Hij (Ibraahiem) zei: “Welzeker! Maar zodat mijn hart tot rust komt.” Hij (Allah) zei: “Neem dan vier vogels en snijd ze in stukken. Leg vervolgens op elke berg een stuk van hen. Roep hen dan, zij zullen haastig naar jou toe komen. En weet dat Allah Almachtig, Alwijs is.”’ (Soera 2: 260).
Als de grote aartsvader van de monotheïstische religies al vragen had, waarom zou een simpel gelovige deze dan niet mogen hebben? ‘Ik heb veel vragen’, zegt Redouane. ‘Veel mensen denken dat ze vroeg alle antwoorden gevonden moeten hebben. Voor mij is een van de belangrijkste islamitische waarden juist de zoektocht naar kennis en wetenschap.’
Het is precies die insteek die Redouane als voorvechter van homorechten doet opstaan. ‘Ik heb lang stilgestaan bij mijn eigen struggle als Mokro en moslim en weet hoe het is om gediscrimineerd te worden of tegen fobieën aan te lopen. In mijn strijd voor acceptatie zie ik veel raakvlakken met de positie van LHBTI’ers. Dat besef bracht me terug bij de kern. Door ons te richten op al die kleine onderdelen van identiteit vergeten we de overkoepelende aspecten: het mens-zijn. Dat verbindt. Ik zet me niet in voor homorechten, of Mokro’s, of moslims, of Afro-Nederlanders, ik zet me in voor mensenrechten in het algemeen.’
‘Ik zie de spanningen die mijn inzet voor de gay-community opleveren als iets waardevols. De reacties zijn, om het woord spanning nog maar eens te gebruiken, nu precies hetgeen waar het om spant. Je kunt simpelweg niet iets tegengaan waar jezelf onderdeel van bent. Tegen discriminatie vechten terwijl je zelf andere minderheden discrimineert is als water in een emmer gooien waar een gat in zit.’
Opeens zakt zijn stem. ‘Ik begrijp wel waar de homofobie vandaan komt. Ik deed vroeger precies dat waar ik nu tegen strijd. Ik vond homo’s maar vies, ze konden een pak slaag krijgen, in mijn late tienerjaren en vroege twintigerjaren was ik echt anti-gay.’ Redouane kijkt schuldbewust.
‘Waar kwam je ommekeer vandaan?’
‘Op een gegeven moment werd ik benaderd om op een ontmoetingsweekend mee te gaan voor bi-culturele LHBTI’ers en hetero’s dat georganiseerd werd door de organisatie Connecting Differences. Ik aarzelde heel lang of ik wel mee zou gaan. Uiteindelijk heb ik het gedaan. Ik kan je zeggen, het was een van de meest verrijkende weekenden van mijn leven. Ik was toen 23.’
Hij schudt z’n hoofd. ‘Ik heb met alle drie de Marokkaanse boten meegevaren. Ha, ik ben een veteraan. Maar je had me thuis moeten horen. “Mam, ik ga meevaren op de Marokkaanse boot.” “O mesjallah, wat leuk”, reageerde ze. “Heb je een boot gehuurd met een groep Marokkanen?” “Nee mam, het is voor de Gay Pride.” Oei, dat leverde een flinke discussie op – “Wat? ben je homo? Wat moeten de mensen wel niet denken?” – maar ik heb daar geen boodschap aan. F#ck die mensen! Ik luister wel omdat ik de mogelijkheid tot een constructief gesprek niet uit wil sluiten, maar uiteindelijk sta ik voor wie ik ben en pak ik al die haters iedere keer op het aspect van mens-zijn. Wij zeiken altijd over hoe zwaar we het hebben, maar onderschatten de struggle van anderen.’
Redouane heeft geen boodschap aan de tegenwerpingen van zijn familie. Ondertussen raken ze er langzaam aan gewend. Hij zoekt constant de grenzen op van zijn eigen definities. ‘Mijn beeld rondom racisme en discriminatie – vooral dat laatste – was te beperkt. Er zijn kantelmomenten in mijn denken geweest waardoor de definitie van dat wat racisme en discriminatie zou zijn steeds verder werd opgerekt. Zoals de toevoeging van de positie van LHBTI’ers.’
Redouane kijkt extra kritisch naar zijn eigen gemeenschap. ‘Er is veel discriminatie in de Marokkaanse gemeenschap. Veel te veel. Als ik merk hoe mensen reageren op een Marokkaanse jongedame die met een Afro-Nederlander op straat loopt bijvoorbeeld is dat soms best heftig. Als ik überhaupt naar de positie van de vrouw kijk is die vaak heel discriminerend en seksistisch. Ik vind het belangrijk om dit aan te kaarten. Ik had laatst een gesprek met een goede vriend hierover en dan merk je hoe onze denkwerelden uiteen liggen. In zijn denken is de wil van de man wet en is de vrouw meer onderdeel van die wil dan dat zij ook de wet maakt. Gelukkig is dat niet met iedereen het geval, maar het is nog wel een probleem.’
‘Ik vind zelf dat ik me nog niet genoeg voor de positie van vrouwen inzet. Wat ik als persoon wél doe is in mijn omgang met en behandeling van vrouwen zo respectvol op te treden dat dit hopelijk een voorbeeld voor anderen is. Ik ben nog steeds op zoek naar wat het voor mij betekent om als man feminist te zijn en in touch te zijn met mijn feminiene kant. Hoe ik naast en achter vrouwen kan staan, in plaats van voor hen uit te gaan.’
In zijn denken over vrouwen is Redouane’s moeder niet alleen zijn grootste voorbeeld, maar ook zijn uitgangspunt. ‘We staan er niet genoeg bij stil dat andere vrouwen ook moeders kunnen zijn, zussen, tantes, partners.’
‘Op een dag appte ik mijn moeder een foto. “Kijk mamma.” Ik had een tattoo genomen.’ Hij schuift de mouw van z’n shirt wat omhoog. ‘De roos is de koningin van de bloemen. Het is een zachte mooie bloem, maar please handle with care. Voor mij staat dat symbool voor ons gezin. De bloem beschermt ons, maar is ook open om ruimte te laten voor de buitenwereld. Dan in het midden “Samira”, de naam van m’n moeder. Zij is als de zon. En mijn vier broertjes en ik zijn de sterren die om haar heen draaien.’
Hij wijst op zijn arm. ‘Mijn moeder had tranen in de ogen toen ze de betekenis begreep. “Je weet dat het niet mag hè?” vroeg ze. Maar mooi vond ze het wel. Ik ben meteen die dag erna weer gegaan om het wapen van Amsterdam op m’n andere arm te tatoeëren.’ Hij lacht. ‘Met in het Latijn “Amat Victoria Curam” oftewel: de overwinning houdt van voorbereiding, en daaronder de lijfspreuk van de stad: “Heldhaftig. Vastberaden. Barmhartig.” Dat is wat Amsterdam is voor mij en wat de stad zo mooi maakt. Ze heeft me gevormd. Ik houd van Casablanca, hoor, en heb daar ook mijn wortels, maar dit is de stad die me voedt, me heldhaftigheid leert, vastberaden laat zijn en barmhartig voor de diversiteit die we rijk zijn.’
Dit voorjaar verschijnt Mounir Samuels nieuwe boek God is groot: Eten, bidden en beminnen met moslims (uitgeverij Jurgen Maas)