© VPRO

Er zijn Zomergasten die je verwacht. In de weken voordat ze bekend worden gemaakt, wordt er ter redactie altijd al gespeculeerd, nog net niet gewed. Was dat wel zo, dan had iedereen Lieke Marsman in zijn of haar poultje. Ze zou de Pogacar van de Zomergasten-poule zijn. Er zijn ook gasten die iedereen in zijn poultje zou plaatsen uit een zeker wensdenken, maar die lopen hier vooral op de redactie rond (Theodor Holman, Marja Pruis). Er zijn gasten in de categorie Zouden Ze Het Durven (John de Mol, Sywert) en gasten in de categorie In Godsnaam Niet Die (ik noem geen namen).

Er zijn ook gasten die een groot Waarom? vormen. De eerste gast van dit seizoen was er zo eentje. Niet dat Humberto Tan geen aimabel figuur is, maar is hij ooit wel eens iets anders dan aimabel? En is hij niet zo vaak geïnterviewd dat het moeilijk is nog iets nieuws te weten te komen? Voor zover presentatrice Janine Abbring dat probeerde, gebeurde dat niet. Tan was te ontspannen.

Sandra Phlippen, hoofdeconoom van een grote bank, was ook een Waarom. Als econoom is ze betrouwbaar en intelligent, een fijne spreker in talkshows. Niet iemand van boude stellingen en provocatieve statements. De Waarom, dacht ik, moet dus ergens in een bijzonder privé-leven zitten.

Dit stelde niet teleur.

Het duurde een poos voordat het gesprek bij Phlippens jeugd aankwam. Ze groeide op in Limburg, in Kerkrade, in een in onbruik geraakte kerk. Het gezin hoorde er niet helemaal bij in de streek. ‘We spraken thuis niet met dialect’, zei Phlippen, waarna door heel Nederland kijkers ‘Joh, echt, Beatrix!’ naar hun tv schreeuwden.

En toen kwam het. Een van de raarste momenten ooit bij Zomergasten. Oversharing op een manier die je niet vaak meemaakt. Phlippen vertelde dat ze heel close was met haar zus en mensen vaak dachten dat ze een tweeling waren. Hoeveel schelen jullie, vroeg Abbring. Dertien maanden, zei ze, en dat zei ze met een bepaalde intensiteit, alsof die dertien maanden een gevangenisstraf waren.

Haar zus had gezegd dat ze die dertien maanden doodongelukkig was – wat al een merkwaardige observatie was, aangezien die zus niet ouder kan zijn geweest dan dertien maanden.

Ik moet zeggen dat ze hiervoor een fragment liet zien uit Dead Ringers (1988) van David Cronenberg, waarin een tweeling minnaressen met elkaar deelt, zonder dat die het weten. Op zich al eng. Het fragment dat ze liet zien bevatte een droomscène waarin die tweeling aan elkaar vergroeid zat en een vrouw hun organen eruit beet.

Vroeger, vertelde Phlippen, deden we een spelletje. Mijn zus en ik. Eentje ging op een bureaustoel liggen en dan draaiden we die bureaustoel heel hard rond, terwijl we Stille nacht zongen. In het Duits. En als we dan van de stoel opstonden lag de ander op de grond – dood.

Soms moesten we dan huilen, zei Phlippen. Zo echt was het, zo goed kon je je elkaars dood voorstellen.

Héwat? Nu kwam de aap uit de onverwachte mouw – uit de broekspijp. Sigmund Freud verslikte zich in zijn thee, Carl Jung proestte zijn bier uit en Slavoj Žižek begon meteen een essay over haar te schrijven. Sandra Phlippen is niet zomaar een econoom. Ze bleek een Shirley Jackson-personage! Haar jeugd was We Have Always Lived in the Castle! Stond de Phlippen-tweeling ook voor de spiegel met een kaars: ‘One bloody Mary, two bloody Mary’? Kan de Phlippen-tweeling objecten met haar gedachten laten bewegen?

Natuurlijk had Phlippen als bevlogen econoom ook een bevlogen keuze aan fragmenten. Prachtig waren de beelden uit een goudmijn van de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salgado. De diepe uitgraving krioelde van de mensen, meer dan vijftigduizend groeven daar naar rijkdom. ‘Ik zag de geschiedenis van de mensheid voor mijn ogen’, zei Salgado. ‘Van de mijnen van koning Salomon tot de farao’s van Egypte.’

Voor Phlippen illustreerde dit ‘de wil tot welvaart’. Die wil had de mens gebracht tot waar we nu waren, en dat maakt het juist zo moeilijk dat we nu op een moment zijn gekomen waarin de wens tot méér welvaart en méér economische groei onmogelijk is geworden. In de geschiedenis kon ze geen voorbeelden bedenken van krimp die vrijwillig ontstond. Krimp moet worden opgelegd – en de overheid is daarin niet vooruitstrevend genoeg. Maar dat is bijna niemand: ze liet dan ook een fragment uit De zaak Shell zien, waarin een CEO in een boze monoloog van zich afbijt, als illustratie dat bijna niemand de volledige verantwoordelijkheid neemt.

Onderzoek wees uit zei ze, dat mensen best wilden consuminderen, of een ‘éérlijke prijs’ (dus inclusief milieuschade) wilden betalen voor reizen. Maar dan alleen als dat voor iederéén gold – ook de rijken. Wat de rijken betrof las ze een (heerlijk) fragment uit The Square als een metafoor van de aanval op de elite. Ze wisten niet hoe zich te verdedigen, hoe hun eigen woorden van veiligheid en inclusiviteit waar te maken.

Wat in meerdere fragmenten terugkwam, was Phlippens analyse dat de wereld te onoverzichtelijk is geworden; wetten en instituties zijn te complex. Mensen snappen het niet meer, en daarom gaan ze vertrouwen op wat ze wel kunnen waarnemen – soms is dat hun onderbuik. En zo, door zich af te sluiten van de grote wereld, gingen mensen in de stroom van complottheorieën en populisten zwemmen.

Wilde ze niet ooit de politiek in? Logische vraag. Ze zat er behoorlijk ministeriabel bij. Phlippen gaf een zeer politiek antwoord. Dat ze al zoveel kon bereiken op de plek die ze nu had. Ze vertelde niet (het werd ook niet gevraagd) of ze lid was van een politieke partij.

Ik zie haar wel zitten in Den Haag, op een groot ministerie. Maar dan wel rondjes draaiend op haar bureaustoel. Stille nacht, heilige nacht…

Zomergasten is terug te kijken via vpro.nl