
Hij, een man van eind vijftig met kalend grijs haar, in een zwarte katoenen winterjas, zwarte broek, wollen das, voor het Groninger Museum; hij binnen bij de tentoonstelling over David Bowie; hij in de winkelstraat in Groningen met de Martinitoren op de achtergrond; hij op een brug over een gracht; hij in een café in Haren; hij zittend bij het witte beeld van een man met een paard bij het Centraal Station van Groningen: Kastriot Kruja Hasa heeft de foto’s trots op zijn Facebook-site geplaatst. Hij komt uit Krüje, een stad in het westen van Albanië, vlak bij Tirana, en is een maand in Nederland.
Met stevige tred komt hij ons tegemoet lopen vanuit de noodopvang van het coa in het Groningse boerendorp Onnen, zijn handen in zijn zakken. Hij stapt bij ons in de auto en dirigeert ons over een landweg langs weilanden naar een café in het nabijgelegen Haren voor een kop koffie. ‘Jullie hebben iemand gevonden die de publieke opinie in Nederland zal doen schudden’, zegt Kastriot Hasa terwijl we aan tafel aanschuiven. Mijn Nederlands-Albanese tolk vertaalt.
Al een paar maanden stijgt het aantal Albanezen dat in Nederland asiel aanvraagt. In 2014 klopten 86 Albanezen aan in Nederland, volgens cijfers van de ind, in 2015 waren dat er 1005, en in 2016, alleen de eerste twee maanden van dit jaar al 480. Opvallend, vond ik, zo’n relatief grote groep asielzoekers uit Europa, vaak met hele gezinnen. Eerst gingen de meesten naar Duitsland. Daar vroegen in 2015 bijna 55.000 Albanezen asiel aan. Toen Duitsland een versnelde procedure invoerde, kwamen er meer naar Nederland. Afgelopen week werd het nieuws: ‘Albanezen nu grootste groep die asiel aanvraagt’, kopte de nos. Bij deze cijfers gaat het om mensen die een eerste aanvraag deden. Als je naar de totale asielinstroom van de afgelopen twee maanden kijkt, waarbij ook nareis van familie en dubbele aanvragen zijn inbegrepen, vormt het aantal aanvragen van mensen uit Syrië de grootste groep, maar Albanië staat met tien procent van het totaal aantal aanvragen ook dan nog steeds op de tweede plaats.
Albanië wordt beschouwd als een veilig land, het is zelfs kandidaat-lid van de Europese Unie en sinds 2010 hebben Albanezen geen visum meer nodig om naar Schengenlanden te reizen. De kans dat Albanezen hier asiel krijgen is dan ook nihil. Vanaf 1 maart heeft de ind een versnelde procedure ingevoerd. Albanezen die na die datum zijn binnengekomen, worden in Ter Apel vastgehouden. ‘Tot voorheen belandde iedereen in de normale behandeling’, verklaart een woordvoerster van de ind. Dat betekent: aanmelden, zeven maanden wachten, daarna wordt de aanvraag in procedure genomen. Om te voorkomen dat mensen die nauwelijks kans maken zo’n lange tijd plekken in de opvang bezet houden, worden mensen uit veilige landen in de snelle procedure van acht dagen gezet. Alleen als ze aannemelijk kunnen maken dat ze vrezen voor hun leven kan hun asielaanvraag nader worden bekeken.
Wat is er in Albanië aan de hand? Waarom laten mensen hun hele hebben en houden achter om te vertrekken naar het noorden?
Kastriot Hasa uit Onnen heeft een merkwaardig verhaal. Hij wil helemaal geen asiel aanvragen, zegt hij. Hij is in juni afgelopen jaar met vrouw en drie kinderen naar Mülheim in Duitsland gegaan voor een operatie van zijn zoon, die profvoetballer is. Zijn vrouw en dochter zitten nu in de asielopvang in Dortmund. Hij heeft hier asiel aangevraagd, verklaart hij, omdat hij in de trein werd beroofd van al zijn geld. Zijn zoon heeft in Duitsland nog zes maanden therapie nodig en ze willen allemaal in de buurt zijn. Hij heeft altijd gewerkt, hij was regisseur, deed publieke woordvoering bij de gemeente, waar hij werd ontslagen ‘om politieke redenen’. Hij heeft twee huizen, een in Krüje en een in Tirana.
Dat veel Albanezen hiernaartoe komen is volgens Hasa niet gek. Ze zijn hun leven volgens hem niet zeker in eigen land. ‘De regering is corrupt, er zijn, om maar een voorbeeld te noemen, net weer vijftien mensen vermoord in Albanië. Politici zijn criminelen, politieke killers. Als je tegen de overheid opstaat, dan bedreigen ze je en sturen iemand langs om je te vermoorden.’ In de jaren negentig, na de val van het communisme, is de maffia geïnstalleerd in de politiek, verklaart hij. Zo handelde de zoon van de voormalige premier in wapens. ‘Ik hoop dat mijn volk in opstand komt. Tegen de Albanese overheid. Het is een kaste. Kinderen van de communisten, zij hebben de leidende posities in de politiek. Zogenaamd zou het land in een nacht veranderd zijn, maar dat is niet zo. Het volk was arm en is nog steeds arm. De grootste leugens van deze wereld zijn de beloftes die deze politieke kaste het volk doet.’
In september vorig jaar lekte een rapport van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (ovse) uit waarin vermeende corruptiepraktijken van 36 parlementariërs werden besproken, inclusief die van de minister-president Edi Rama, de voorzitter van het parlement Ilir Meta en de voormalige premier Sali Berisha, zo meldt de nieuwssite BalkanInsight. Ze zouden samen honderden miljoenen euro’s hebben verworven, geld verborgen hebben in offshore accounts, betrokken zijn bij omkoping in ruil voor bouwvergunningen (Rama), macht misbruikt hebben om familie te verrijken (Berisha), links hebben met de maffia en opdracht hebben gegeven tot ten minste twee moorden (Meta). Het hoofd van de missie van de ovse in Tirana erkende het bestaan van het uitgelekte rapport, maar benadrukte dat het niet een officieel standpunt van de ovse is, maar slechts ‘verzamelde gegevens’.
Politici in Albanië worden regelmatig in verband gebracht met criminaliteit, vooral met wapens, drugs en mensensmokkel. Een half jaar geleden benoemde de premier twee veroordeelde drugshandelaren tot burgemeester. De minister van Binnenlandse Zaken werd er in september vorig jaar van beschuldigd drugssmokkelaars te beschermen, een parlementariër beschuldigde parlementsvoorzitter Ilir Meta van het beramen van een moord op hem, een andere parlementariër zit in de gevangenis omdat een Belgische rechtbank hem afgelopen najaar berechtte vanwege moord, weer een ander werd onlangs gearresteerd vanwege illegaal wapenbezit, doodsbedreiging en het schieten bij een ruzie waarbij zeven mensen gewond raakten.
In de noodopvang in Oss bezoek ik Emiljano (37), een vriend van Kastriot Hasa. Ze kennen elkaar uit het aanmeldcentrum in Budel. We lopen naar het centrum van het Brabantse plaatsje. Emiljano zegt op de vlucht te zijn voor de familieclan van parlementsvoorzitter Ilir Meta. Vanwege zijn broer. Emiljano is de jongste van vier broers. Hij komt oorspronkelijk uit Tropoje in het noorden van Albanië en is nu een maand in Nederland. Hij reist al twintig jaar door Europa. Hij was in Engeland, Duitsland, België, Noorwegen, Frankrijk. Op de vlucht voor bloedwraak, zegt hij. In 1996 vertrok hij, zeventien jaar oud, samen met veel andere Albanezen in een overvol bootje naar Italië. Daarna ging hij werken in Engeland in de carwash.
Emiljano, kaal, bruine ogen, tanig, zit op een hoge barkruk in een café. Net als Hasa wil hij niet praten in de buurt van het opvangcentrum. Hij kijkt naar buiten, naar het marktplein. Hij houdt van Oss. Het is er gezellig. Dan vervolgt hij zijn woordenstroom in rap Engels. Zijn broer heeft in de gevangenis gezeten. Politici gebruikten hem, volgens Emiljano, voor allerlei criminele klusjes, toen hij vrijkwam waren ze bang dat hij zou gaan praten en wilden ze hem doden. ‘Riza Malaj heet mijn oudere broer. Zoek maar op’, zegt hij.
Later vind ik thuis een artikel uit The Irish Times uit 2005. ‘Albanian Bandit Blows Himself Up’, luidt de kop. Riza Malaj wordt daarin de ‘laatste cowboy’ van Noord-Albanië genoemd vanwege zijn schietgevechten. Hij wordt beschuldigd van moord, gewapende overvallen en mishandeling. Het bericht meldt dat hij zichzelf heeft opgeblazen met dynamiet tijdens het vissen. Hij verloor beide handen, beschadigde zijn ogen en raakte zwaar verbrand. Volgens Emiljano, die niet ontkent dat zijn broer een bandiet was, maar ‘in opdracht van hoge politici’, was het een moordpoging. Sindsdien durven hij en zijn andere broers niet meer in Albanië te komen. ‘Ik weet wie hierachter zit: Meta.’
‘Politici bij ons, dat is de maffia’, vervolgt hij. De familievete gaat 130 jaar terug. ‘Ik hoef geen Nederlandse papieren, ik wil hier gewoon legaal werken. Ik wil dat ze me geloven.’ Hij weet zeker dat hij niet de enige is met deze problemen: ‘Ik denk dat zeventig procent van de Albanezen om die reden vlucht. Voor de politieke afgevaardigden, de clans die de macht hebben, die het land verdelen. Mensen lijden onder deze clans. Niemand weet hier hoe mijn leven in gevaar is. Als ik in de spiegel kijk, denk ik: ben ik dat of is dat een dier?’
Hij pakt mijn notieblok en schrijft op: Dritan Zagani. ‘Dat is de chef van de antidrugseenheid, die stelde omkoping door de minister van Binnenlandse Zaken aan de kaak en is vervolgens zelf achter de tralies gezet. Het is een puinhoop. Sinds 1997 zijn in mijn stad 2074 mensen gedood.’ Fatmir Haklaj, ‘topcrimineel’, hij omcirkelt de naam. En Ilir Meta. Bij die naam zet hij een pijl. Hij wil een normaal leven, met een vrouw, kinderen. Hij heeft veel stress, in zijn hoofd. Hij gaat pas terug als deze regering weg is. ‘Ik wacht.’
Al sinds de jaren negentig zoeken veel Albanezen hun heil in het buitenland. Ze gingen vooral naar Griekenland, Duitsland, Italië en de Verenigde Staten. Werkloosheid was altijd de belangrijkste reden om te vertrekken, zo blijkt uit het rapport Return Migration and Reintegration in Albania uit 2014 van de Internationale Organisatie voor Migratie (iom). Toen in 2013 een nieuwe regering aantrad, hadden veel Albanezen goede hoop dat er iets zou veranderen. De socialistische premier Edi Rama, wiens partij bij de parlementsverkiezingen in dat jaar met veertig procent won, beloofde een ‘Europees’ Albanië, hij zou zijn land dichter bij de Europese Unie brengen en de slabakkende economie opkrikken.
Nu, drie jaar later, zijn de Albanezen teleurgesteld. ‘De economische omstandigheden bij ons zijn nog steeds moeilijk’, zegt Fatjona Mehdini uit Tirana, redacteur bij BalkanInsight die een paar dagen in Nederland op bezoek is. Albanië is nog steeds een van de armste landen van Europa, met een gemiddeld inkomen van 280 euro per maand. De werkloosheid is met meer dan zeventien procent hoog. ‘Veel mensen zien geen mogelijkheden om vooruit te komen, zien geen toekomst. De hoop die leefde na de verkiezingen is verdwenen.’
Mehdini denkt dat de mensen die nu asiel aanvragen zijn meegekomen met de vluchtelingen uit Syrië. ‘Het bracht hen op een idee.’ Velen kennen niet het verschil tussen politiek asiel en arbeidsmigratie. Ze denken dat banen hier wel te vinden zijn, niemand vertelt hun dat dat idee niet reëel is. In Albanië zelf worden deze asielzoekers volgens Mehdini veelal gezien als losers. ‘Het zijn de werklozen die vertrekken, de mensen die al weinig kansen hebben.’
De Albanese regering werkt nauw samen met de dienst terugkeer en vertrek van het ministerie van Veiligheid en Justitie in Den Haag. Zo spraken ze onlangs af dat Nederland speciale overheidsvluchten zal inzetten om groepen Albanezen uit te zetten. ‘Tegelijkertijd hebben we een bewustzijnscampagne ontwikkeld om potentiële asielzoekers uit Albanië te informeren zich niet te wagen aan deze vorm van migratie’, zegt Adia Sakiqi, de Albanese ambassadeur in Nederland.
Het land krijgt op het moment veel terugkeerders te verwerken. De laatste vijf jaar kwamen al veel migranten terug uit Griekenland, sinds kort voegen zich daarbij de afgewezen asielzoekers uit West-Europa. Scholen kampen met een grote instroom van teruggekeerde kinderen. Volgens cijfers van Eurostat verlieten de afgelopen twee jaar 26.790 Albanese kinderen onder de zeventien jaar Albanië, nu komen veel van hen terug en moeten weer re-integreren. Het ministerie van Onderwijs biedt scholen extra programma’s en lesuren aan voor deze leerlingen.
‘De perceptie in Nederland is dat Albanezen van ver, heel ver komen’, vervolgt Sakiqi. ‘Maar Albanië ligt ten oosten van Italië en ten noorden van Griekenland.’ Eigenlijk, wil ze maar zeggen, ligt het heel dichtbij. Ook zij verklaart het vertrek van veel landgenoten uit de wens van een beter leven. Ze benadrukt dat Albanië een land in transitie is, van een totalitair en geïsoleerd regime naar een markteconomie. ‘Ook al hebben we veel vooruitgang geboekt, er zijn ook vertragingen en terugslagen’, erkent ze. Daar komt nu de economische crisis bij. Na de val van het communisme zijn veel Albanezen naar Italië en Griekenland gemigreerd om te werken. Het geld dat zij terugstuurden naar familie in Albanië was erg belangrijk, ook voor de Albanese economie. Door de crisis is deze bron van inkomsten drastisch verminderd. ‘Economisch gesproken’, zegt Sakiqi, ‘hebben we de effecten van de Griekse crisis gevoeld.’
‘Hoe moeten Albanezen eten? Hoe kun je als premier zeggen dat Albanezen die hier asiel aanvragen asocialen zijn?’ vraagt Kastriot Kruja Hasa uit Onnen zich af. Ook hij is diep teleurgesteld in de nieuwe premier. ‘Hij heeft beloftes gedaan toen hij nog in de oppositie zat. Bijna iedereen heeft daarna op hem gestemd. Hij heeft niets gedaan. Mensen hebben hierdoor alle hoop verloren. Toen gingen velen weg. Hij wilde hoge belastingen invoeren, terwijl Albanezen niets hebben. Mensen vinden geen huis, geen eten, geen werk, geen veiligheid. Een kleine groep is rijk geworden, een maffiose groep die het land in chaos heeft gebracht. We worden elke keer voorgelogen, door valse beloften uit Europa.’
Hij neemt een slok koffie en kijkt ons strak aan. ‘Ik heb jullie een schokkend feit verteld.’ Als hij praat zie je dat hij een voortand mist, midden onder. ‘Albanese politici zijn oplichters. Ze stelen onze stemmen voor een zak zout, ze hebben allemaal wapens, ik ken drugsdealers die geld moeten geven aan de premier. Ik wil foto’s en verhalen maken om dat aan Europa te laten zien. Maar de Albanese en Nederlandse premier hebben een pact gesloten. Wij zijn het geluk kwijt. Wij willen een normaal leven, maar onze hoop is doodgemaakt. En als je de hoop weghaalt, heb je niets. Veel mensen hebben schulden gemaakt om hierheen te komen, als ze teruggaan, is daar niets meer.’
Albanië heeft Nederland in de geschiedenis veel gegeven, benadrukt Hasa. ‘Skanderbeg, onze nationale volksheld, kwam in opstand tegen de Ottomanen, hij heeft de christelijke beschaving beschermd tegen de Turken. Wij zijn geen gewelddadig volk. Wij zijn goede mensen, we willen graag werken, we passen ons snel aan.’ Albanië is mooi, benadrukt hij. Van bergen tot heuvels, van strand tot zee, 250 dagen zon per jaar, in het midden van Europa. Met grote rijkdommen, boven- en ondergronds. ‘Maar Albanezen zijn geworden als mensen in de woestijn die naar water zoeken. Ik kom op voor mijn eigen volk, niet voor mijn regering. Wij hebben hulp nodig. Wij zijn gastvrije mensen en vinden het heel erg dat als wij op Europese deuren kloppen, de mensen niet opendoen.’
Hij gaat terug. Hij gaat vechten voor zijn rechten, zich aansluiten bij andere mensen die dat ook doen. ‘Onze eer is gestolen, honderd jaar geleden. In 1913 zijn wij Albanezen door de geallieerden verdeeld en sindsdien leven we in vier verschillende landen. Toen hebben ze onze waardigheid afgenomen. We hoopten dat na het communisme alles zou veranderen. Maar we zijn al 26 jaar teleurgesteld. Ik hoop dat het op een dag gaat lukken. Ik hoop dat Nederland en de EU druk uitoefenen op onze regering om een echte democratie te maken. Ik zie het als mijn plicht om te praten, om dit te vertellen.’
Dit artikel kwam mede tot stand met hulp van Vincent Triest, tolk en correspondent voor ABC News Albania
Beeld: Tirana, Albanië. ‘Er is geen werk, geen toekomst, er is veel corruptie en de regering doet niets voor ons’ (Nicole Segers)