Vraag. Is bestuursvoorzitter Cees van der Hoeven van Ahold een kluns of een oplichter?

Antwoord. Cees van der Hoeven, jarenlang de loverboy van het multinationale bedrijfsleven, is geen van beide. Het is erger. Van der Hoeven is een doodgraver. Met zijn megalomanie heeft hij de bijl gezet aan de wortels van het sociale kapitalisme.

De eerste die dat deze week begreep, was Albert Heijn zelf. Met de winkels die zijn naam dragen, zou het wel goed komen, zei hij. Maar voor het overige voelde hij zich «verneukt».

Er is geen woord gelogen. Cees van der Hoeven heeft Albert Heijn inderdaad verraden. Misschien onbedoeld, hetgeen zijn verantwoordelijkheid zwaarder belast.

Heel lang geleden was het simpel. De belegger die geen fantasie of lef had en toch niet het veilige heenkomen van een bank wilde zoeken, kon zijn geld aan Beurs plein 5 het best in een drietal fondsen steken: Koninklijke Olie/Shell, Unilever en Ahold. Het rendement was minder spectaculair dan World Online voorspiegelde, maar de zekerheid van een aardig dividend en een gestage koerswinst garandeerde in elk geval een goede nachtrust. Die betrouwbaarheid was het werk van Albert Heijn, een ondernemer van de oude stempel. Voor hem waren vakkenvullers belangrijker dan analisten, wier wereldbeeld niet verder reikte dan Sex and the City.

Tien jaar geleden droeg Heijn, goed voor een omzet van twaalf miljard euro, de fakkel over aan Van der Hoeven. Zaandam was de opvolger snel te benepen. Van der Hoeven wilde geen kruidenier zijn, hij wilde meer. Ook Ahold moest mee in de nieuwe economische wereldorde die zich aandiende. «Jagen of gejaagd worden», was het parool. Groei was geen middel meer om het fundament van de onderneming te versterken, het was het doel geworden.

De internationale hitparade van het Amerikaanse zakenblad Forbes werd de maat der dingen. Stond Ahold in het jubeljaar 1999 nog op de 63ste plaats van Forbes, in 2002 was Ahold met een omzet van 73 miljard opgeklommen tot plaats 36 en Philips, ANB Amro, Fortis en Unilever gepasseerd. Van der Hoeven was wereldburger geworden. Hij had acquisitie op acquisitie gestapeld. In Argentinië kocht hij de winkelketen Disco. In de VS werd hij met de koop van cateringbedrijf US Foodservice pas echt een «grote speler». De award «US Mass Retailer of the Year» was vorig jaar zijn triomf.

Dat was niet het ergste. Hij bemoeide zich niet met zijn nieuwe dochters. Dat was veel erger. Van der Hoeven bleek een mooi-weer-ondernemer, die zich niet wenste te verlagen tot het gescharrel daar beneden. Hij koos voor de Amerikaanse aanpak, waarin ogenschijnlijk objectieve cijfers zaligmakend zijn, en tegen het Hollandse model dat paternalistischer is. Hij werd dus bedonderd waar hij bij stond. Na de Argentijnse pesocrisis kon geen tango Disco redden. De managers van US Foodservice dachten allereerst aan hun eigen bonussen, zonder dat de cijfergoeroes in Holland het zagen.

De top in Zaandam bleef de loftrompet blazen. Toen de eerste boekhoudkundige stank uit de VS overwaaide, de bel van een tweede winstwaarschuwing rinkelde en Van der Hoeven het publiek toebeet dat hij «bleef of jullie dat nou leuk vinden of niet», dekte president-commissaris Henny de Ruiter hem grofgebekt. Elke suggestie dat de topman beter kon opstappen, kwalificeerde deze grossier in commissariaten als «gezeik».

Het probleem is niet dat de bovenbouw van het bedrijfsleven kennelijk de taal van de straat wil spreken. De kwestie is dat het hoogste echelon van de Nederlandse economie zich laf gedraagt. op kosten van de overgrote meerderheid van de medeburgers.

Voor leedvermaak over de dreigende ondergang van Ahold is dan ook geen reden. Neomarxisten, die op hun zolderkamer redeneren dat het kapitalisme aan zijn «tegenstellingen» ten onder zal gaan, zijn namelijk niet meer van deze tijd. Nagenoeg iedere Nederlander heeft een belang bij Ahold, niet als klant van AH noch als actieve belegger maar als passieve pensioengerechtigde. Bijna alle werknemers betalen elke maand premie voor hun oude dag. Dat is geen vrije keuze maar een wettelijke verplichting. De pensioenfondsen op hun beurt beleggen dit geld dat niet het hunne is onder meer aan de beurs. Afgelopen drie jaar hebben de belangrijkste fondsen zodoende al acht miljard gulden in rook op zien gaan. Hun dekkingspercentages zijn daar door naar de bodem van honderd procent gedaald of er zelfs onderdoor geduikeld.

Daar komt nu de crisis bij Ahold bovenop. De cijfers zijn niet exact. Maar op grond van de laatste openbare gegevens zouden de institutionele beleggers Fortis, ING, Achmea, Aegon en Aviva volgens Het Financieele Dagblad in één dag bijna twee miljard euro hebben zien verdwijnen, een kwart van het verlies waarover de pensioenfondsen tot voor kort drie jaar hadden gedaan. Fortis en Aegon bezweren dat ze hun belangen in Ahold al eerder hebben teruggeschroefd. Maar dat laat onverlet dat de premiebetaler het nakijken heeft.

Het einde is niet in zicht. Wie denkt dat met het vertrek van Cees van der Hoeven de rust is hersteld, vergist zich. Een deel van het bedrijfsleven is vergeven van het soort dat pocht als het goed gaat en wegkruipt als storm opsteekt. De ontluistering van ex-topman Cor Boonstra van Philips was een teken aan de wand. Het begrip chief executive officer is gecorrumpeerd. Menige chief wil de lusten, niet de lasten van zijn executieve plicht.

Mogelijk zal Van der Hoeven voor de kadi moeten verschijnen. Dat is de manier waarop couponknippers hun gram kunnen halen. Dat lijkt smakelijk maar is het niet.

Het Nederlandse model is in zijn hart geraakt. Albert Heijn heeft reden zich «verneukt» te voelen. De meerderheid van de zevenenhalf miljoen werkende Nederlanders zit in hetzelfde schuitje.