De Amerikaanse luchtbasis Futenma midden in de stad Ginowan. Augustus 2022 © Philip Fong / AFP / ANP

Metershoge lichtreclames en kleurrijke uithangborden sieren de betonnen blokken aan weerszijden van de Kokusai Dori. De straat is bezaaid met winkels en restaurants en is ook op een doordeweekse middag het bruisend middelpunt van de stad Naha. Wuivende palmen wekken een vakantiegevoel op. Kinderen in schooluniform likken aan een ijsje en salarymen in donkere pakken en witte overhemden spijbelen van kantoor.

Gebruinde toeristen zwermen uit langs winkels met prullaria, zoals een portemonnee in de vorm van een platgeslagen kikker, Ryukyu-glaswerk en de lokale specialiteit Habushu: wijn met een echte slang op de bodem. Overal klinken deuntjes. ‘Coocoo… coocoo’, zegt een stoplicht bij een oversteekplaats als het licht op groen springt.

Ik stuit op een foodcourt met houten stalletjes. Tussen de daken hangen lampions. Het ruikt er naar geroosterde yakitori en groene asperges. Bezoekers zitten op terrassen aan lage tafeltjes en drinken grote pullen bier. Er is ook een brandschone publieke wc. Het maakt niet uit dat het buiten meer dan twintig graden is, de verwarmde toiletbril staat op de hoogste stand.

Op het eerste gezicht lijkt alles honderd procent Japans, maar Amerikaanse invloeden zijn overal. East meets West: het restaurant Sam’s Sailor Inn huist aan de Kokusai Dori in een art-decopand, Miami-stijl. Op de pui prijkt niet een schildering van een Amerikaanse matroos maar van een Japanse teppanyaki-chef. Achter de hoofdstraat strekt zich een labyrint van steegjes uit. Ze leiden onder meer naar de overdekte vismarkt. Daar liggen in het ijs, tussen de exotische vissen, ook blikken Spam, varkensvlees uit Amerika.

Iets verderop is een rommelige overdekte winkelgalerij met nog meer prullaria en ook dure tassen van Chanel en Louis Vuitton, tweedehands weliswaar, maar in onberispelijke staat. Drie stevige westerse vrouwen en een afgetrainde man met opgeschoren haar struinen langs de stalletjes. Ze zijn de enige bezoekers zonder mondkapjes. De man draagt een korte broek. Op zijn been is een zeearend getatoeëerd, het symbool van de ‘heerser in de lucht’ en van de usa.

Voor een Engelstalige krant moet ik bij het Hyatt Hotel zijn dat achter een heuvel met een verouderde speeltuin ligt. Vanaf de top zie ik in de verte helikopters boven de stad hangen en een vliegtuig landen.

Naha is de hoofdstad van de Japanse prefectuur Okinawa (1,4 miljoen inwoners). Het strategisch gelegen eilandenrijk, met meer dan 48 eilanden, is zevenhonderd kilometer verwijderd van Taiwan en meer dan vijftienhonderd kilometer van de hoofdstad Tokio. De prefectuur beslaat nog niet één procent van de totale oppervlakte van Japan, maar bevat zeventig procent van alle Amerikaanse legerbases in het land. En die liggen vooral op het hoofdeiland, ook Okinawa genaamd. Hierdoor is het eiland een soort fort geworden, een fort tegen wil en dank, want de bewoners hebben nooit gekozen voor deze rol. Die is ze opgedrongen na de Tweede Wereldoorlog, waarover later meer.

Door de jaren heen waren er grote protesten tegen de overweldigende Amerikaanse militaire aanwezigheid. Tokio deed toezeggingen om Okinawa te ontlasten, maar anno 2023 ziet het er naar uit dat de Amerikaanse en Japanse regeringen ‘Fort Okinawa’ vooral versterken vanwege de oplopende spanningen in de regio. Onder leiding van de oppermachtige president Xi Jinping wil China de Amerikaanse invloed in Zuidoost-Azië terugdringen en koste wat het kost herenigd worden met de ‘afvallige provincie’ Taiwan. Taiwan is weliswaar al meer dan dertig jaar een democratisch eiland met een eigen president, leger en munteenheid, maar Beijing beschouwt het nog altijd als Chinees grondgebied.

De Amerikaanse president Joe Biden heeft herhaaldelijk toegezegd Taiwan militair te hulp te schieten als China besluit tot een invasie. Daarvoor heeft hij echter de steun nodig van de bondgenoten Zuid-Korea en Japan. Vooralsnog voeren zij een strategie van ‘afschrikking’, in de hoop een gewapende strijd met China te voorkomen. Eind 2022 verdubbelde de Japanse premier Fumio Kishida het defensiebudget tot zo’n 320 miljard dollar voor de komende vijf jaar. Ook investeert Tokio fors in de aanschaf van Tomahawk-lange-afstandsraketten. En de samenwerking tussen het Amerikaanse leger en het Japanse zelfverdedigingsleger intensiveert. Maar als het mis gaat, is Okinawa de ideale uitvalsbasis voor het Amerikaanse leger.

Veel Okinawanen zijn getergd over deze ontwikkelingen. Betalen zij straks de prijs voor afspraken met Amerika en de verdediging van Taiwan? ‘Als het in de regio uit de hand loopt, zal Okinawa opnieuw worden meegesleurd in een gruwelijke oorlog en ook een militair doelwit worden voor China’, zegt Masami Nakamoto (69). ‘We zijn bang dat de geschiedenis zal herleven.’

Japanse demonstranten voor het Amerikaanse Camp Schwab in Nago. Juni 2020 © Kyodo News / Getty Images

Vanaf 1429 vormde de eilandengroep het Ryukyu Koninkrijk. Er woonden veel emigranten uit Japan, China en andere Zuidoost-Aziatische landen. De Meiji-regering in Tokio lijfde het strategisch gelegen gebied in 1879 in en noemde het Okinawa, maar keek nauwelijks om naar het nieuwe territorium dat het vooral moest hebben van handel en de teelt van suikerriet. De modernisering die in de rest van Japan plaatsvond bleef lange tijd uit en de Japanners op het vasteland beschouwden het armoedige Okinawa met zijn gebruinde inwoners vooral als achterlijk en inferieur.

Pas vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van het eiland goed op gang. Evenals de indoctrinatie door het ultranationalistische militaire regime in Tokio: westerse invloeden werden verboden, het Japanse volk was superieur, net als het leger, keizer Showa (Hirohito) was ‘God op aarde’ en het was een eer om voor hem te sterven.

De strijd in Azië ging lange tijd aan Okinawa voorbij, maar in maart 1945 brak de hel los. De Amerikanen beschouwden de eilanden als een springplank naar het vasteland van Japan en vielen aan met grof geschut. De Slag om Okinawa duurde tot 22 juni 1945 en veroorzaakte een diep trauma bij de bevolking. Er kwamen naar schatting 120.000 militairen bij om en evenzoveel burgers (één op de vier mensen).

Japanse militairen hersenspoelden de Okinawanen: Amerikaanse soldaten waren monsters. Ze zouden mannelijke gevangenen vierendelen en vrouwen verkrachten en verbranden. Uit angst pleegden zeker 430 mensen zelfmoord met een handgranaat of ze stortten zich van hoge kliffen. De Japanse schrijver en Nobelprijswinnaar Kenzaburo Oë onthulde deze misdaad tegen de burgers in een in 1970 gepubliceerd essay.

Rondom de plaats Iwaki, aan de zuidkant van het hoofdeiland, wordt de omvang van het drama tastbaar. Boven op een klif op een stille, weidse vlakte met grasvelden en kersenbomen ligt een huiveringwekkende hoeveelheid grijze, stenen muren met daarop de namen van 240.000 doden. Ook die van gesneuvelde Amerikaanse, Britse en Ierse militairen, zoals Herbert van Maastricht, Marion Vermeer en Louis Verga. De helderblauwe oceaan schittert in de zon, de dichtbegroeide kliffen lijken wel van groen fluweel. Het is een prachtige plek, als je niet zou weten dat wanhopige mensen zich ook hier te pletter hebben gestort.

Een paar kilometer verderop wordt het oorlogsleed nog indringender. Waar ooit tientallen grotten in gebruik waren – schuilplaatsen voor Japanse soldaten – staat nu een bos. Naast een van de grotten ligt het Himeyuri Vredesmuseum. Een grote herdenkingssteen en een pagode, versierd met honderden gekleurde slierten van gevouwen kraanvogels, zijn een eerbetoon aan het Himeyuri-vredeskorps: 220 vrouwelijke studenten en scholieren en achttien leraren.

De expositie in het museum opent met een zwart-witfoto van een examenklas genomen op 25 maart 1945. Op het plein staan zo’n zestig stralende meisjes in schooluniform, leraressen in kimono en een trotse schooldirecteur. Het leven lijkt ze toe te lachen. Nog geen week later werden ze uit de schoolbanken geplukt om onder erbarmelijke omstandigheden voor gewonden te zorgen. Tekeningen tonen bedompte grotten waarin gewonde Japanse militairen op houten stapelbedden lagen. De stank was er ondraaglijk en de medische hulp was zeer beperkt; de mannen werden krankzinnig van de pijn en van de maden die zich te goed deden aan uiteengereten vlees.

De meisjes moesten de wonden verschonen, assisteren bij amputaties, de patiënten eten geven en hun uitwerpselen opruimen. Met gevaar voor eigen leven renden ze onder een regen van bommen heen en weer tussen de grotten, met tonnetjes rijst en water. Ze wisten niet beter dan dat het een eer was om te mogen strijden en te sterven voor keizer en vaderland. ‘Toen ik voor het eerst een soldaat dood zag gaan, verwachtte ik dat hij een ode zou brengen aan de keizer. Maar hij riep om zijn moeder’, zegt een van de overlevenden op video.

‘Okinawa was eigenlijk een kolonie van Amerika. In 1970, na het zoveelste ongeluk, was de maat vol. Rellen braken uit’

Op 18 juni 1945 waren de Amerikanen nabij. De legerleiding gaf het vredeskorps – veel meisjes waren inmiddels zelf zwaargewond geraakt – het bevel direct te vertrekken uit de overvolle grotten. De jonge verpleegsters kregen het advies zichzelf te doden of zich te verstoppen in het dichte struikgewas, dat voortdurend werd beschoten. Van de 220 studenten overleefde slechts de helft.

Kiku Nakayama behoorde tot de Shiraume-‘brigade’ en was zestien toen de Amerikanen haar aantroffen met twee granaten op zak. Ze brachten haar naar een interneringskamp.

Ter nagedachtenis aan haar gestorven klasgenoten richtte ze de organisatie Wakaumekai op, geleid door vrijwilligers als Yuki Arakaki (35). Zij houden het verhaal over de brigade levend door het op scholen te vertellen. ‘Na de oorlog koesterde Kiku een intense haat tegen het Japanse militaire regime en de keizerverering’, zegt Arakaki. ‘De Amerikanen hadden haar leven gered. “You’re my friends”, zei ze altijd tegen veteranen op herdenkingsbijeenkomsten.’

Het museum dient de gebeurtenissen rauw op. En beschrijft ook de sinistere tactiek van het Japanse leger. In januari 1945, vooruitlopend op de nederlaag, bracht de legerleiding op het vasteland al versterkingen aan ter voorbereiding op de beslissende gevechten. De leiding wilde tijdens de Slag om Okinawa maximale schade toebrengen aan de Amerikaanse troepen, want dat zou gewicht in de schaal leggen tijdens onderhandelingen om de oorlog te beëindigen en om de keizer in het zadel te houden.

Het doel van de strijd van het Japanse leger op Okinawa was dus vooral tijd winnen. De misleide Okinawanen dachten echter dat het leger was gekomen om hun eilanden en hun levens te verdedigen. Het ‘verraad van Okinawa’ was tijdens de oorlog al een feit en het zou zich keer op keer herhalen.

Na de capitulatie van Japan, in augustus 1945, bezetten de Amerikanen het land. Keizer Hirohito mocht aanblijven, om niet nog meer onrust te veroorzaken, maar hij was niet langer ‘God op aarde’. Ook moest Japan het militarisme afzweren. In artikel 9 in de nieuwe grondwet, die in 1947 onder leiding van de Amerikanen werd geschreven, staat dat het Japanse volk nooit meer zal dreigen met geweld of geweld zal gebruiken als middel om internationale geschillen te beslechten. Het land mag er geen officiële land-, zee- en luchtstrijdkrachten op nahouden, noch ander oorlogspotentieel. Japan mag alleen een ‘zelfverdedigingsleger’ hebben.

In een Veiligheidsverdrag werd vastgelegd dat Amerika voortaan garant zou staan voor de verdediging van Japan en er dus ook militaire bases mocht bouwen en bemannen. Op kosten van Tokio. Onderdeel van het verdrag was de afspraak dat Okinawa nog onder Amerikaans gezag zou blijven. In 1952 droeg Amerika de macht over aan Tokio. De bevolking op het vasteland was euforisch en voelde zich eindelijk bevrijd. Voor de Okinawanen veranderde er echter niets; ze voelden zich opnieuw verraden.

Nabestaanden van slachtoffers van de Slag om Okinawa bezoeken het monument in het Vredesherdenkingspark in Itoman. Juni 2021 © Kyodo News / Getty Images

Het hoofdeiland Okinawa werd volgebouwd met militaire faciliteiten, 31 in totaal. In het zuidelijke deel groeide een oude landingsbaan uit tot de luchtmachtbasis Kadena, ook wel de hub of American airpower in the Pacific genoemd, en een groot terrein voor de opslag van munitie. Niet ver van Kadena legden de Amerikanen ook Camp Schwab en Camp Hansen aan en de helikopterbasis Marine Corps Air Station Futenma, die inmiddels wordt omsloten door de oprukkende stad Ginowan. Vooral aan de zuidkant van de Futenma-basis is dat goed zichtbaar. Tussen de basis en Japanse huizen en flats ligt alleen een tweebaansweg. Het onophoudelijke, harde gebrom van helikopters aan de grond, die ieder moment kunnen opstijgen, en de voorbij razende auto’s werken op de zenuwen.

Op deze plek ligt ook Okinawa International University, inmiddels voorzien van dubbel glas. In 2004 stortte er een Amerikaanse helikopter neer die een van de gebouwen in vlammen zette. Een zwartgeblakerde boomstam met een plaquette herinnert nog aan de gebeurtenis. De inwoners van Ginowan waren furieus. Hoe vaak hadden ze niet gewezen op de gevaren die Futenma met zich meebrengt?

Ginowan loopt over in de hoofdstad Naha. Daar wonen Masami (68) en Kyoko (58) Nakamoto. Ze zijn geboren en getogen op het eiland. Masami is inmiddels gepensioneerd, Kyoko is kunstenares. De Nakamoto’s zijn nu welvarend en wonen in een vrijstaand huis met een atelier. Maar Masami herinnert zich nog goed de armoede uit zijn jeugd. Okinawa was verwoest, mensen hadden niets meer. De Amerikaanse gezinnen die er neerstreken baadden in de ogen van de jonge Masami in luxe. ‘Ik keek stiekem door de hekken naar hun mooie huizen, de auto’s en glimmende fietsen. Ze hielden feesten en barbecues in de tuin. Alles zag er zo succesvol uit. Ik had alleen een oud, rammelend fietsje.’

De kinderen op Okinawa mochten van hun ouders niet bij de bases in de buurt komen, want daar speelden zich in de vele bars wilde taferelen af en de prostitutie nam er een vlucht. ‘Ook kwamen er na 1965 veel getraumatiseerde Amerikaanse militairen naar het eiland, die in Vietnam vochten’, vertelt Masami. De Okuma- en Kadena-basis werd gebruikt voor rust, herstel en hergroepering van de soldaten. De militairen, vaak verslaafd geraakt en psychotisch, werden er opgelapt voorzover dat mogelijk was en daarna teruggestuurd naar het front. Keer op keer op keer.

De eilandbewoners moesten op hun tellen passen. De Amerikanen veroorzaakten veel ongelukken in het verkeer, soms met dodelijke afloop, en ze maakten zich schuldig aan aanrandingen en verkrachtingen. Slachtoffers en hun families hadden juridisch geen poot om op te staan. De daders werden altijd meteen opgepikt door de militaire politie en op het vliegtuig naar Amerika gezet om veroordeling te ontlopen.

‘Okinawa was eigenlijk een kolonie van Amerika. In 1970, na het zoveelste ongeluk, was de maat vol’, zegt Kyoko. ‘Mensen voelden zich onmachtig. De Koza Bodo-rellen braken uit.’ Okinawanen vielen de Kadena-basis aan, auto’s gingen in vlammen op en er vielen veel gewonden. ‘Na afloop beloofden de Amerikanen hervormingen, maar er veranderde weinig.’

Pas na 1972 – Amerika droeg eindelijk het gezag over het eiland over aan de Japanse autoriteiten – kwam er een omslag, vervolgt Masami. ‘De infrastructuur werd beter, er verrees een hypermoderne monorail in de hoofdstad, het ene na het andere hotel werd gebouwd en het eiland werd opeens een gewilde vakantiebestemming.’

Zangers en artiesten uit Okinawa maakten furore in heel Japan, net als karatekampioenen. Okinawa is de bakermat van deze vechtsport. Kyoko: ‘Opeens was het best cool om hier vandaan te komen.’

Met de jaren nam ook het zelfvertrouwen van de bevolking toe, evenals de onvrede over de onevenredige hoeveelheid militaire bases op hun eiland vergeleken met het vasteland. De Okinawanen waren de permanente geluidsoverlast, de kerosinestank, de verontreiniging, de ongelukken en de zedendelicten meer dan zat. Fijn hoor, zo’n veiligheidsverdrag met Amerika. Maar waarom moesten vooral zíj daarvan de lasten dragen?

De vlam sloeg opnieuw in de pan in 1995. Drie Amerikaanse militairen verkrachtten een twaalfjarig Japans meisje. Het leidde tot massademonstraties die jong en oud, conservatief en progressief verenigden. Het hele eiland leek uit te lopen. Pas toen begrepen de regeringen in Washington en Tokio dat de maat vol was. Een aantal militaire faciliteiten zou worden opgeheven. Het land dat vrijkwam was voor stadsontwikkeling. En de zo gehate Futenma-basis zou worden verplaatst naar Henoko, een minder dichtbevolkt gebied op veertig kilometer afstand. In 2013 zou de bouw voltooid zijn en de verhuizing een feit.

In 1965 leverden de bases een bijdrage van dertig procent aan het bruto binnenlands product van Okinawa, nu is dat vijf procent

Alle betrokken partijen betwijfelen echter of het ooit zo ver komt, want de aanleg van de nieuwe basis kent grote problemen. De grond in Henoko is ‘zo zacht als mayonaise’, er zwemt een beschermde zeekoe door de wateren en de oceaan is er zo diep dat het nauwelijks mogelijk is om er palen in te slaan voor een landingsbaan.

De overlast duurt dus voort. Masami: ‘Zeker twee keer per week houden de Amerikanen intensieve luchtoefeningen, dan hangen boven het huis de hele dag helikopters. Dat geeft een lawaai!’ En het gevoel van onveiligheid neemt toe. Kyoko: ‘Het merendeel van de Okinawanen voelt zich niet beschermd door de bases. Integendeel, ze brengen vooral risico’s met zich mee. En ze maken van Okinawa ook een militair doelwit.’ Bovendien dienen ze niet alleen voor de verdediging van Japan. Ook tijdens de oorlogen in Irak en Afghanistan werden ze intensief gebruikt door het Amerikaanse leger.

Kyoko leert veel Amerikanen kennen via haar kunst en ze mag ze graag. Haar woede richt zich dan ook niet op de militairen en hun families maar vooral op Tokio. ‘De Japanse regering is altijd aan het manipuleren en misbruikt nu de spanningen met China om ons eiland nog meer te belasten.’

Washington en Tokio deden jaren terug de toezegging dat achtduizend militairen zouden vertrekken naar een nieuwe basis, grotendeels betaald door Japan, op het Amerikaanse eiland Guam. Die transfer laat echter nog steeds op zich wachten. Niet dat het veel zal uitmaken. Kyoko: ‘Want er komen nu juist extra militairen bij, van het Japanse zelfverdedigingsleger. Mensen op het vasteland kan het niets schelen. Zij zien dit als ons probleem. Maar dit gaat iedereen aan.’

Die militairen gaan naar Okinawa en naar kleinere eilanden in de prefectuur, waar het leger raketlanceringsinstallaties bouwt. Op z’n zachtst gezegd is dit, net als de verdubbeling van het Japanse defensiebudget, een flinke ‘oprekking’ van artikel 9 uit de pacifistische grondwet.

Amerikaanse mariniers eten in White Kitchen, een restaurant in Amerikaanse stijl in Kin Town, naast Camp Hansen © Eric Rechsteiner / Panos Pictures / ANP

Hoe dominant Kadena en Futenma zijn op het dicht bewoonde en heuvelachtige eiland wordt me pas goed duidelijk tijdens een autorit. Het is een surrealistische ervaring. Een wirwar van snelwegen en smalle straten leidt dan weer door dichtbevolkte Japanse woonwijken met betonnen appartementencomplexen, dan weer langs eindeloze hekken afgezet met prikkeldraad. Om de zoveel meter staan borden: ‘Toegang is verboden en wordt bestraft’. Achter die hekken liggen zwaarbewaakte poorten, landingsbanen en oefenterreinen waarop mariniers in camouflage-uitrusting trainen.

Maar kilometers verderop maakt het beton opeens plaats voor eindeloze grasvelden, waarop bungalows staan met suv’s voor de deur en barbecues, surfplanken en glijbanen in de tuin. De ruime opzet van deze compounds voor de gezinnen van de Amerikaanse militairen contrasteert met de compacte Japanse buurten buiten de hekken, waarin iedere centimeter land benut is.

Voor Steve Spargar (59) zijn de bases een vertrouwde wereld. Een groot deel van zijn leven speelde zich af op Kadena, een soort parallel universum met winkels, restaurants, hotels, scholen, sportcentra, een bioscoop en zelfs een casino. Hij ging er naar de Amerikaanse school en werkte er tot 2010 als clubmanager op verschillende plekken. Spargar heeft een Japanse moeder, zijn vader was een Amerikaanse militair. ‘Hij deed zes tours of duty in Vietnam. Daarna werd hij ziek van het ontbladeringsmiddel Agent Orange. Hij overleed twee jaar later aan longkanker. Hij was pas 44.’

Spargar voelt zich veilig door de aanwezigheid van zoveel militairen op het eiland. En hij huldigt de inzet van hun vrouwen. ‘Zij doen nuttig liefdadigheidswerk voor de daklozen en weeskinderen.’ Ook leveren de bases volgens hem vaste inkomsten op en werkgelegenheid. ‘Toerisme, vooral uit Hongkong en Taiwan, is de grootste inkomstenbron van Okinawa. Maar als dat platligt, zoals tijdens de coronapandemie, wordt de economie keihard geraakt. Dan hebben we gelukkig nog de bases.’

Nu leidt hij een uitzendbureau dat personeel levert aan Kadena, een lucratieve business. Volgens de laatste cijfers werkten er in 2020 8550 Japanners op bases op Okinawa. Zij worden betaald door de Japanse regering. Spargars eigen kinderen – hij is getrouwd met een Japanse – willen er ook een baan.

Het leven is er goedkoop want alles is er tax free. Om de Amerikanen te verleiden ook buiten hun bubbel de dollars te laten rollen werd in de wijk Chatan The American Village gebouwd, een winkel- en uitgaansgebied pal aan zee. Het heeft een hoog Disney-gehalte door de gekleurde torens, een nepkasteel, een Italiaanse ‘Palazzo’ en gebouwen in Mexicaanse stijl. De gebouwen zijn geel, roze en blauw geschilderd en behangen met duizenden lichtjes. Alles ademt er een Amerikaanse sfeer: Depot Island, Soho House en het Hawaiian Pancake Café. Behalve de bezoekers. Die zijn voornamelijk Japans.

De Amerikanen zitten liever verderop, in het Hilton Hotel bij de Marina, een kleine jachthaven. Daar ligt ook de Chatan Brewery, een populaire hotspot voor militairen en hun families. Hier lijken alle mannen op elkaar met hun getrainde lichaam, opgeschoren haar en hun ‘vrije-tijduniform’: shirt, korte broek en slippers, ongeacht de temperatuur. Aan de muren hangen nostalgische zwart-witfoto’s van het vroegere Okinawa. Families bezetten de tafels, jonge militairen zitten aan de bar met pullen bier. Filipijnse serveersters lopen af en aan met grote borden chicken wings, hamburgers en pasta. ‘Thank you ma’am!’

Eenmaal terug in de hoofdstad Naha ontmoet ik twee journalisten, Yoko Shima van The Ryukyu Shimpo en Shogo Nishie van de Okinawa Times. Het economisch belang van de militaire bases voor Okinawa wordt sterk overdreven, zeggen ze. In 1965 leverden ze weliswaar een bijdrage van dertig procent aan het bruto binnenlands product van Okinawa, nu is dat nog maar vijf procent, aldus statistieken. Zeventig procent van dat bedrag bestaat uit huurinkomsten voor de grond, betaald door Tokio.

Volgens de journalisten houden de bases de groei en ontwikkeling van het eiland juist tegen. Ze liggen op de mooiste en vlakste delen, vrijwel naast zee. Die grote stukken land zouden ideaal zijn voor vakantiebestemmingen, recreatie en verdere stadsontwikkeling en dat zou de welvaart aanzienlijk vergroten.

Dat is ook de mening van Denny Tamaki (63), sinds 2018 gouverneur van Okinawa en de schrik van Tokio. Eind 2022 werd hij overtuigend herkozen. Hij heeft schoon genoeg van de not in my backyard-mentaliteit van het Japanse vasteland dat in zijn ogen minimaal vijftig procent van de bases zou moeten accepteren. Futenma moet geheel verdwijnen van ‘zijn’ eiland en nieuwe militaire installaties wil hij tegenhouden. ‘Zijn macht is echter beperkt’, zegt Nishie van de Okinawa Times. ‘Als gouverneur kan Tamaki vergunningen voor nieuwe projecten tegenhouden en zaken traineren, maar vroeg of laat begint de staat een rechtszaak om de plannen toch door te drukken. En de staat wint altijd.’

Ook wil het bestuur in Naha meer transparantie over de exacte hoeveelheid militairen op het eiland. Dat is echter een van de best bewaarde geheimen. Nishie: ‘In 2011 waren hier zo’n 37.000 Amerikaanse militairen en gezinsleden gestationeerd. Sindsdien heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie geen nieuwe cijfers gepubliceerd. Journalisten kunnen er niet achter komen en de Japanse regering houdt zich op de vlakte.’

Het voedt het wantrouwen van veel Okinawanen ten aanzien van het beleid van Washington en Tokio. ‘De Amerikanen moeten zich focussen op de oorlog in Oekraïne en kunnen niet ook actief zijn in deze regio’, zegt Shima van The Ryukyu Shimpo. ‘Dus gebruiken ze het leger om hun macht te vergroten en oefenen ze druk uit op Tokio om meer geld aan defensie te besteden. De Japanse regering speelt daar gretig op in. De boodschap luidt: China vormt een steeds grotere bedreiging en als we nú niets doen worden we zeker aangevallen. Dit valse narratief wordt gebruikt om Okinawa extra te belasten.’

In plaats van deze bangmakerij willen de Okinawanen dat de Japanse regering streeft naar betere verhoudingen met China (en ook Noord-Korea) en de diplomatieke weg bewandelt, aldus Shima. ‘Een beleid van verzoening zou veel spanningen uit de lucht halen. Nu loopt Tokio vooral achter Washington aan en wij betalen daarvoor de hoogste prijs.’