Eind jaren tachtig verscheen het (auto)biografische stripverhaal Maus van Art Spiegelman. De holocaust werd daarin voorgesteld als een monsterlijke muizeval. De joden werden de muizen, de Duitsers katten en de Polen varkens. Nooit was een strip zo beklemmend. Nooit werd een strip zo enthousiast onthaald. Sinds het verschijnen van Maus I moet Spiegelman meer dan duizend keer zijn geinterviewd. Het onderwerp is steeds hetzelfde: Maus, Maus en Maus. Alsof Spiegelman enkel joodse muizen en Duitse katten tekent.
‘Wat ik ook doe, ik zal altijd een muis op mijn grafsteen hebben staan’, zegt hij. ‘Ik ben natuurlijk heel dankbaar om de impact die Maus heeft gehad, per slot van rekening heb ik er dertien jaar van mijn leven over gedaan om het boek te maken. Maar ik wil niet opgesloten zitten in mijn vroegere werk. Ik moet verder.’
Maus was vooral een afrekening met overgeerfde angsten, zegt de auteur. Als kleine jongen werd hij te pas en te onpas geconfronteerd met de oorlogstrauma’s van zijn ouders. Zo mocht hij flarden aanhoren van hun kampervaringen en hoorde hij hen meermaals schreeuwen in hun slaap. Hoewel het niet werd uitgesproken, voelde hij ook duidelijk de hunkering naar Richieu, het broertje dat hij nooit heeft gekend omdat het werd vergiftigd door zijn tante toen de joden naar het concentratiekamp werden gebracht.
Ook Art Spiegelman ontkwam niet aan de klappen. Hij droomde van de nazigruwelen en vreesde dat er op een dag het beruchte Zyklon-B uit zijn douchekop zou vloeien. Toen hij later aan de universiteit experimenteerde met psychedelische drugs, kreeg hij een zenuwinzinking en belandde in een psychiatrische inrichting. Een maand na zijn ontslag pleegde zijn moeder zelfmoord (kampsyndroom en het nooit verwerkte verlies van de kleine Richieu). Om met zichzelf in het reine te komen begon Spiegelman met het tekenen van autobiografische verhalen. In zijn eerste korte verhaal, Prisoner on the Hell Planet, later opgenomen in Maus I, probeerde hij de zelfmoord van zijn moeder te verwerken.
De holocaust kwam in zijn stripverhalen voor het eerst ter sprake in 1972. Het verhaal besloeg slechts drie pagina’s. Het was de allereerste versie van Maus. Art Spiegelman heette daarin nog Mickey (naar Mickey Mouse) en die Katzen waren dubbel zo groot. Pas zes jaar later begon Spiegelman aan het serieuze werk: een (auto)biografisch verhaal van 269 pagina’s dat de schrijnende ervaringen verhaalt van Anja en Vladek Spiegelman vlak voor, tijdens en na de jodenvervolging (1933-1945).
OEN HET EERSTE DEEL van zijn meesterwerk eind jaren tachtig op de markt kwam, reageerde de wereld geschokt en verbijsterd tegelijk. Geschokt, omdat de beelden in Maus zo cru en direct waren. Verbijsterd, omdat de holocaust in nota bene een stripverhaal aan bod kwam en omdat Spiegelman brak met de traditie dat joodse kinderen hun ouders, de overlevenden van de volkerenmoord, moesten opvangen en verzorgen. Pijnlijk, en voor sommige mensen ook hardvochtig, waren de gesprekken die Spiegelman met zijn vader Vladek voerde, een man die hij in het boek beschrijft als een egocentrische, vrekkige oude jood, een meester in emotionele chantage en op de koop toe een racist. De relatie tussen vader en zoon zou in artistieke zin pas verbeteren nadat Vladek in 1982 was gestorven.
‘Dat was omdat we toen geen ruzie meer hoefden te maken’, zegt Art Spiegelman. ‘Ik denk dat ik tijdens het maken van Maus heb leren leven met Vladek, zowel in het verhaal als daarbuiten. Er zijn in het verleden dingen gebeurd die ik hem nooit heb kunnen vergeven, maar hij was wel mijn vader en ik wilde me dicht bij hem voelen. Als ik mijn vader interviewde, gaf de microfoon mij tenminste de kans om zo dicht mogelijk bij hem te staan. Althans, tot op een bepaald niveau, want zodra hij probeerde mij te vertellen wat ik met mijn leven moest doen, haakte ik af. Dat interesseerde mij niet.
Veel mensen vinden het vreemd dat een slachtoffer van racisme zelf racistisch is. Het zou natuurlijk mooi zijn als zo iemand meer zou gaan nadenken over wat er gebeurt. Er is in het boek een sce`ne opgenomen waarin Vladek zijn ongenoegen uit over een zwarte lifter. Dat is niet bedoeld als een aanklacht: kijk eens wat voor een verschrikkelijk iemand mijn vader is. Ik wilde heel duidelijk aangeven dat lijden geen doel heeft, maar alleen lijden veroorzaakt. Het maakt mensen niet beter. Ik geloof niet in het christelijke idee dat het martelaarschap een edel wezen creeert.
Toen mijn vader in de diamantsector werkte, zag hij zwarten stelen, net als later in de kledingsector. Dus waren het allemaal schurken. Mijn vader is nooit een erg introspectieve man geweest. Hij absorbeerde gewoon de hem omringende cultuur zonder erover na te denken.’
Vladek Spiegelman ging zo ver dat hij een scene maakte telkens als hij ontdekte dat zijn zoon Duitse produkten had gekocht. Zo kon hij zich geweldig ergeren aan het feit dat Art tekende met een Rotring-pen, Made in Germany. Toen de zoon in 1968 een Volkswagen kocht, liet Vladek zich zelfs enkele jaren niet zien. Vladek Spiegelman maakte het niet meer mee, maar hij was ongetwijfeld steil achterover gevallen als hij had gehoord dat Maus I en II in Duitsland met tal van onderscheidingen waren bekroond.
Art Spiegelman: ‘Van alle Europese uitgaven werd de Duitse versie uitzonderlijk goed ontvangen en verkocht. Ik geloof zelfs dat het verhaal op middelbare scholen wordt gebruikt. Sommige aspecten van Maus zijn natuurlijk wel moeilijker voor het Duitse publiek. Dat heeft te maken met een ironische afstand en een zekere speelsheid die niet eigen zijn aan het Duitse temperament. Een vraag die steeds terugkwam in verschillende Europese landen, maar vooral in Duitsland, was: “Vindt u het niet van slechte smaak getuigen om een strip over Auschwitz te maken?” Mijn antwoord was telkens: “Nee, ik vond dat Auschwitz van slechte smaak getuigde.”
'ALLEEN IN POLEN is Maus nog niet vertaald’, zegt Spiegelman met een grijns. ‘Een aantal Poolse mensen heeft een paar keer geprobeerd om de publikatie van Maus mogelijk te maken, maar het lukte niet. Dat ik ze als varkens heb voorgesteld, is hoogst waarschijnlijk te beledigend. Alsof wij niet allemaal varkens zijn. Ik ben bang dat ik, samen met jou, mijn muizenmasker moet verwisselen voor een varkensmasker, nu we mensen zien sterven in Joegoslavie, Ruanda en elders waar de genocide alweer volop wordt gepraktizeerd. In de neonazi-heropleving in Europa wachten wij er enkel op wie er wordt gekozen om muis te zijn. And it frightens the hell out of me.
Als je de populariteit van de erven-Mussolini in Italie bekijkt, de neonazi’s in Duitsland, de opmars van extreem-rechts in Frankrijk en wellicht ook in Belgie, dan is dat allemaal weinig bemoedigend. Zeker omdat de mensen die vorige keer zulke monsterachtige kwellingen hebben moeten doorstaan, nog steeds in leven zijn. Ik had nooit gedacht dat ik dat nog zou meemaken. Het is moeilijk in te schatten tot welk niveau het zal stijgen, maar stijgen doet het onmiskenbaar. Ik geloof dat er erg bloedige en gevaarlijke tijden in het verschiet liggen. Ik hoop natuurlijk dat ik het mis heb. Ik zou het helemaal niet erg vinden als er morgen iemand naar me toe zou komen en zeggen: Hey, schmuck, look how nice everything is, don’t worry.’
SPIEGELMAN HAALT zijn schouders op bij de vraag of hij ooit als ‘Mauschwitz-tekenaar’ is bedreigd. ‘Niet echt’, zegt hij. Wel heeft hij al aardig wat geschifte post mogen ontvangen, maar tot directe confrontaties is het nooit gekomen. ‘Of toch’, grijnst Spiegelman, ‘in Moskou, maar dat was min of meer mijn eigen schuld. Ik was er door The New Yorker op uit gestuurd om een interview met straatkinderen te maken, als voorbereiding voor een stripverhaal. Die kinderen zitten in een heel vreemde situatie. Ze hebben een soort van neonazistisch gedachtengoed - zij het niet het soort neonazisme zoals wij dat kennen in Amerika of Duitsland. Ze zijn tamelijk onwetend. Ze gebruiken het hakenkruis en verklaren het als een oud christelijk symbool. “Wij zijn geen Duitse fascisten,” zeggen ze dan, “wij zijn Russische fascisten.”
Die kinderen komen meestal uit verscheurde gezinnen en worden opgevangen door een soort van paramilitaire surrogaatfamilies van wie ze die ideologie overnemen, meestal gaat het om ex-soldaten uit Afghanistan. Ze geven de kinderen jobs, eten, een familie en een “wereldvisie”. Ik vermoed dat ze zelf niet weten wat er in het verleden is gebeurd. Enfin, wat er gebeurde, is het volgende: samen met een vriend-vertaler stapten we op die bende gekken af. Ik vond enkelen bereid om met ons te praten, dat ging redelijk goed. Daarna reden we met de auto naar een museum, een rit van ongeveer veertig minuten. Tot daar geen probleem. Toen we echter bij het museum aankwamen, stopte er achter ons plotseling een wagen, bruusk remmend. Er stapten enkele kerels uit, diegenen met wie we net daarvoor hadden gesproken. Ze hadden ons al die tijd gevolgd. Eentje kwam naar ons toe. “Jij bent een jood! Jij bent een jood!” schreeuwde hij. Er werd wat heen en weer geroepen en gezeverd. Toen stapte een ander dreigend op mij af en zei: “Je moet naar Israel gaan en Amerika verlaten, want Amerika hoort toe aan de Indianen.” Ze probeerden ons tot in het museum te volgen, maar de bewaker liet ze niet binnen. Niet omdat ze er dreigend uitzagen, maar omdat ze geen toegangsbewijs hadden. Gevolg: zij buiten, wij binnen. Gelukkig. Binnen kwam ik op adem. De volgende dag vertelde ik aan een Russische vriend wat er was gebeurd. “Was je bang?” vroeg hij. “Ja, natuurlijk was ik bang,” zei ik. “Ah, goed,” was zijn repliek, “dan weet je tenminste wat het betekent Rus te zijn.”
Niet bekend
'Ik voel ik mij erg beledigd door Schindler’s List. Spielberg heeft in een interview gezegd dat hij een document over de holocaust heeft gemaakt. Maar Spielberg heeft helemaal geen document gemaakt - Claude Lanzmann, die heeft een document gemaakt met zijn Shoah. Spielberg zegt dat Schlinder’s List is gemaakt met de bedoeling om mensen te leren wat er is gebeurd. Maar daarvoor heeft hij wel een opmerkelijk gezichtspunt gekozen. De meeste Duitsers waren immers geen heroische redders. Om dus uit die zeldzame groep een persoon te kiezen die zich echt actief verzette, is tamelijk vreemd.
Het is ook raar dat hij de hoofdschurk voorstelt als een pure psychopaat. Ik gebruikte voor Maus katten en muizen juist om aan te tonen dat het geen katten en muizen waren, maar mensen. Spielberg gebruikte individuen om in zekere zin veralgemeniseerde figuren neer te zetten. Het tonen van nazi’s als psychopaten betekent dat hij iets zeer belangrijks niet heeft begrepen. Op die manier zet hij tijdens het hele gebeuren de joden tegen de zijmuur. Zij zijn slechts figuranten in het centrale drama tussen de commandant en Schindler. De scene die ik het meest beledigend vond, is die waarin joden zaken aan het doen zijn in een kerk. Of het nu zo is gebeurd of niet, het effect daarvan… Je zou het evengoed als een nazipropagandafilm kunnen zien.
Het probleem dat ik met de film heb, wordt ook geillustreerd in de scene waarin joden in Auschwitz naar een douche worden gebracht. Op het allerlaatste moment beseffen ze dat het geen gas is dat uit de douchekoppen komt, maar water. Hetzelfde is mijn vader overkomen. Ik heb het in Maus gebruikt, maar ik heb mijn best gedaan er geen spannende scene van te maken. In de film loopt alles goed af, fijn, maar wat is het verschil met Indiana Jones?’ Spiegelman loopt sowieso niet echt warm voor Hollywood. Sinds de uitgave van Maus I in de Verenigde Staten is hij al ontelbare keren benaderd door agenten van verschillende filmmaatschappijen. Een film, een stuk op Broadway, een tekenfilm, een musical - Spiegelman zegt het maar. Toch weigert hij resoluut alle aanbiedingen. ‘Een producer zei me laatst: “U begrijpt het niet. We willen uw werk gewoon voor meer mensen toegankelijk maken.” Ik vroeg hem hoeveel geld hij bereid was te steken in de voorproduktie. “Wel, misschien vijftigduizend dollar,” zei hij. “Heel goed,” zei ik, “voor vijftigduizend dollar kunt u in de groothandel een kleine vijfendertigduizend exemplaren van Maus kopen. Als u die in de handen van de mensen wilt geven, prima, graag zelfs, want zo komt Maus onder ogen van heel wat mensen.”
Een andere keer zei iemand: “U krijgt artistiek helemaal de vrije hand. U mag doen en laten wat u wilt.” “Maar waarom?” vroeg ik, “ik heb al gedaan wat ik wilde, ik heb een strip gemaakt waar ik artistiek helemaal achter sta.”
Spiegelman staat op dit moment op de loonlijst van het beroemde Amerikaanse tijdschrift The New Yorker. Hij maakt er illustraties en covers. 'Het wordt goed ontvangen en het maakt indruk in Amerika. Ik denk dus dat het wel goed zit.’
Spiegelman houdt ervan controversieel te zijn. Toen hij vorig jaar een cover maakte voor The New Yorker met daarop een joodse man die een Afro-Amerikaanse vrouw op de mond kuste, ontstond een fikse rel. Zowel de joodse als de Afrikaanse gemeenschap reageerde furieus. Enige tijd later presteerde Spiegelman het een cover te maken waarop een pissende kerstman het begrip naastenliefde in twijfel trok. Die cover werd afgekeurd. Spiegelman: ‘Als ik zo'n beeld zou publiceren in bijvoorbeeld The National Lampoon, zou het geen probleem zijn. Maar in The New Yorker, een blad met een enorme traditie van respectabiliteit, is het heiligschennis.
Ik ben graag controversieel in mijn werk, maar er moet wel een duidelijke boodschap van uitgaan. Die prent van de kerstman zou ik eigenlijk moeten beschrijven. Het speelt zich af op straat. Een hond met een groen-rode kerst-sweater pist tegen een brandkraan. Iets verderop doet een kerstman op zijn beurt een plas tegen een muur. De vlek van zijn plas neemt de vorm aan van een kerstboom. Daarboven hangt een poster met het opschrift: “Vergeet de daklozen niet.” Dat is dus de kerstboodschap van het jaar: er is gezorgd voor een kerstboom voor de daklozen. Prachtig, toch?! Ik geniet er enorm van dingen met een zekere snedigheid te tekenen.’
SPIEGELMAN ZEGT dat hij zich nu in een periode bevindt dat hij ‘zichzelf opnieuw moet uitvinden’. Hij is zich ervan bewust dat zijn volgende stripalbum nooit zo goed zal worden ontvangen als Maus.
Spiegelman: ‘Ik denk dat ik me moet openstellen voor een kleiner publiek. Ik weet het niet, we zullen wel zien. Op het moment ben ik, gewoon om mij te ontspannen, een boek aan het illustreren dat in 1928 werd geschreven. Niemand heeft er ooit van gehoord. Het heet The Wild Party, een lang verhaal in versvorm. Het is het boek waarvan William Burroughs zei dat het bij hem het verlangen opriep om schrijver te worden. Ik heb er iets meer dan een jaar aan gewerkt, het moet in november verschijnen. Het is te vroeg om te weten of de mensen het leuk gaan vinden of niet, maar ik vind het boek okee: geen muizen, geen joden, zeker geen holocaust, erg decoratief, een andere tekenstijl, helemaal iets anders.’