Groepsleider A. Abalhoussaien legt uit waarin Darna zich onderscheid van een gewoon opvangcentrum: ‘In een Nederlands opvanghuis eten ze hutspot met varkensworstjes. Hier koken we Marokkaans en we eten het op de traditionele wijze: met zijn allen van één bord. We leggen het verschil uit tussen rein en onrein, we praten over de islam. Door de sfeer van thuis na te bootsen, proberen we de jongens bewust te maken van hun Marokkaanse ik.’
Darna biedt plaats aan negen jongeren, die binnenkomen via de justitie, de kinderbescherming of het JAC. Het centrum weigert ernstig gedragsgestoorde of aan hard drugs verslaafde jongens. Abalhoussaien: ‘We richten ons op normale kinderen die een goede kans hebben om weer bij hun ouders teruggeplaatst te worden.’
Het meest voorkomende probleem van de kinderen - naast scheidingen en mishandeling - is dat ze door hun vaders te kort worden gehouden. ‘Ze willen mooie Nike-schoenen en zakgeld om tot laat uit te kunnen gaan, net als hun klasgenoten. Waarom ze dat niet mogen, begrijpen ze niet. In Nederland is iedereen toch rijk en mag toch alles? In Darna proberen we begrip te kweken voor de positie van de ouders, die vaak van een uitkering moeten rondkomen. Hierna gaan we op zoek naar een compromis: een beetje zakgeld, een beetje later thuiskomen. Vaak gaat dat goed, soms ook niet.’
De sinds een week in Darna verblijvende Mustafa (16) wil echter onder geen beding terug naar huis. In plat Amsterdams klinkt het: ‘Dat heb ik al zo vaak geprobeerd. Binnen drie dagen loop ik weer op straat.’
Toch is Darna voor Mustafa, nadat hij een half jaar heeft doorgebracht in een jeugdgevangenis, zijn laatste hoop om weer op het rechte pad te komen. Al begrijpt hij er nog weinig van. ‘Ze zeiden ga naar daarna, ik dacht: waarna? Pas hier leerde ik dat Darna “ons huis” betekent. Maar ik ken helemaal geen Arabisch. En dat islamitische eten krijg ik echt niet door mijn keel. Ik ga liever naar de snackbar. Bidden kan ik wel, ik heb van mijn elfde tot mijn veertiende gebeden. Maar ik geloof er gewoon niet meer in.
Kijk, niet wij maar onze ouders moeten zich aanpassen. Als ik nou met mijn vrienden tot half zeven ’s nachts whisky-cola’s wil drinken, dan moet ik dat toch zelf weten?’
Groepsleider Abalhoussaien zucht. ‘Pubers zijn lastig. Ze identificeren zich niet met hun ouders maar met hun leeftijdsgenoten. De Nederlanders aaien deze jongens eerst over hun bolletje, zo van: doe maar mee, doe maar mee! Maar ze worden verstoten als ze aan blonde meisjes gaan denken. Dan vormen ze met hun mooie donkere ogen opeens een bedreiging. Daarom hoop ik dat ze op tijd toch kiezen voor de Marokkaanse cultuur, voordat ze er voorgoed van zijn vervreemd. Want dan staan ze letterlijk en figuurlijk op straat, dan hebben ze helemaal niets meer. Integratie is een heel erg mooi woord. Maar het is niet de realiteit.’
‘wij proberen ze bewust te maken van hun marokkaanse ik’
Het is druk in Darna, het aan de rand van Amsterdam gelegen ‘sociaal-agogisch opvanghuis voor Marokkaanse jongens die kampen met identiteitsproblemen’. Twee jongens mishandelen het tafelvoetbalspel, een derde aait voorzichtig de huiskat Chica. De rest drinkt muntthee en schreeuwt door elkaar heen in een mengeling van Arabisch en Nederlands. Allemaal zijn ze weggelopen van huis.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1996/44
www.groene.nl/1996/44