Mijn neefje van twintig heeft al een paar jaar verkering met een leuk en ook nog eens bloedmooi meisje. Op Facebook brengen ze hun relatie in kaart. Samen uit wokken op Valentijnsdag, verkleed als cowboy en -girl met carnaval, op bezoek bij haar familie op de Antillen, een dagje Amsterdam om hun zoveeljarig bestaan als geliefden te vieren. Fascinerend vind ik ze, die foto’s. Alleen al de hoeveelheid is indrukwekkend, maar minstens zo treffend is hoezeer al die foto’s precies op elkaar lijken. Het decor verandert, maar te midden daarvan staan mijn neefje en zijn vriendin, immer glimlachend, zij met jaloersmakend mooie kuiltjes in haar wangen, hij met een beschermende arm losjes om haar schouders. Een eigenaar, niet alleen van haar, maar van iets groters. De liefde, of toch in elk geval de manier waarop die wordt gemarkeerd: met uitstapjes, vakanties, vieringen. Met een glimlach, een selfie in de spiegel en hartjesvormige emoticons.

Aan mijn neefje en zijn vriendin moest ik denken toen ik de zwart-witfoto’s uit Cor Jarings naaktarchief zag. Of nou ja, naakt: intieme lichaamsdelen zijn op de meeste foto’s niet te zien. Eén tepel, welgeteld, en een paar billen. Studentenmeisjes in badpak, schrijlings zittend in het gras, gedrapeerd over een dijk, lippen een stukje van elkaar, ogen geloken. Een mix van keurigheid en ongemak, van bravoure en schaamte. Ze weten wel hoe het zit, die meisjes, maar het is een imiterend weten, niet de scheppende variant.

Een antwoord op de vraag, niet de vraag zelf.

Hoe ziet vrouwelijkheid eruit? Zo.

Wat is romantiek? Dit.

Kijk eens in mijn camera.

Net als de foto’s van mijn neefje zijn Cor Jarings foto’s te geënsceneerd om voor ongedwongen door te gaan. Toch willen ze wel graag die schijn wekken. Een meisje op een badhanddoek, waar zo-even de fotograaf zelf nog naast lag. Een ander meisje, op de rug gezien, in een katoenen broekje – boven de rand nog net de band van haar omlaag geschoven bikinitopje. Hun naaktheid is die van de zomer, van blote voeten in het gras en een zonnebril in het haar. Hun seksualiteit is van het romantische soort, niet van het perverse; de foto’s beantwoorden eerder aan een ideaal dan dat ze dat in twijfel trekken.

Wat me ontroert aan die foto’s van Jaring is hetzelfde wat me ontroert aan de foto’s die mijn neefje online zet: hun verlangen naar de verbeelding van intimiteit, en de noodzakelijke mislukking die daaruit volgt. Want wie intimiteit in scène zet doet die onvermijdelijk ook direct weer teniet. Het wordt een nabootsing, een verhaal, een reproductie van iets wat al vervlogen is, of misschien überhaupt nooit grijpbaar was. Het wordt een plaatje van een glas wijn bij kaarslicht, of van een meisje op het strand, starend in de lens van de fotograaf, gestold in een moment dat nooit los van de foto heeft bestaan.

Wat werkelijk intiem is, delen we met niemand anders. Publieke intimiteit is per definitie geveinsd. Toch is het onderscheid niet zo simpel. De scheidslijn tussen het persoonlijke en het politieke is al lang vervaagd, en dat geldt evengoed voor de grens tussen oprechtheid en veinzen. De foto’s van mijn neefje en zijn vriendin mogen zijn opgebouwd uit romantische clichés, ze zijn wel degelijk óók gemeend. Ze vormen zelfs een wezenlijk onderdeel van hun relatie. De pose hoort bij het spel van zien en manipuleren hoe je gezien wordt, bij jong zijn in de 21ste eeuw en altijd een telefoon in de aanslag hebben om elk moment te veranderen in een vastgelegd moment. Wie zich nog geneert voor de kunstmatigheid van poseren, is praktisch een fossiel.

Ik kan me niet voorstellen dat het bij Cor Jaring wezenlijk anders was. Zijn camera vormt de verbinding tussen hem en de meisjes. Sterker nog: het is zijn camera die de voorwaarden van de intimiteit schept tussen hen. In zijn lens worden ze zijn muzen, kunnen ze zich vrijheden permitteren waar ze normaal gesproken misschien veel te verlegen voor zouden zijn. Het zijn geen professionals, deze meisjes, het lukt ze niet helemaal om natuurlijkheid te pretenderen. Misschien was dit wel precies waar Jaring naar op zoek was, en kunnen de foto’s gezien worden als een experiment met intimiteit, eerder dan als een gefaald verlangen naar intimiteit. Zijn camera ontmaskert de pose als een pose, laat zien hoe onzinnig de grens is tussen wat we als natuurlijk en wat we als artificieel beschouwen. In de reflectie van de zonnebril vangen we een glimp op van zijn gestalte, en zijn schaduw raakt net de teen van het opgekrulde meisje op de handdoek. De fotograaf is aanwezig in het beeld, de illusie valt in duigen.

Wat werkelijk intiem is, delen we met niemand. Publieke intimiteit is geveinsd

Dat wegvallen van het onderscheid tussen echt en nep, tussen natuurlijk en geënsceneerd, wordt mooi gethematiseerd in de sciencefictionfilm Her (Spike Jonze, 2013), waar intimiteit handelswaar is geworden. Hoofdpersoon is Theodore Twombly, een pas gescheiden en nogal eenzame grootstedelijke dertiger wiens beroep het is intieme brieven te schrijven in opdracht. De ene na de andere gevoelige liefdesbrief zuigt hij uit zijn duim voor mensen die de tijd, het geduld of het talent niet hebben voor romantiek. Zelf wordt hij verliefd op een besturingssysteem dat uit niets bestaat dan de stem van Scarlett Johansson (‘Samantha’). Maar dat is genoeg om de illusie van een echte relatie te wekken, van een levende vrouw, zelfs van seks, en ook als kijker geloof je even dat zoiets werkelijk mogelijk is.

De toekomst die wordt opgetekend in de film is een verraderlijk verleidelijke. De technologie is er geen harde en meedogenloze mensenvervanger, maar een zachte, vriendelijke variant. Alles ademt nostalgie. Aan het stadsstrand liggen de mensen onder ouderwets gestreepte parasolletjes, hun appartementen zijn ingericht naar de smaak van de jaren vijftig, zestig en zeventig (van de twintigste eeuw, welteverstaan), de hele wereld baadt in de gloed van pasteltinten.

Het is een wereld van illusies en heimwee. Iedereen is wanhopig op zoek naar waarachtigheid en intimiteit en grijpt daarvoor terug naar een verleden dat nooit van hen is geweest. Het is Twombly’s baan om illusies te creëren, om een romantiek in stand te houden die al sinds Rousseau onverwoestbaar is: de romantiek van de authenticiteit, van puurheid en onschuld, van handgeschreven liefdesbrieven en wérkelijke gevoelens. Zelfs voor Twombly, die toch met zijn neus boven op de achterkant van deze decorstukken staat, bestaat er nauwelijks meer een onderscheid tussen de echte wereld en de illusoire. De illusie ís de echte wereld geworden. Het verlangen naar intimiteit mag onechtheid uitlokken, het wordt daarmee niet tenietgedaan – quite the opposite.

In Her wordt een wereld opgetekend van hipsterheimwee en zachtaardigheid, van milde kleuren en een verregaand je-ne-sais-quoi ondanks de ontmaskering van alles; een wereld die zijn onschuld al lang heeft verloren, maar daar liever zijn ogen voor sluit. Een wereld, kortom, die griezelig nauw verwant is aan de onze.

Dat wij als natie al tien jaar lang en masse naar een tv-programma als Boer zoekt vrouw kijken, laat zien hoe paradoxaal onze fascinatie voor intimiteit is, en hoezeer die lijkt op de verregaande obsessie in Her.

Wie Boer zoekt vrouw aan zet, waant zich in de jaren vijftig, toen de taken tussen mannen en vrouwen nog duidelijk waren verdeeld en de mensen nog op zoek waren naar iemand ‘voor altijd’. Tegelijk propageert het programma een type vrouwenbladenromantiek dat pas later in zwang kwam: een romantiek van praten en nog eens praten, over gevoelens en verwachtingen, over kinderen, hobby’s, exen.

Elk seizoen opnieuw verbaas ik me erover dat er steeds weer duizenden vrouwen zijn die ‘in de pen klimmen’ voor een boer. Dit jaar kreeg de jonge en relatief knappe tulpenboer Tom ruim vijftienhonderd brieven, een aanzienlijk aantal daarvan van jonge, hoogopgeleide vrouwen, bereid om naar zijn boerderij in Noord-Holland af te reizen en boerin te worden. Drie gelukkigen haalden de eindsprint en mochten uiteindelijk naar de ‘logeerweek’. We zagen de meisjes met kaplaarzen door de modder ploegen, tulpenbollen sorteren, naast Tom op een tractor plaatsnemen. Ze bakten een eitje voor hem en zijn makkers bij de lunch, en Tom zei dat hij daar behoefte aan had, een vrouw die een eitje bakt. Tom zei nog een aantal andere dingen, die op mij niet erg indrukwekkend overkwamen, maar die de vrouwen als een blok voor hem deden vallen. Dat Toms moeder fijntjes opmerkte dat ‘het werk altijd voor het meisje gaat’, deed daar niets aan af.

‘Hij heeft zulke leuke twinkeloogjes’, zegt elke vrouw over elke boer. Ook populair is: ‘Je durft jezelf nog niet helemaal te geven, zo met twee andere vrouwen erbij, maar je probeert toch zo veel mogelijk je echte jij te zijn.’

Die raadselachtige je-vorm om over zichzelf te praten, gebruiken ze allemaal. Misschien is het een vorm van dissociatie, een manier van spreken die in de loop der jaren in de Nederlandse taal is geslopen om over jezelf te praten zonder dat het al te intiem wordt. Het ‘je’ impliceert universaliteit, en dat is precies wat Boer zoekt vrouw beoogt: ‘Ontroerend, verrassend en ook herkenbaar voor iedereen. Ik raad iedereen aan te kijken!’ zegt presentatrice Yvon Jaspers op de website over het nieuwste seizoen. (Op diezelfde site staat ook haar bio te lezen. Ze valt op ‘woest aantrekkelijke’ mannen en vindt het romantisch om ‘in de avondzon lekker samen te eten’. Ook staat te lezen dat ze niet van alcohol houdt, maar wel van roosvicee. En dat vegen haar sterkste punt in het huishouden is.)

Kijken mensen naar Boer zoekt vrouw omdat het over echte mensen gaat, op zoek naar echte liefde? Omdat het, zoals Yvon suggereert, voor iedereen herkenbaar is? Ik weet in elk geval waarom ík kijk, en dat is om de knulligheid van het hele gebeuren. Het gestuntel, de gekopieerde psychologenpraatjes, het schaamteloze seksisme. Maar ook: de hoop op echte liefde, op duurzame intimiteit, iets om met niemand te hoeven delen. De dingen die mijn neefje niet op Facebook zet, de momenten dat Cor Jaring zijn fototoestel thuis liet.


Niña Weijers is schrijver. Haar debuutroman De consequenties won de Anton Wachterprijs 2014 en staat op de shortlist van de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil. Ze schrijft voor De Groene Amsterdammer over literatuur.


Beeld: (1) Dame in het riet, Naaktarchief ca. 1959(Cor Jaring / Stadsarchief Amsterdam); (2) In de Kennemerduinen, Naaktarchief ca. 1959 (Cor Jaring / Stadsarchief Amsterdam).